50
DONDERDAG 15
FEBRUARI 1917.
De heer van Gruting. M. d. V. Er zijn verschillende
klachten geuit over de kwaliteit van de Regeeringsaardap-
pelen. Nu weet ik wel, dat er in de kranten enkele wenken
zijn gegeven over de behandeling van dergelijke bevroren
aardappelen, maar ik zou willen vragenis het niet veel beter
om geen aardappelen te verkoopen, dan aardappelen zooals
die in den laatsten tijd zijn verkocht. Het is m. i. meer wen-
schelijk, dat het volk genoodzaakt wordt ander voedsel te
gebruiken dan dat zij dergelijke aardappelen moet eten.
De Voorzitter. Men kan zeer verschillen in opinie wat
betreft de appreciatie van aardappelen. Sommige menschen
eten liever bevroren aardappelen dan eiken dag rijst.
U begrijpt, dat ook ik veel liever heb, dat men de regeerings-
artikelen geregeld krijgt. Maar wanneer er geen boonen,
erwten ol rijst in voldoende hoeveelheid zijn te krijgen, dan
zijn er nog altijd menschen, die nog gaarne die volgens Uw
oordeel minder goede aardappelen willen hebben.
U kent wel die fabel v.an Lafontaine over dien vader en
zoon, die beiden op den ezel willen rijden en ten slotte er
beiden naast blijven loopen.
De heer van Gruting. Het is op het oogenblik de tijd, dat
de Eigenheimers opraken en de Bravo's in den handel komen.
De aardappel, die op het oogenblik wordt gedistribueerd, is
de gewone consumptieaardappel niet. Ik weet wel, het is heel
moeilijk voor U. Een deel van de bevolking wil aardappelen,
een ander deel vraagt om wat anders. Het is heel moeilijk
aan al die wenschen te voldoen. Ik heb U in deze dan ook
geen verwijt willen maken.
De Voorzitter. Voor zoover het in mijn vermogen is geef
ik alles zoo goed mogelijk. Ook ik ben dikwijls sceptisch be
treflende de oordeelvellingen door deskundigen. De een zegt:
het is zoo, en de ander zegt weerhet is zoo niet.
U spreekt van aardappelen van eene onberispelijke quali-
teit. Ik kan die evenwel niet krijgen. In de meest normale
tijden eet men tegen den tijd, dat de nieuwe aardappels
komen, geen oude meer van onberispelijke qualiteit. Ik heb
ze ten minste nooit gehad.
Ik kan de zaken niet anders regelen dan tot heden ge
beurd is.
De heer van Gruting. M. d. V. Ik maak er U geen ver
wijt van, maar degenen, die de aardappelen distribueeren,
weten heel goed of de aardappelen bruikbaar zijn of niet.
Ik vind het jammer, dat door zooveel arme menschen die
aardappelen worden gekocht. Zij koken die volgens de voor
schriften en dan blijkt het, als zij gekookt zijn, dat het een
minderwaardig voedsel is. Ik acht zulk een aardappel niet
meer voor de consumptie geschikt. Ik acht het beter om
als men geen voedsel kan verkoopen van onberispelijke
qualiteit, het ook niet doen moet.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou aan Burgemeester en
Wethouders een denkbeeld in overweging willen geven. Ik
heb gelezen, dat in Utrecht het vraagstuk onder de oogen
wordt gezien, of het niet mogelijk zou zijn om aan de minder
met aardsche goederen bedeelde bevolking warme spijzen
te verschaiïen. Dit geeft bovendien eene bezuiniging van
brandstof.
Het zou m. i. wel economisch zijn, wanneer zoo iets van
gemeentewege werd gedaan. Men zou dan de spijzen voor
wie het betalen kon, beschikbaar kunnen stellen t.egen den
kostenden prijs en voor wie dit niet kon voor niets. Men zou
hiermede een zeer nuttig werk verrichten.
Ik weet wel, dat gemakkelijker is deze vraag te doen, dan
haar te beantwoorden. Ik zou dan ook alleen maar willen
dat dit denkbeeld door Burgemeester en Wethouders eens
onder de oogen werd gezien.
De Voorzitter. Ik kan den heer Fokker antwoorden dat
de quaestie, die hij heeft aangeroerd, reeds een punt van
overweging in het College van Burgemeester en Wethouders
heeft uitgemaakt. Wij hebben al met deskundigen over die
quaestie gesproken. Wij zullen zien, dat op dit punt door de
gemeente zooveel mogelijk zal worden verricht.
De Voorzitter schorst thans de openbare vergadering en
doet de deuren sluiten.
De openbare vergadering wordt na eenigen tijd hervat.
Niemand daarna meer het woord verlangende wordt de ver
gadering gesloten.
N.B. Buiten de agenda werd nog behandeld:
Voorstel tot wijziging der verordening betreffende de
Werkloozenverzekering (bl. 46) en voorstel betreffende
de salarisregeling van den Commissaris van Politie (bl. 46).
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.