68
DONDERDAG 29 MAART 1917.
niet gebeurd, althans er is mij niets van bekend. Dan kan
men den volgenden keer den gevvenschten candidaat stemmen,
in dit bijzondere geval een Sociaal Democraat.
De heer Fokker. M. d. V. Van je vrienden moet je het
maar hebben, dacht ik, toen ik den heer van der Eist daar
hoorde, die ten slotte het voorstel-Briët aanbeval. Ik ben het
niet met hem eens. Ik zou meenen, dat wij een betere keus
kunnen doen, als wij voorgelicht zijn door de Plaatselijke
Schoolcommissie door een nieuwe aanbeveling dan dat wij
op ons eigen houtje gaan zoeken, al is het dat wij daar veertien
dagen voor nemen. Daarom voel ik meer voor de motie, door
den heer Sijtsma met mij ingediend, dan voor het voorstel
van den heer Briët, hoewel ik in tweede instantie mijn stem
daaraan zal geven.
Wat is gebleken, ook uit het gesprokene door den heer
Pera? Dat de Plaatselijke Schoolcommissie en de sprekers hier
het roerend eens zijn, maar dat, toen het request te dezeT
zake bij de Schoolcommissie ingediend was, het onmogelijk
was gemaakt, om daarop verder acht te slaan, omdat al
iemand gepolst was; en wanneer niet reeds iemand gepolst
was, zoo heb ik den heer Pera begrepen, zou de zaak anders
besloten zijn. Maar moet de Raad nu en daarop komt het
neer gaan benoemen uit een aanbeveling van de Plaatse
lijke Schoolcommissie en dan het liefst een van de heeren,
die gepolst zijn want anders geeft het polsen niets
omdat nu al eenmaal iemand gepolst is? Dat mag geen reden
zijn voor den Raad, om te zeggen: wij vinden uw aan
beveling prachtig
De heer van der Lip. Stem dan een ander!
De heer Fokkermaar: wij zouden liever zien, dat
U een andere aanbeveling maakte, waardoor de verschillende
richtingen beter vertegenwoordigd zullen zijn. Als de commissie
een dergelijk verzoek van den Raad met de aanbeveling
terug krijgt, dan zal zij dat vriendelijk en niet onaangenaam
opnemen, en zal zij zeggengelukkig, nu heb ik steun aan
den Raad, degene die gepolst is, zal het nu niet onaangenaam
vinden, omdat de Raad het anders wenscht en wil, dat er
iemand van andere richting op de aanbeveling komt. Ik ge
loof, dat dan de Commissie met den Raad over dat be
zwaar zal heenstappen, dat wij gerust een dergelijk verzoek
tot de Plaatselijke Schoolcommissie kunnen richten. De School
commissie heeft zich naar een mededeeling, door de heer
Pera, hier straks gedaan, gestooten aan de bewoordingen
waarin het verzoek was vervat, en ook daarin aanleiding ge
vonden om er niet op in te gaan.
Ik vind dat van de Schoolcommissie niet juist gezien, laat zij
bedenkenelk vogeltje zingt zooals het gebekt is. Wij krijgen
meer adressen van Sociaal-Democraten, die ook niet altijd
even vriendelijk gesteld zijn, maar wij weten nu eenmaal,
die heeren spreken zoo. Wij kijken in het algemeen meer
naar den inhoud van een verzoek, dan naar de wijze, waarop
het gesteld is. Dit neemt niet weg dat principieel ik in het
betoog van den heer Pera een grooten steun voor ons voor
stel heb gekregen, dat ik nogmaals ik hoop nu voor het
laatst bij den Raad warm aanbeveel.
De heer Briët. M. d. V. Ik meen, dat er nog drie bezwaren
bestaan tegen de motie van den heer Fokker. In de eerste
plaats wordt daarin gesproken van de «evenredige vertegenwoor
diging der verschillende richtingen." Men zou nu wèl kunnen
spreken van de evenredige vertegenwoordiging van politieke
partijen, omdat men daarvan de stemmen kan tellen, maar
de evenredige vertegenwoordiging van verschillende richtingen
lijkt mij een onjuistheid. Bovendien is het ook daarom niet
juist, omdat ik het voldoende acht, dat de verschillende
richtingen vertegenwoordigd zijn, maar of het precies even
redig is, is voor een lichaam als de Plaatselijke Schoolcommissie
absoluut niet uit te maken.
De heer Sijtsma. Zooveel mogelijk!
De heer Briët. Dan wordt de motie alweer gewijzigd, maar
dan zou ik nog willen weten, wat zooveel mogelijk is.
Een tweede bezwaar tegen de motie, is dat, hetwelk de
heer van der Lip zoo sterk doet gelden, n.l. dat men een
aanbeveling als deze niet kan terug zenden, omdat wij volkomen
vrij zijn, om te stemmen, zooals wij willen.
En het derde bezwaar is, dat de motie overbodig is, zooals
wij van den heer Pera gehoord hebben, omdat de Plaatselijke
Schoolcommissie het roerend met ons eens is, en bereid is,
om menschen van die richting in de commissie op te nemen.
Daarom acht ik de motie verkeerd en overbodig, en moet
ik den Raad dus aanraden, om tegen de motie te stemmen.
Het is een ander geval met mijn voorstel.
De heer Fokker. Daar is natuurlijk geen bezwaar tegen!
De heer Briët. Zooals vanzelf spreekt raad ik den leden
aan mijn voorstel aan te nemen. Daartegen bestaat m. i.
geen enkel bezwaar.
De heer van der Lip heelt gezegd: «de heeren zullen van
te voren de hoofden wel bij elkaar hebben gestoken om de
zaak te bepraten." De geachte Wethouder onderstelt dus dat
er telkens voorvergaderingen worden gehouden waarbij de
zaken worden besproken, maar ik kan hem verzekeren, dat
dit in dit geval absoluut niet is gebeurd. Ik acht het wenschelijk
dat de Raad onderling nog eens kan overwegen, wie hij in-
plaats van deze heeren, die aanbevolen zijn, zal kunnen nemen,
iemand van de geestesrichting die bedoeld wordt door de
heeren Fokker en Sijtsma.
Naar aanleiding van hetgeen de heer Pera in het midden
gebracht heeft zou ik nog een opmerking willen maken. Ik
ben het eens met den heer Pera dat het zeer ten onrechte
is indien de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij de airs
aanneemt alsof zij alleen zou zijn »de" arbeiderspartij. Aan
den anderen kant meen ik echter dat het ook niet aangaat
te zeggen indien de heer Pera de meening van de School
commissie juist heeft weergegeven nu moet er een arbei
der in de Commissie zitten omdat het een arbeider is. Naar
mijne meening mag men iemand niet uitsluiten omdat hij
arbeider is. Met moet iemand benoemen, die geschikt en
bekwaam is voor zijn taak. Ik voel dus weinig voor hetgeen
de heer Pera heelt gezegd, dat men wel een arbeider moet
nemen, maar dit niet speciaal een Sociaal Democraat behoeft
te zijn. Ik zal nooit iemand uitsluiten omdat hij arbeider is,
maar het komt mij wenschelijk voor, dat men in die Commissie
iemand benoemt van Sociaal Democratische geestesrichting,
want dat is een geestesrichting. Indien dat de meening was
van de Commissie, dan zou ik er mij wel mede kunnen veieenigen.
Ik moet mijn voorstel dus blijven aanbevelen bij de Raadsleden
omdat het naar mijn bescheiden meening het eenvoudigst
is err het gemakkelijkt de quaestie tot een oplossing zal
brengen.
De heer Vergouwen. M. d. V. De heer Fokker heeft in
zijn laatste betoog gezegd: «het zal wel uitkomen hoe de
Raad over deze quaestie denkt door voor of tegen de motie
te stemmen." Daardoor zal echter niet uitgemaakt worden,
hoe de Raad over de quaestie zelf denkt. Men kan tegen die
motie zijn uit verschillende overwegingen zooals die zooeven
zijn medegedeeld. Ik zal eventueel ook tegenstemmen, maar
ik voel wat voor het idee om de verschillende richtingen te doen
vertegenwoordigen.
Er is nu reeds een aanbeveling ingezonden door de Commissie
en het is ons gebleken, dat daarvoor eenige heeren zijn ge
polst. Nu deel ik de meening van den heer van der Lip,
dat men deze aanbeveling niet terug kan zenden. Stuurt men
haar terug, dan kan de Schoolcommissie op het oogenblik
toch niet anders doen dan dezelfde aanbeveling weder in
zenden. Die heeren zijn nu eenmaal gepolst en de Commissie
is nu voor haar fatsoen verplicht die weder op te geven. De
Raad heeft zich nu uitgesproken, dat hij is voor vertegen
woordiging van de verschillende richtingen en de Commissie
kan bij een volgende gelegenheid, wanneer er weder een
vacature in die Commissie is, met de wenschen van den
Raad rekening houden. Blijkt het dat zij dit dan niet doet,
laat men dan doen als bij een vorige gelegenheid en onder
ling beraadslagen om er een geschikt man in te brengen.
Dat is bij vorige gelegenheden, zonder veel te praten, ook
gedaan. Er is toen gewoonweg onder elkaar beraadslaagd en
gezegd: er is onrecht gebeurd, die en die richting is nog
niet vertegenwoordigd in de Plaatselijke Schoolcommissie,
laten wij dus maatregelen nemen; en zoo zijn de menschen
er in gekomen. Wil de Commissie, of in een ander geval
welke Commissie ook, weggaan, dan moet zij dat zelf weten,
maar de Raad heeft ten allen tijde, ook op het oogenblik,
het recht, om buiten de aanbeveling om te benoenqen. Dus
laten wij alles laten, zooals het isj dan kunnen de Plaatselijke
Schoolcommissie en de Raadsleden den volgenden keer met
het gesprokene rekening houden.
De Voorzitter. Ik wilde nog één ding zeggen en ook de
motie bestrijden, omdat er absoluut niets uit blijkt. De heeren
willen aan de Plaatselijke Schoolcommissie een soort leiddraad
geven, de een voor dadelijk, als de aanbeveling teruggezonden
wordt, de ander voor in de toekomst. Maar ik ben het eens
met den heer van der Lip, dat men dan een motie had
moeten indienen: «De Raad, van oordeel dat ook in de
Plaatselijke Schoolcommissie vertegenwoordiging van ver
schillende richtingen speciaal van de Sociaal Democratische
gewenscht is,enz." Het adres zegt immers duidelijk de
wenschelijkheid uit te spreken, dat daarop alsnog worde
geplaatst een aanhanger van de Sociaal Democratische richting."
Als nu de motie van de heeren Fokker en Sijtsma aangenomen
wordt, kan de Commissie zeggen :vhet is absoluut niet noodig,
dat een aanhanger van de Sociaal Democratische richting in