46 DONDERDAG 15 FEBRUARI 1917. 8°. Adres van de afd. Leiden van den Alg. Ned. Bond van Handels- en Kantoorbedienden, inzake wijziging der verorde ning op de winkelsluiting, iri verband met de besparing van vuur en licht. 9°. Verzoek van de afd. Leiden »St. Petrus" van den Ned. R. K. Bond van Handels-, Kantoor- en Winkelbedienden »St. Franciscus van Assisie" om de winkels te 8 uur's avonds te doen sluiten, in verband met de besparing van gas- en electrisch licht en met het oog op de zedelijke belangen van het winkelpersoneel. Dit verzoek luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de afdeeling Leiden »St. Petrus" van den Ned. R. K. Bond van Handels- Kantoor- en Winkelbedienden »St. Franciscus van Assisie" gevestigd Bloemgracht 34 Amsterdam, dat 'zij tot haar leedwezen heeft kennis genomen, dat weldra ter besparing van gas- en electrisch licht in alle winkels om 8 uur de lichten zullen moeten gedoofd worden, dat echter daarbij geen bepaling is opgenomen, orn op dat uur dan ook de winkels te doen sluiten, zoodat daardoor de mogelijkheid geschapen wordt, dat winkelbedienden, zooweel mannelijke als vrouwelijke, genoodzaakt kunnen worden, om van 8 tot 9 uur in een niet-verlichte winkel te verblijven, spreekt als haar meening uit, dat een dergelijke maatregel de zedelijke belangen der winkelbedienden ernstig schaadt, en vraagt U met den meesten aandrang het daarheen te willen leiden, dat in plaats van alle lichten om 8 uur te doen dooven, om 8 uur de winkels te doen sluiten. Hetwelk doende, namens de afdeeling Leiden »St. Petrus" van Handels- Kantoor- en Winkelbedienden, A. H. Boekraad, Leiden, 14 Februari 1917. Voorzitter. Zullen worden behandelt bij punt 6. De Voorzitter deelt nog mede: dat de leeraar in de Hoogduitsche taal en Letterkunde J. Verwer, den 22en Januari 1917 heeft overgenomen de 4 lesuren van den tijdelijken leeraar J. M. N. Kapteyn. -In verband hiermede stelt hij voor om de jaarwedde van den leeraar Verwer te verhoogen met 400.en vast te stellen op een bedrag van ƒ3800.en den pensioensgrondslag voorloopig te bepalen op dat bedrag, een en ander gerekend te zijn ingegaan op 22 Januari 1917. Wordt dienovereenkomstig besloten. De Voorzitter. Alvorens tot de agenda over te gaan, zou ik U willen voorstellen enkele zaken spoedeischend te behandelen. De eerste zaak betreft de werkloosheidsverzekering. Kan de Raad goedvinden deze aangelegenheid spoedeischend te behandelen Zoo ja, dan is tot dadelijke behandeling besloten. Het voorstel betreft het volgende Zooals U bekend is, heeft het bestuur van het Gemeentelijk Werkloozenfonds het percentage van den bijslag over de weken eindigende 3 en 10 Februari vastgesteld op 150, doch ten hoogste 75 cents per persoon en per dag, zulks krachtens het bepaalde bij art. 7 der desbetreffende verordening. In art. 7 toch lezen wij »De bijslag uit het fonds is op zijn hoogst gelijk aan de uitkeering der vereeniging, doch nooit hooger dan 50 cent per dag en wordt aan één persoon nooit over meer dan 60 dagen op elke 365 dagen verleend. Het testuur is bevoegd, wanneer het daartoe termen aanwezig acht en de daarvoor noodige gelden te zijner beschikking staan, af te wijken van de in de eerste alinea gestelde maxima, betreffende het percentage van den bijslag en den duur der uitkeering." Inderdaad is het fondsbestuur dus bevoegd het percentage van den bijslag te verhoogen doch of het daarbij ook mag overschrijden het algemeen maximum van 50 cents per dag is twijfelachtig en uit de verordening niet met zoovele woorden te lezen. Waar echter de ontwikkeling der werkloosheids verzekering sedert de oprichting van het fonds van dien aard is geweest, dat zonder verhooging van het maximum van 50 cent, de bevoegdheid, in artikel 7 neergelegd, thans prac- tisch geen effect meer heeft, zouden wij U willen voor stellen, die bevoegdheid alsnog duidelijk in de verordening vast te leggen en haar, voorzoover betreft dus overschrijding van het maximum van 50 cent per dag, willen toegekend zien aan ons College om de bijzondere beteekenis ervan. In verband met een regelmatige behandeling van zaken en eene eventueele bijdrage van het Rijk zou deze regeling geacht moeten worden in werking te zijn getreden op 29 Januari j l. Wij stellen U derhalve voor vast te stellen de volgende: Verordening tot wijziging vari de verordening van 23 April 1908 (Gem. Blad N° 13), laatstelijk gewijzigd bij verordening van 1 Februari 1912 (Gem.Blad N° 3). Artikel I. Aan artikel 7 van bovengenoemde verordening wordt toe gevoegd eene nieuwe alinea luidende »In buitengewone omstandigheden, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, kunnen deze het bestuur van het Fonds machtigen af te wijken van het in het le lid van dit artikel genoemde maximum van 50 cents per dag." Art. II. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden, op 29 Januari 1917. Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. De artikelen I en II en vervolgens de geheele verordening worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Ik ontving van den Minister van Justitie door tussehenkomst van den Commissaris der Koningin het verzoek Uwen Raad te hooren omtrent het aan den nieuw te benoemen Commissaris van Politie toe te kennen salaris. De zaak is deze, dat volgens art. 191 der Gemeentewet de Raad over de bezoldiging van dien ambtenaar moet wor den gehoord. Burgemeester en Wethouders geven in overweging, aan den Commissaris der Koningin te antwoorden, dat, naar het gevoelen van den Raad, het traktement van den Commis saris van Politie aldus dient geregeld te worden, dat de minimum-bezoldiging 3400.— 's jaars bedraagt, 3 maal telkens na 3 jaar dienst te verhoogen met 200.zoodat de maximum-bezoldiging 4000.bedraagt, echter onder opmerking dat deze salarisregeling naar 's Raads oordeel geacht moet worden gebaseerd te zijn op den tegenwoordigen omvang der gemeente en zij derhalve bij de uitbreiding der grenzen opnieuw onder de oogen zal moeten worden gezien. Die laatste zinsnede lijkt mij gewenscht in verband met de eventueele uitbreiding van de gemeente. Daardoor zal de taak van een Commissaris van politie belangrijk vergroot worden. Er wordt niets op de quaestie geprejudiciëerd. Wij hebben er alleen bijgezet: «onder opmerking dat deze salarisregeling naar 's Raads oordeel geacht moet worden gebaseerd te zijn op den tegenwoordigen omvang der gemeente en zij derhalve bij uitbreiding der grenzen opnieuw onder de oogen zal moet worden gezien." Het is voorloopig natuurlijk van belang dat de Minister het weet. Met betrekking tot de verschillende sollicitanten die zullen opkomen, maakt het natuurlijk een groot verschil uit of men weet, dat er kans bestaat op hooger traktement, als de gemeente zal worden vergroot. Kan de Raad goedvinden deze quaestie dadelijk te behandelen Zoo ja, dan is daartoe besloten. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming worden Burge meester en Wethouders gemachtigd dienovereenkomstig aan den Commissaris der Koningin te antwoorden. Aan de orde is nu: I. Benoeming van een Hoofd der school 2e klasse voor jongens en meisjes No. 1. (Zie Ing. St. No. 1.) De Voorzitter. Mag ik de heeren Sijtsma, Br-iët, Hoogen- boom en Hartevelt uitnoodigen om het stembureau te willen vormen x Wordt benoemd met algemeene (29) stemmen de heer A. J. J. Verbrugge. De Voorzitter. Ik dank de heeren van het stembureau voor de genomen moeite. II. Voorstel tot wijziging van het Raadsbesluit van 14 December 1916, in zake de tijdelijke verhooging van den prijs voor de levering van gas en electriciteit. (Zie Ing. St. No. 46.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Zwiers. M. de V. Ik wensch eene enkele opmer king te maken over iets wat niet alleen met punt 2 verband houdt, maar ook met de punten 3 tot en met 6, aangezien deze hetzelfde beoogen als punt 2, nl. de beperking van het gebruik van gas en electriciteit.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 2