86
DONDERDAG 26 APRIL 1917.
beter dat er vijf leden zijn. Wordt er dan een ziek, dan
blijven er nog altijd vier over, die dan een besluit kunnen
nemen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik weet niet, of Burgemeester
en Wethouders bereid zijn te antwoorden op de vragen van
den heer Aalberse. Hij heelt ze, geloof ik, reeds voor de
tweede maal gesteld, maar hij heeft er nog geen antwoord
op gekregen. Wat Burgemeester en Wethouders zullen ant
woorden, weet ik niet. Ik wil wel zeggen, dat ik in 1913 heb
gestemd vóór uitbreiding, en dat er voor roij geen reden is
om het standpunt, dat ik toen heb ingenomen, te gaan ver
anderen.
Ik sta nog op het standpunt, dat ik in 1913 heb ingenomen.
Het lijkt mij beter, dat de Commissie met 2 leden wordt
uitgebreid. De heer Aalberse heeft in 1913 toen weinig anders
gezegd dan nu. Alleen heeft hij er toen nog een woord van
hulde bijgevoegd voor den heer van der Eist, wat hij van
daag niet heeft gedaan. Ik zou zijn betoog van 1913 kunnen
leggen naast het betoog zooeven gehouden. Het komt precies
op hetzelfde neer. Maar ik sta ook nog op het standpunt
door mij in 1913 ingenomen en ik geloof niet, dat ik behoef
te motiveeren, waarom ik niet van meaning veranderd ben.
Ik vond en vind het nog beter, dat de Commissie uit 5, dan
uit 3 leden bestaat.
De heer Bots. M. d. V. Ik wil even motiveeren, waarom
ik er persoonlijk voor ben geweest om de Commissie tot 5
leden uit te breiden. De vorige maal heb ik er niet voorge
stemd, omdat de heeren Aalberse en Korevaar toen sinds
jaren lid waren van deze Commissie. Toen was er in dat op
zicht eene zekere geschiedenis, wat op het oogenblik niet het
geval is. De tegenwoordige Commissarissen zijn nog maar
betrekkelijk kort als zoodanig, werkzaam. Wanneer men eene
Commissie heeft van 3 leden en er treden een tweetal als
Commissaris af, dan zal men eene geheel nieuwe Commissie
krijgen, die van den gang van zaken niet op de hoogte is en
dat acht ik niet in het belang van de Commissie. Dit is voor
mij dan ook de reden, waarom ik er voor ben om de Com
missie uit te breiden met 2 leden.
De heer Zwiers. M. d. V. Met een enkel woord wensch ik
mijn stem voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders
te motiveeren.
Ik wil beginnen te zeggen, dat ik in het geheel geen ver
woed strijder ben voor de motie van den heer van der Eist,
noch voor het advies van de Commissie, noch voor het voor
stel van Burgemeester en Wethouders. Ik ga er mede mee,
maar zonder veel animo. Toch heb ik mij bij het voorstel
neergelegd, omdat ik in tegenstelling met den heer Aalberse
van meening ben, dat er sedert 1913 wel het een en ander
veranderd is. In 1913 waren er Commissarissen van groote
ervaring, mannen, die hadden medegewerkt aan de oprich
ting van de Electriciteitsfabriek en aan de uitbreiding
van de gasfabriek. Dit is een van de redenen geweest
waarom men toen uitbreiding van de Commissie niet noodig
oordeelde. Het zal den heer Aalberse evenwel niet zijn ont
gaan, dat de werkzaamheden van de Commissie zeer zijn
toegenomen. De uitbreiding van het aantal eenheden, dat per
jaar wordt afgeleverd, is zeer groot. Dit is eveneens het geval
met de toename van het aantal aansluitingen en contracten.
Ik kan den heer Aalberse de verzekering geven, dat er zelden
een week voorbij gaat, of wij krijgen contracten te beoordeelen
en die contracten loopen in verband met de tijdsomstandig
heden dikwijls over enorme bedragen.
Die hebben mede gemaakt, dat de werkzaamheden van de
fabrieken heel wat grooter geworden zijn dan zij vroeger
waren. De heer van der Eist vergist zich dan ook, wanneer
hij meent, dat de Commissarissen er met een enkel vergade
ringetje in de maand of in de drie maanden wel af zijn. Ik
kan hem verzekeren, dat de toestanden zoodanig zijn, dat de
Secretaris van de Commissie zich verplicht heeft gezien, eiken
dag stukken te laten halen of brengen. Het is dus niet slechts
een vergadering per 1, 2 of 3 maanden, maar een vergadering
per maand plus bijna dagelijksch werk. Dit is een'van de redenen,
waarom ik met het voorstel van den heer van der Eist kan
meegaan, ondanks de argumenten, die de heer Aalberse heeft
herhaald na zijn rede van 1913, in de onderstelling, dat alles
nog precies was al toen.
Dat er nimmer bezwaren zouden zijn ten opzichte van het
houden van vergaderingen, moet ik ontkennen. Juist in den
laatsten tijd heeft het houden der geregelde vergaderingen
zulke bezwaren opgeleverd. De toestand, dien de heer Aal
berse steeds heeft gekend, en waarin hij de Commissie heeft
verlaten, was deze, dat de vergaderingen op ongeregelde tijden,
maar na onderling overleg omtrent een voor alle leden ge-
schikten dag werden gehouden. Die regeling werd in 1913
ook als argument tegen de uitbreiding aangevoerd. Maar zij
is reeds sinds jaren afgeschaft, en ik heb den toestand niet
anders gekend dan dat op een bepaalden dag in de maand
geregeld vergaderd wordt. Daarnaast zijn soms buitengewone
vergaderingen noodig; verleden jaar, meen ik, zijn we eens
zelfs drie keer in een week bijeengeweest. Ik wijs hierop,
omdat de heer Aalberse vroeg, of er dan sinds 1913 iets ver
anderd was. Ik meen, dat de toestand èn wat de fabrieken,
èn wat de Commissie zelf betreft, wel veranderd is.
Ik ga dus mee met het voorstel van den heer van der Eist,
maar, ik zeg het ten slotte nog eens, zonder er warm voor
te loopen, en zonder te meenen dat het wel en wee onzer
lichtfabrieken er van af zou hangen.
De heer Briët. M. d. V. Ik ben het geheel met den heer
Aalberse eens, en ben ook den vorigen keer met hem mee
gegaan. Maar nu de Voorzitter van de Commissie voor de
Gasfabriek zelf wel gevoelt voor de uitbreiding en de Com
missie het zelf wenscht, wil ik wel met het voorstel van den
heer van der Eist meegaan. Gingen wij niet tot uitbreiding
over, dan zou de Commissie zich daar later op kunnen be
roepen en beweren, dat zij haar taak niet kon vervullen.
De heer A. Mulder. M. d. V. Ik ben het geheel eens met
hetgeen gezegd is door den heer Aalberse en ik ben in mijn
meening versterkt door de houding van de Commissie zelve.
De heer Zwiers heeft gezegd, dat het misschien wel iets ge-
wenschter zou zijn, de Commissie uit te breiden en het voor
stel van Burgemeester en Wethouders is ook al heel slapjes.
Ik geloof, dat het hier net is als met een schipals men
veel kapiteins op een schip zet, heeft men kans dat het ver
ongelukt! Hoe grooter het aantal leden van een commissie
is, des te moeilijker werkt men en des te minder wordt er
uitgevoerd. Als alles goed loopt, is er geen bezwaar, maar
als er spannende momenten zijn, geloof ik dat wanneer er een
commissie van vijf leden is, deze een zekere macht vormt bij
stemmingen in den Raad. Ik meen, dat ook dit een reden is,
om bezwaar tegen de uitbreiding te hebben.
De heer van Hamel. M. d. V. Ik wil even herhalen wat ik
ook reeds in de vergadering van het College heb gezegd,
dat ik volkomen sta aan de zijde van den heer Aalberse, die
in 1913 en riu allerlei argumenten heeft aangevoerd tegen het
voorstel.
Het komt mij voor, dat de vergelijking, die gemaakt wordt
met Endegeest, absoluut niet opgaat.
Als ik zie, wat er thans gebeurd is bij de benoeming van
een lid van de Fabricagecommissie, dan bekruipt mij de
vrees, hoe wij zullen moeten komen aan een aantal leden die
genegen zijn, in de Commissie voor de Gasfabriek dat werk
te doen, dat door den heer Zwiers terecht is gesignaleerd, niet
als maandwerk, maar als dagelijksch werk. Óp grond hiervan
komt het mij voor, dat wij niet tot uitbreiding moeten over
gaan, zelfs niet tot het nemen van een proef.
De Voorzitter. De heer Briët heeft zeer juist het standpunt
van Burgemeester en Wethouders gekenschetst. Burgemeester
en Wethouders zijn het eens met hetgeen door den heer
Aalberse is opgemerkt, behalve de heer Bots. Ik geloof ook,
dat wil men de zaken goed behartigen, men niet moet over
gaan tot de uitbreiding van de commissie tot 5 leden, tenzij
men door meerdere uitbreiding wil komen tot meerdere
concentratie. Daarom heeft de heer Aalberse terecht gezegd:
Ik heb liever eene commissie van 7, dan van 5 leden. Men
weet wat er van het circuleeren van stukken terecht komt,
wanneer men de Commissie gaat uitbreiden. Het is m. i. dan
ook beter om de Commissie zoo te laten of haar uit te
breiden tot 7 leden. Burgemeester en Wethouders hebben
evenwel van de Commissie zelf vernomen, dat zij deze uit
breiding wenschen. Die Commissie wordt door den Raad ge
kozen. En wat kunnen Burgemeester en Wethouders dan
anders doen dan adviseeren er de proef mee te nemen? Bevalt
het niet dan kost het maar weinig moeite om er weer verandering
in te brengen. Dit is het standpunt door Burgemeester en
Wethouders tegenover dit voorstel ingenomen. Ik geef toe,
dat Burgemeester en Wethouders met deze verandering niet
zeer ingenomen zijn, maar er is geen bezwaar om eene proef
te nemen, te meer waar de Commissie de uitbreiding wenscht.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening, in stem
ming gebracht, wordt aangenomen met 17 tegen 9 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Bots, Roem, Fischer, J. P. Mulder,
Sijtsma, de Boer, Huurman, van der Lip, van Gruting, van
Tol, van Romburgh, Zwiers, Hoogenboom, Botermans, van der
Eist, Briët en Fokker.
Tegen stemmen de heerenv.an Hamel, van der Pot, Pera,
Aalberse, A. Mulder, Reimeringer, Sasse, Hartevelt en Ver
gouwen.
(De heer Fabius had tijdens de behandeling van dit punt
de vergadering verlaten).