36 Als College geven wij U derhalve in overweging aan den wensch van Gedeputeerde Staten tegemoet te komen en mitsdien het voorlaatste lid van art. 1 der in Uwe Vergade ring van 23 November j.l. vastgestelde verordening te schrappen en de verordening, aldus gewijzigd, opnieuw vast te stellen. Aan den Gemeenteraad, Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 3 Februari 1917. Naar aanleiding van het hierbij teruggaand schrijven van Gedeputeerde Staten dezer provincie van 9/12 Januari j.l., B.No. 7172 (3e afd.) G. S. No. 41, hebben wij de eer Uw College het volgende te berichten. Gedeputeerde Staten maken bezwaar tegen de in artikel 2 van de verordening, houdende reglement op het beheer en bestuur der Fabrieken door den Raad aangebrachte wijziging. Een bepaling, dat bij ontstentenis of verhindering van den Voorzitter onzer Commissie, deze wordt vervangen door het lid der Commissie, dat het oudste in diensttijd is, achten de Staten in strijd met art. 54 der Gemeentewet. Wij kunnen dat niet inzien, temeer, waar in de bedrijfs- verordening der Gestichten Endegeest, Voorgeest en Rhijn- geest eenzelfde bepaling voorkomt, welke in het jaar 1911 tot stand kwam en voor Gedeputeerde Staten toen geen bezwaar opleverde om deze verordening goed te keuren, (besluit van 14 Februari 1911). inderdaad achten wij een bepaling als deze niet in strijd met de wet, doch juist geheel in den geest ervan. Bij elke verhindering ol ontstentenis van den Voorzitter toch zal het niet altijd dadelijk mogelijk zijn hem door een ander lid van Uw College te vervangen. Dit zal ook niet steeds noodig zijn. Intusschen dient er voor gewaakt, dat ontstentenis of verhin dering van den Voorzitter zoo spoedig mogelijk wettelijk wordt gedekt. Wij kozen daarvoor een tijdperk van 30 dagen. De bepaling legt dus juist aan Burgemeester en Wethouders de verplichting op om met de aanwijzing van een vervanger niet te lang te wachten. Waar derhalve de bepaling juist strekt om de wet te doen naleven en uit een practisch oogpunt zeer gewenscht is, mee- nen wij U in overweging te moeten geven, Gedeputeerde Staten terug te doen keeren tot hun standpunt van 1911. Wat de tweede opmerking der Staten betreft, of n.l., nu art. 17 is gewijzigd, ook de zekerheid van den hoofdboek houder niet moet worden verhoogd, merken wij op, dat dit op een misverstand berust. Over de kas toch gaat een speciaal ambtenaar, de kassier. Zijn zekerheid, die bij besluit van Commissarissen geregeld is, en niet die van den hoofdboek houder, behoort dus gelijk te zijn aan het bedrag van het geoorloofd kas-maximum. De zekerheid van den kassier is dan ook bereids door ons tot f 25000.verhoogd. De zeker heid van den hoofdboekhouder geldt echter de algemeene gestie vhn het financieel beheer en behoeft dus door de in art. 17 aangebrachte wijziging geen verandering te ondergaan. Commissarissen voornoemd, J. A. Bots, Voorzitter. J. Draaijer, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 54. Leiden, 22 Februari 1917. Onder verwijzing naar nevensgaand advies van Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, waarmede -wij ons volkomen kunnen vereenigen, geven wij U in over weging op het mede hierachter afgedrukt request van den Voorzitter en den Secretaris der vier samenwerkende kleermakers organisaties, om het minimum-gasverbruik, dat tegen den prijs van 8 cent geleverd wordt, voor de kleermakers (thuiswerkers) te verhoogen, afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 3 Februari 1917. Naar aanleiding van het hierbij teruggaand adres van den Voorzitter en Secretaris der vier samenwerkende kleerma kers-organisaties, hebben wij de eer U te berichten, dat het ons voorkomt, dat niet dan in zeer buitengewone gevallen afwijking van het Raadsbesluit van 14 December 1916 betref fende herziening der tarieven van gas en electriciteit dient in overweging te worden genomen. Zeer zeker bestaat voor het geval van adressanten daartoe geen aanleiding. Waar toch in onze, en vele andere gemeen ten, groote schaarschte aan brandstoffen heerscht, verkeeren juist de kleermakers, die zich van gas bedienen, in een gunstige positie. Zij blijven althans onvoorziene omstandigheden buitengesloten verzekerd, dat zij hun bedrijf kunnen voort zetten en kunnen overwegen of zij hunne meerdere kosten niet op hunne klanten of werkgevers zullen verhalen. Daarbij zij herinnerd dat zij een hoeveelheid van 50 M3 voor 8 cents ontvangen, terwijl de kostprijs van het gas ongeveer 12 cent bedraagt, en het gebruik van steenkolen adressanten ongeveer even duur zou uitkomen. Wij hebben dan ook de eer U in overweging te geven den Raad voor te stellen op het adres afwijzend te beschikken. Commissarissen voornoemd, J. A. Bots, Voorzitter. J. Draaijer, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Leiden 24 Januari 1917. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Edel Achtbare Heeren. Geeft eerbiedig te kennen, G. v. Zwieten en Jac. L. de Graaff, respectiefelijk Voorz. en Secr. der vier samenwerkende kleermakers Organisaties, dat zij gezien het maximum aantal M8 gas welke gebruikt mogen worden om de verhooging van prijs te ontgaan, de kleermakers (thuiswerkers) in zoo 'n groote mate treft, dat zij kunnen spreken van een specialen druk, welke den kleermakers (thuiswerkers) niet kunnen ontgaan, immers daar vele van ons zijn aangewezen op 't persen met gas, het branden van meer lichtpunten, daar is het onmogenlijk voor een kleermaker zijn gas te ontzien. Wij verzoeken dan ook het daarheen te leiden, dat voor den kleermakers (thuiswerkers) een nadere maatregel zal worden getroffen, b.v. om voor Januari een gasverbruik tegen de gewone prijs toe te laten van 75 M8. Wat voor de volgende maanden successievelijk minder kan zijn. 't Welk doende, Voorz. G. v. Zwieten. Secr. Jac. L. de Graaff. 3 Üct. str. 50. N°. 55. Leiden, 22 Februari 1917. Ons vereenigende met nevensgaand voorstel van de Com missie van Beheer over het Openbaar Slachthuis geven wij U in overweging door vaststelling van bijgaanden suppletoiren begrootingsstaat ten behoeve van het maken van een ijsberg plaats een bedrag van f 16.000.— ter beschikking van de Commissie van Beheer voornoemd te stellen, ter storting in het Afschrijvings- en Vernieuwingsfonds, onder bepaling, dat dit bedrag uit de exploitatie van het Openbaar Slachthuis in 40 jaren zal worden afgelost en dat jaarlijks 4| rente door het Slachthuis aan de gemeente zal worden vergoed. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 3 Februari 1917. Waar de omzet van de ijsfabriek van het Openbaar Slacht huis in de laatste jaren enorm is toegenomen (van 304463 K.G. in 1910 tot 1.827.992 K.G. in 1916) doet zich de behoefte gevoelen aan een ijsbergplaats, waarin het geproduceerde ijs behoorlijk kan worden bewaard. Reeds in het afgeloopen jaar overtroffen de leveranties per dag somtijds de productie, in denzelfden tijd verkregen; terwijl de maximumproductie per etmaal 10.000 a 12.000 K.G. bedraagt, waren leveringen van 15.000 a 20.000 K.G. per dag geen zeldzaamheid. Het spreekt van zelf, dat zulke leveranties alleen mogelijk waren, door op minder drukke dagen ijs te verzamelen. Bij gebreke echter van een geschikte, afgekoelde ruimte had het aldus in voorraad gehouden ijs veel te lijden en werd ten slotte zoo onooglijk, dat het onverkoopbaar was. Van een zoodanige verzameling moest dan ook op den duur worden afgezien. Wil onze fabriek dus kunnen blijven voldoen aan de groote aanvraag naar ijs, die wij ook dezen zomer weer verwachten, wil zij met name in staat zijn om, wanneer een groote leverantie zou kunnen worden verkregen, gelijk bijv. aan IJmuiden, waaraan ook in het laatste najaar werd ge leverd, daaraan te voldoen, dan is een doelmatige ijsberg plaats, waar het geproduceerde ijs ongeschonden kan worden bewaard, beslist noodzakelijk. Met het oog hierop zouden wij willen overgaan tot het bouwen van een ijsbergplaats volgens de hierbijgaande teekeningen. Bij Raadsbesluit van 15 Februari 1917 met 10 M' verlaagd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 8