DONDERDAG 26 APRIL 1917.
85
een advies van de Commissie in een andere richting. Na zou
ik er wel op willen wijzen, dat wanneer men die twee ad
viezen naast elkaar legt, men dit vei schil heeft, dat men nu
een advies heeft van een Commissie, bestaande uit leden, die
allen nog betrekkelijk kort lid zijn, en dat men toen een
rapport had van een Commissie, waarvan de leden reeds lang
zitting hadden, die de oprichting van de Electrische Centrale
had meegemaakt, en die dit is een argument dat ik toen
erbij gevoegd heb en dat ik nu weer erbij wil voegen
zelf overwogen had, of het niet wenschelijk was, de Commissie uit
te breiden van 3 tot 5 leden in verband met de uitbreiding
der werkzaamheden door de oprichting van de Centrale, maar
die toch, na de zaak van alle kanten bekeken te hebben, het
niet wenschelijk geoordeeld had de Commissie verder uit te
breiden, hoewel het juist toen, bij de oprichting van de
Centrale, wel een moment daarvoor zou geweest zijn.
Nu zegt de heer van der Eist, dat er in andere plaatsen
wel commissies van zeveu leden zijn, en hij noemde in dat
verband Rotterdam en de Provinciale Commissie voor Noord-
Holland. Ik zou willen zeggen Ik ben ook onmiddellijk bereid
om de Gascommissie tot zeven leden uit te breiden, omdat
er dan toch een dagelijksch bestuur van drie leden zal worden
gevormd, en wij behouden dan dus toch feitelijk een com
missie van drie leden, maar er komen vier bijloopers bij, die
zoo nu en dan eens, op een jaarvergadering of zoo, zullen
aanwezig zijn. Het werk dat nu geschiedt door de commis
sarissen, zal dan geschieden door de gedelegeerd commissaris
sen. Laat men maar opletten, hoe het in de practijk gaat
met groote bedrijven. Daar vindt men ook dikwijls veel com
missarissen, vooral bij levensverzekeringmaatschappijen, waar
men graag geurt met mooie namen van vooraanstaande man
nen, baronnen, jonkheeren,
De Voorzitter. Kamerleden!
De heer Aalberse. Kamerleden ook. Ik mag nu wel zeggen,
dat dat óók vooraanstaande mannen zijn! Dikwijls vindt men
er dan ook een paar menschen onder, die niet zoo'n mooien
naam hebben, maar bij hun naam staat een sterretje, en dat
beteekent dan, dat zij gedelegeerd commissaris zijn. Zij zijn
het, die eigenlijk het werk doen, de anderen zitten er voor
de parade bij. Waar men echter dergelijke namen niet voor
de parade noodig heeft, vindt men ook zulke groote colleges
gewoonlijk niet.
Daar doet men het in den regel liever met een klein
college van 3 personen. .Wanneer onze gasfabriek eene Naam-
looze Vennootschap was en ik in het bezit was van aandeelen
daarvan, dan zou ik in het belang van mijn eigen portemon-
naie stemmen tegen de uitbreiding van het aantal commis
sarissen. Het geldt hier eene verantwoordelijke betrekking.
Dit argument is door den heer van der Eist gebruikt ter
verdediging van zijn voorstel tot uitbreiding van de Commissie.
Dit is evenwel voor mij juist een reden om daartoe niet over
te gaan. Wanneer men met 3 personen is, dan heeft men
het gevoel, dat ieder besluit genomen wordt bijna geheel met
zijn eigen verantwoordelijkheid. Wanneer er gestemd wordt
en één stemt vóór en een ander tegen, dan geeft het derde
lid de beslissing en heeft hij derhalve de volle verantwoor
delijkheid te dragen. Maar ook gevoelen de andere leden
hunne verantwoordelijkheid meer, omdat men de volle ver
antwoordelijkheid slechts door 3 moet deelen. De persoonlijke
verantwoordelijkheid is in een college van 3 in ieder geval
veel grooter dan in een college van 5 personen.
Dan is er nog een praktisch bezwaar tegen de uitbreiding.
De heer van der Eist heelt nooit in deze Commissie zitting
gehad; in dat geval zou hij nooit hebben kunnen beweren,
dat de Commissie voor de Lichtfabrieken minder spoedeischende
gevallen te behandelen krijgt dan de Commissie van Fabri
cage. Alle dagen zijn er beslissingen te nemen. Nu kan men
veel gemakkelijker 3 leden bij elkaar roepen dan 5, en wan
neer men stukken wil laten circuleeren, waarop door ieder
zijn opmerkingen of goedkeuring worden gezet, dan kan dit
veel sneller gaan met 3 dan met 5 personen, en kan er,
indien de Commissie bestaat uit 3 personen, in één dag eene
beslissing zijn genomen.
Het grootste bezwaar, dat ik tegen dit voorstel heb, is ech
ter het volgende. Ik ben 10 jaar lid van deze Commissie' ge
weest en in die jaren is het, voor zoover ik mij herinneren
kan, slechts eenmaal voorgekomen dat ik niet ter vergadering
ben geweest. Dit kon, omdat het slechts eene Commissie van
3 leden was. Moest er eene vergadering worden gehouden,
dan werd er telefonisch een dag afgesproken, waarop ieder
tegenwoordig kon zijn. Men kan natuurlijk plotseling ver
hinderd worden, zooals dien eenen keer bij mij het geval
was Maar toen had ik van te voren nog kennis genomen van
de te behandelen onderwerpen en mijn advies kunnen uit
brengen. Er waren toen wel 2 leden tegenwoordig, maar toch
werd feitelijk de beslissing door 3 genomen. Iedereen gevoelt,
dat wanneer men met 5 is, dit terstond geheel anders is. Ik
heb in dit opzicht praktische ervaring opgedaan met de Com
missie voor de herziening der loonregeling. Dat is eene Com
missie van 5 leden. En nu geef ik U de verzekering, dat het
vaak zeer moeilijk is, het zóó te regelen, dat ter vergadering
alle leden tegenwooraig kunnen zijn, hoewel alle leden er hun
best voor doen en er een vaste avond voor is bepaald. Toch
gebeurt het meermalen dat een van de leden niet tegenwoor
dig kan zijn. Dit zal men nog veel meer krijgen bij deze
Commissie, die soms 2 a 3 keer per maand moet vergaderen.
En dan nog dit: Wanneer men met 3 personen is, dan blijft
men permanent van het bedrijf ten volle op de hoogte. Heelt
men eene Commissie van 5 leden, dan is dat niet geval. Nu
eens zijn er 4, dan weer 3 leden aanwezig. Nu eens blijft A
weg en dan weer B of C, zoodat allen niet ten volle op de
hoogte zijn van het bedrijf.
Nu heb ik in de stukken niets kunnen vinden, wat lijkt op
eene weerlegging van de argumenten, indertijd door den heer
Korevaar en mij tegen dit voorstel in het midden gebracht.
En nu vraag ik dit: Wat is er sinds 1913 gebeurd, waaruit
duidelijk blijkt, waarom Burgemeester en Wethouders van
meening zijn te moeten medegaan met het voorstel van den
heer van der Eist om het getal der leden van deze Commis
sie te brengén van 3 op 5. Wanneer ik die redenen niet ver
neem, dan kan ik, hoezeer het mij ook spijt, niet medegaan
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, want ik
acht deze uitbreiding niet in het belang van een goed beheer
van onze Lichtfabrieken.
De heer van der Elst. M. d. V. Een enkel woord naar
aanleiding van hetgeen de heer Aalberse heeft gezegd. De
heer Aalberse verwijt Burgemeester en Wethouders en de
Commissie, dat zij geen enkel motief hebben aangevoerd,
waarom zij ineens meegaan met mijn voorstel en niet bleven
staan op het standpunt dat zij vroeger hebben ingenomen,
ik zou willen zeggen, dat de heer Aalberse ook geen enkel
nieuw gezichtspunt heeft geopend en eenvoudig heeft herhaald
allerlei bezwaren, die hij indertijd tegen mijn voorstel heeft
ingebracht. Ik zal hem op dien weg niet volgen: ik wil niet
in herhalingen treden.
De heer Aalberse zegt: Er kunnen in Noord-Holland wel
zes of zeven leden zijn, maar dan zijn er natuurlijk een of
twee gedelegeerden, die de zaken afdoen met de directeuren.
Dat is wel mogelijk, het is mij niet bekend; maar er zullen
toch wel veel hoofdzaken zijn, die door de Commissie in haar
geheel moeten worden beslist en waarvoor zij in haar geheel
moet bijeenkomen.
Ik blijf het verkeerd vinden, dat zoodra wanneer er een
lid ontbreekt, de Commissie slechts bestaat uit twee personen.
Dat vind ik te weinig en dat acht ik niet in het belang van
een goede behandeling van de zaken, die zelve van groot
belang kunnen zijn.
De heer Aalberse. M. d. V. Ik wil nog dit even zeggen.
De heer van der Eist verwijt mij, dat ik geen enkel nieuw
argument heb aangevoerd, dat ik enkel herhaald heb de
argumenten, die in 1913 hier aangevoerd zijn, en hij vindt
het onbillijk van mij om te vragen van hem en van Burge
meester en Wethouders, om wél met nieuwe bewijzen te
komen. Ik geloof, dat dat een allerzonderlingste voorstelling
van de zaak is. Ik heb dit gezegd: De Raad heeft in 1913,
meegaande met de argumenten, die door de toenmalige Com
missie zijn aangevoerd, besloten niet mee te gaan met het
voorstel om de Commissie uit te breiden van drie tot vijf
leden. De argumenten van toen heb ik nog eens herhaald,
omdat zij naar mijn meeniug nog precies zoo gelden. Waar
men nu gekomen is met het voorstel, om toch tot uitbreiding
over te gaan, heb ik gevraagd: Wat is er dan gebeurd, dat
aaideiding kan zijn om op de vroegere beslissing terug te
komen? Ik geloof, dat die vraag volkomen rationeel was en
dat ik volkomen gerechtigd was, te herinneren aan de klem
mende argumenten van 1913, en te vragen: Noem mij argu
menten, waaruit blijkt, dat de Raad zich in 1913 bijna unaniem
vergist heeft en dat hij nu op zijn beslissing van toen moet
terugkomen. Het komt toch ten slotte hierop neer, dat de
Raad moet terugkomen op een beslissing, die na rijp beraad
in 1913 is genomen. Daarvoor moeten argumenten bestaan
en die heb ik in de stukken gemist.
De heer Botermans. M. d. V. Ik zal meegaan met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders om de Commissie
uit te breiden. In de .eerste plaats in verband met de uit
breiding van de fabriek. Wij hebben immers besloten tot
aankoop van de begraafplaats en van alle huizen, die noodig
zijn voor de uitbreiding van de fabriek. Daarom vind ik het
goed, dat er meer Commissarissen zijn om toezicht te houden.
Bovendien, wanneer er drie leden zijn, dan blijven er, wanneer
een lid ziek wordt, slechts de voorzitter met één lid over en
die moeten dan samen besluiten nemen. Er kunnen er zelfs
twee ziek zijn en dan blijft er maar één over. Daarom is het