DONDERDAG 26 APRIL 1917. 89 de hoogte van 90 cM. -f- N. A. P. worden gebracht. De Pro vincie heeft gevoeld, dat men zich niet mocht verzetten tegen den wensch van het Hoogheemraadschap. Over een door Lei den in te stellen beroep zullen Gedeputeerde Staten moeten worden gehoord en waar hun College gevoeld heeft, dat zij hunnerzijds moesten voldoen aan de eischen van Rijnland, daar is van een beroep van Leiden natuurlijk geen andere uitslag te verwachten. Ik geloof, dat ik door deze toelichting het den Raadsleden wel duidelijk zal hebben gemaakt waarom het hier eigenlijk gaat. Veel het ik hier dan ook niet meer aan toe te voegen. Alleen wil ik verbeteren de onjuiste opmerking van den heer van der Eist, als zou de hoogte van de sluisdeuren van de Rlee- kersluis nabij de Utrechtsche brug maar zijn 50cM. -f- N.A.P. Dit is niet het geval. De hoogte dier deuren is 85 a 90 cM.-f-N. A. P. Die deuren zijn hooger dan 50 c.M. N. A. P. zooals in de tegenwoordige keur staat; vroeger heeft daarvoor echtereene grootere hoogte gegolden en zeer vele der Rijndijksluizen hebben die grootere hoogte van de deuren nog. Wat de doorgang betreft tusschen den Rijndijk en de Plantage, moet ik opmerken, dat deze geheel buiten den Rijndijk ligt, daar deze van de Utrechtsche brug loopt over den Zoeterwoudschen en den Witten Singel. De heer Briët heeft er de aandacht op gevestigd, dat de huisjes langs den Hoogen Rijndijk door de verhooging geheel in een put zouden komen ti liggen. Deze zaak is door Rijn land goed onder de oogen gezien; er zijn slechts enkele huisjes laag gelegen, maar zij zijn alle door voortuintjes van den Hoogen Rijndijk gescheiden. Door den eisch van Rijnland waardoor de Hooge Rijndijk niet verhoogd, maar alleen niet verlaagd zal worden, zullen die huisjes derhalve niet in een slechter conditie geraken. De Voorzitter Mijne heeren, ik geloof, dat wij nu opeen uur zijn gekomen, waarop wij moeten eindigen. Nu zou ik den heeren in overweging willen geven om vanavond terug te komen, vooral met het oog op den tijdelijken maatregel ten opzichte van de salarissen van de politieagenten, die van daag toch moet worden afgewerkt. Willen de heeren dan niet, dat in den korten tijd, die dan nog overblijft, het ambulan- tisme wordt behandeld, dan vind ik dat goed, maar de kwestie van de salarissen van de politie moet worden afgehandeld. De heer Fokker. Misschien kan het nu nog worden af gehandeld. De Voorzitter. Van middag kan het niet meer. Ik kan het heusch niet helpen. Ik dring er inderdaad genoeg op aan, kort te zijn. Wanneer de heeren willen vergelijken de blad zijden van de handelingen van verleden jaar, dan zullen zij echter zien, dat het aantal heel wat is toegenomen. De heer Fokker. Ik ben verhinderd de vergadering van avond bij te wonen. Er stond ook niets van op den oproe pingsbrief. De heer Vergouwen kan ook de vergadering niet hij wonen en het zou toch ook wel jammer zijn, wanneer hij bij de behandeling van de kwestie van het ambulantisme niet aanwezig kon zijn. De Voorzitter. Ik stel juist voor, dat de motie van den heer Sijtsma niet zal worden behandeld. Die kan de volgen de keer aan de orde komen. Wat de rest betreft, vind ik het beter dat die van avond behandeld wordt. Hoe laat willen de heeren komen? Met het oog op het licht is het beter, dat wij vroeg beginnen. Vinden de heeren goed, dat wij om half acht weer aanvangen? De vergadering wordt geschorst tot 's avonds te uur. Voortzetting van de geschorste zitting des avonds te 77? uur. Aanwezig dezelfde leden, die in de namiddagvergadering tegenwoordig waren met uitzondering van de heeren Harte- velt, Vergouwen, Fokker, Fabius, Roem, van der Pot en de Boer. De Voorzitter. Zooals de heeren weten, zijn wij gebleven bij de besprekingen over het voorstel tot aanvaarding van de vergunning van het Hoogheemraadschap van Rijnland in zake de verbetering van den Hoogen Rijndijk. Wenscht nog een van de leden daarover het woord? De heer Fischer. M. d. V. Als niemand van de overige leden het woord verlangt, zou ik het navolgende in het mid den willen brengen. Voor het College van Burgemeester en Wethouders is een eerste punt van overweging geweest, of zij zich moesten verzetten tegen de eischen die Rijnland heeft gesteld inzake den Hoogen Rijndijk en wij hebben na rijp beraad, en ook na overleg met deskundigen, besloten dat niet te doen. De heer Hoogenboom heeft straks de reden daarvoor al opgegeven. Wanneer wij verzet zouden willen aanteekenen tegen Wat Rijnland verlangt uit den aard der zaakstellen wij buiten eenige kwestie voorop, dat Rijnland geen enkelen eisch heeft gesteld, die niet te goeder trouw is gedaan, dat spreekt vanzelfzouden wij in de eerste plaats terechtkomen bij de Provincie. Nu is het ons gebleken, dat van die zijde absoluut geen heil te verwachten is. Trouwens, het is dooi den heer Hoogenboom zooeven al aangestipt, de Provincie zelf is de eerste geweest, om zich geheel neer te leggen bij alle eischen die Rijnland heeft gesteld. Men kan natuurlijk over die eischen van opinie verschillen, maar waar Rijnland uit den aard der zaak die eischen te goeder trouw heeft gesteld, en er geen aanleiding is geweest, die aan te vechten, heeft het College van Burgemeester en Wethouders ook gemeend geen verdere stappen te moeten doen om zich daartegen te verzetten. Een tweede punt dat in overweging is geweest, was dit, of het wenschelijk zou zijn, om het werk, niettegenstaande de moeilijkheden die aan de uitvoering zouden zijn verbonden, toch door te laten gaan, en nu is na een zeer nauwkeurige overweging besloten om toch bij den Raad te komen met het voorstel om de zaak voor uitvoering voor te dragen. De toestand, zooals die op het oogenblik aan den Hoogen Rijndijk bestaat, is n.l. het grootste deel van het jaar betrekke lijk onhoudbaar. Het gaat hier niet alleen over een slikkerig voetpad, maar ook over de afwatering die ten eenenmale on voldoende is. Het karakter van den Hoogen Rijndijk is thans geheel anders dan vroeger. Vroeger was het een aardig laantje, maar tegenwoordig is het een groote verkeersweg, waar sedert jaren een dubbel tramspoor overheenloopt; de weg is geheel en al van karakter veranderd. Het gaat niet om het verkeer voor de voetgangers maar over den toestand in het algemeen en verder voornamelijk over de buitengewoon slechte afwatering. Nu zou men kunnen zeg gen laten wij de afwatering gaan verbeteren. Maar hier aan zijn groote bezwaren verbonden. Wij mogen toch in de dijken van Rijnland niet graven zonder daarvoor de toestem ming van het Hoogheemraadschap te hebben verkregen. Willen wij derhalve die afwatering gaan verbeteren, dan worden ons door Rijnland eischen gesteld. Welke die eischen zijn weten wij niet, maar in ieder geval zouden wij bij het Hoogheem raadschap terecht moeten komen. Zelfs al zouden er door Rijnland geen eischen worden gesteld, dan zou deze verbete ring veel geld kosten zonder dat een toestand van blijvenden aard zou kunnen worden geschapen. Wanneer wij toch zullen overgaan tot eene definitieve verbetering van den Hoogen Rijndijk, dan moet er vanzelf verandering komen in de wijze van afwatering, zooals wij die nu zouden^aan maken. Evenmin zou de beplanting definitief kunnen zijn.'Dit zijn de overwegingen, die Burgemeester en Wethouders er toe hebben gebracht om zich neer te leggen bij den eisch van Rijnland en den Raad voor te stellen met de verbetering van den Hoogen Rijndijk voort te gaan. Er is nog een tweede reden, waarom Burgemeester en Wet houders aan den Raad dit voorstel doen. Met den heer Hoogenboom verschil ik van meening aangaande de last, die de bewoners van den Hoogen Rijndijk van de uitvoering van den eisch van Rijnland zullen ondervinden. De heer Hoogen boom zegt, dat de kruin van het voetpad op verschillende plaatsen ligt boven de voortuinen en drempels der huizen en daarin zal weinig verandering komen, wanneer men den dijk zal leggen ter hoogte van 90 c.M. N. A. P. Hierin ben ik het met den heer Hoogenboom niet eens, dat hierdoor de last voor de bewoners niet grooter zal worden. Wanneer men de teekeningen inziet, die in de Leeskamer ter visie hebben gelegen, dan kan men daarop zien, dat het voor muurtje voor sommige huizen 30 c.M. zal moeten worden verhoogd. Op sommige gedeelten van den dijk zal de ver hooging wat meer, op andere gedeelten weer wat minder be dragen, en nu is het lang niet hetzelfde of men die verhooging zal krijgen op zeer korten afstand van de ramen, of dat de kruin van het verder verwijderde voetpad op die hoogte zal komen te liggen. In het eerste geval zal men er veel meer last van ondervinden. Hoewel ik dus hierin met den heer Hoogenboom van meening verschil, zou ik toch den Raad willen adviseeren met het voorstel van Burgemeester en Wet houders mede te gaan. Het mag dan voor enkele personen wat onaangenaam zijn, de algemeene toestand zal er zoozeer door worden verbeterd, dat het alleszins aanbeveling verdient het laatste te verkiezen boven het eerste. De heer Hoogenboom. M. d. V. Een enkel woord in ver band met de laatste opmerking van den geachten Wethouder betreffende het nadeel, dat de bewoners langs den Hoogen Rijndijk zouden ondervinden. Hiermede ben ik het niet eens, om de eenvoudige reden, dat de huizen alle door een voor tuintje van den Hoogen Rijndijk en het te maken trottoir zijn gescheiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 15