DONDERDAG 15 FEBRUARI 1917. 47 De zaak, waarom het hier gaat, is ons duidelijk geworden uit de stukken, en ik prijs het in Burgemeester en Wethou ders, dat zij met bekwamen spoed deze zaak bij den Raad aanhangig hebben gemaakt. Eén ding heeft mij evenwel ver wonderd, en dat is, dat er sober gebruik is gemaakt van den dienst van de Commissie voor de Lichtfabrjeken, en dat er ook met geen enkel woord in de Ingekomen Stukken van de meening van die Commissie is melding gemaakt. Wij hebben dat vroeger wel eens anders gezien. Nog in het Ingekomen Stuk van December 1910 no 266, op blz. 177 en volgende, is in extenso de brief van de Commissarissen over eenzelfde quaestie afgedrukt en werd hun conclusie door Burgemeester en Wethouders grootendeels overgenomen. Op dit oogenblik zien wij heel iets anders. Ook ditmaal zijn de Commissarissen voor de Lichtfabrieken door Burge meester en Wethouders geraadpleegd, maar ik vind de afspiege ling daarvan alleen in dit zinnetje, dat ten aanzien van de te nemen maatregelen »het advies van Commissarissen is ingewonnen." Er wordt evenwel niets van gezegd, dat de Commissarissen zich gehaast hebben, hun advies te geven, en evenmin, in hoever het afwijkt van hetgeen door Burgemeester en Wet houders thans wordt voorgesteld. De Commissarissen waren van oordeel, dat met de nu door Burgemeester en Wethouders voorgestelde maatregelen de gang van zaken niet geheel en al aan de verwachting zou blijken te beantwoorden en dat er andere maatregelen be hoorden te worden genomen, waardoor, naar èn de Commis sarissen èn de Directeur van de Lichtfabrieken van oordeel waren, zou kunnen worden bereikt, wat men zich als doel had gesteld. Zoo wenschten wij bijv., dat men niet onmiddellijk na de overschrijding van een zeker maximumverbruik zou overgaan tot afsnijding der verbindingen van gas en electriciteit. De Commissie en de Directeur wenschten een boete, die geheven zou worden bij een verbruik tusschen de 60 en 70 procent van het gewone, vroegere verbruik, maar dit advies heeft den Raad niet bereikt. Ik kan mij zeer goed voorstellen, dat Burgemeester en Wethouders zich met een dergelijken maatregel niet kunnen vereenigen, maar dan begrijp ik niet, waarom in het prae- advies met geen enkel woord over deze qeaestie wordt gerept en waarom dat advies van de commissie daarin niet wordt wederlegd. De Directeur stond zelfs zoo sterk in zijn overtuiging, dat hij in een schrijven aan Commissarissen mededeelde, dat naar zijn meening het voorstel van Burgemeester en Wet houders, zooals het nu voor ons ligt, niet uitvoerbaar zou blijken. Hij berekende, dat wanneer een nog zeer klein genomen aantal personen niet aan de aansporing van Burge meester en Wethouders voldeden om beneden de 60 te blijven en Burgemeester en Wethouders dan werkelijk over gingen tot afsnijding, dit de gemeente in minder dan geen tijd een bedrag van f 17.000.zou kosten, n.l. 8000.— voor het gas en f 9000.voor de electriciteit. Afgezien nog van de onmogelijkheid om dien maatregel werkelijk uit te voeren, want daarmede zou 3 maanden gemoeid gaan. Ik begrijp alzoo niet, waarom Burgemeester en Wethouders met geen enkel woord hebben gereageerd op het advies der Commissie, en evenmin hun meening hebben te kennen gegeven over de bezwaren van den Directeur, en met belangstelling wacht ik op een antwoord in deze. De heer van Romburgh. M. d. V. Met het voorstel van Burgemeester en Wethouders om het minimum voor gasver bruik te verlagen met 10 M3 kan ik mij niet vereenigen. Wij moeten toch bij deze quaestie niet vergeten dat het gas niet alleen wordt gebezigd voor verlichting maar tevens als kookgas. Nu er op het oogenblik ook gebrek is aan kolen en petroleum kan men op het kookgas dus onmogelijk bezuinigen. Wat bij mijzelf betreft, is het de vorige maand gelukt om 50% op het gas te bezuinigen, maar ik merk wel, dat dit deze maand niet het geval zal zijn. Ik kan mij derhalve niet met het voor stel van Burgemeester en Wethouders om het minimum van het gasverbruik met 10 M3 te verlagen vereenigen. De heer Briët. M. d. V. Er wordt in deze verordening aan Burgemeester en Wethouders een groote vrijheid van beweging gegeven. Burgemeester en Wethouders zullen daardoor bevoegd zijn om in buitengewone omstandigheden, geheel te hunner beoordeeling, voorschriften vast te stellen betreffende de be perking van het gebruik van gas en bij niet-naleving van die voorschriften den gastoevoer zonder eenige schadever goeding te verbreken. Dit is een groote macht, die naar ik meen wel aan Burgemeester en Wethouders is toevertrouwd, maar ik zou toch gaarne van Burgemeester en Wethouders eenige mededeeling ontvangen omtrent de wijze waarop zij zich denken die voorschriften te geven. De heer Aalberse. M. d. Y. Ik heb met belangstelling kennis genomen van den inhoud van hét praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Op het eerste gezicht vond ik het wel wat vreemd, dat terwijl in de meeste andere gemeenten de Raad de voorschriften vaststelt, Burgemeester en Wethou ders hier eenvoudig aan den Raad vragen om hun als het ware een blanco mandaat te verleenen om te doen wat zij oorbaar achten. Aanvankelijk vond ik dat niet den gelukkigsten weg, dien Burgemeester en Wethouders ons aanwezen, maar sinds den den dag dat wij het praeadvies thuisgestuurd kregen en dezen dag ben ik wel eenigszins van meening veranderd. Ik heb opgemerkt, dat in gemeenten, waar de Raad de voor schriften heeft vastgesteld, reeksen klachten in den vorm van ingezonden stukken in de nieuwsbladen zijn gepubliceerd met naschriften van de redactie, om de menschen te kalmeeren, dat Burgemeester en Wethouders die voorschriften wel met gematigdheid zullen uitvoeren. Waar de zaak zoo, is meen ik dat wij de quaestie hier wel aan Burgemeester en Wethouders kunnen overlaten. Er staat een bezwaar tegenover. Wij weten nu hoegenaamd niet wat Burgemeester en Wethouders willen doen. In het praeadvies is geen enkele aanwijzing te vinden omtrent de richting waarin Burgemeester en Wethouders zich voorstellen te gaan. Nu blijkt er echter wel in de plaatsen, waar men begonnen is met die inkrimping van het gasverbruik tot 65%, dat er heel groote moeilijkheden voor den dag zijn gekomen. In de eerste plaats wat betreft de industrie. Er zijn onder andere bedrijven, waar men onmogelijk iets kan inkrimpen, tenzij men het bedrijf gedurende een gedeelte van den dag stopzet. Maar ook zijn er bedrijven, waar het onmogelijk is om zelfs op die wijze te bezuinigen, omdat men vastzit aan con tacten, die afgewerkt moeten worden. Ik noem b.v. een drukkerij, die vele periodieken te drukken heeft, die iederen dag of iedere week moeten uitkomen. Men heeft nu eenmaal voor de zetmachines kracht noodig en het is onmogelijk zelfs maar 5 te besparen op het gebruik van gas of electriciteit. Zoo zijn er nog meer bedrijven te noemen, waar inkrimping, wanneer het bedrijf ten minste economisch behoorlijk was ingericht, niet mogelijk is zonder het geheele bedrijf in de war te sturen. Daartegenover staan andere zaken, waarop heel wat meer kon worden bezuinigd. Waarom wordt er b.v. niet rigoreus opgetreden tegen alles wat maar zweemt naar openbare vermakelijkheid? Tegen herbergen, bioscopen en dergelijke inrichtingen, die nu niet direct kunnen gerekend worden te voorzien in noodzakelijke levensbehoeften van een mensch. In normale tijden gun ik een ieder zijn pleizier, maar waar men der industrie en den particulieren het zoo moeilijk wil maken door het voorschrijven van eene zoo groote beperking, daar zou ik willen zeggenlaat dan wat het zwaarste is ook het zwaarste wegen. Laat men de besparing trachten te vinden in eene mindere verlichting en laten vervolgens de bedrijven en de inrichtingen, die niet noodig zijn, zooveel mogelijk worden stopgezet of althans ingeperkt, wat in de eerste plaats het geval zal kunnen zijn met de openbare vermakelijkheden, en laat men dan ook zoo weinig mogelijk vergaderingen meer houden. Ik heb nog een persoonlijk bezwaar tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ik heb gedurende een tiental jaren zitting gehad in de Commissie voor de Lichtfabrieken. Ik heb toen van harte medegewerkt met den heer van Does burg, om reclame te maken voor gasverbruik. Wij hebben de menschen er als het ware toe gepousseerd om hunne kachels weg te doen en zich gaskachels aan te schaffen. Vele keukens zijn thans zoo ingericht, dat men niet anders meer dan op gas koken kan. Wij hebben zelfs in een groot gebouw eene permanente tentoonstelling ingericht, om toch maar het gebruik van gas te vermeerderen. Nu gevoel ik het als eene onbillijkheid, dat men nu van gemeentewege zou gaan ver langen, dat de menschen geen gas meer zouden gaan gebruiken om te koken, waar dit juist op aansporen van de gemeente is gebeurd. Men komt nu in eene groote ongelegenheid, omdat het eenvoudig voor velen onmogelijk is anders te koken dan op gas. Waar de gemeente juist zoo sterk in die richting gepous seerd heeft, daar mogen wij ons wel driemaal bedenken, zoo lang er nog andere middelen zijn, dit stel ik op den voor grond, om tot bezuiniging te komen, alvorens wij de besparing willen zien te bewerkstelligen door te willen doen inkrimpen het gebruik van gas voor koken en voor industrieele doel einden. De heer A. Mulder. M. d. V. Ik kan mij aansluiten bij hetgeen door den heer Aalberse is gezegd. Waar wij, door de omstandigheden gedwongen, zullen moeten overgaan tot bezuiniging, daar kan ik er mij wel mede vereenigen, dat er van gemeentewege eene verordening wordt vastgesteld. Ik ben het evenwel met den heer Aalberse eens, dat de bezuini-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 3