54
DONDERDAG 1 MAART 1917.
De Voorzitter. Aangezien de motie voldoende wordt onder
steund, maakt zij een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer van Hamel. M. d. V. Ik zou willen vragen, wat
is de bedoeling van de motie, dat van vandaag af aan de
tram volgens de concessie zal rijden, «lus dat het aantal
ritten 155 zal bedragen, of is het de bedoeling, dat althans
totdat het advies van de Commissie zal zijn ingekomen, de
voorloopige toestand gehandhaafd kan blijven? In het laatste
geval kan ik mij wel vereenigen met het denkbeeld van de
Commissiein het eerste geval ben ik er tegen.
De heer Fokker. M. d. V. De kwestie door den heer van
Hamel opgeworpen, is door de Commissarissen, voorstellers van
deze motie, niet onder de oogen gezien. Het is hun onver
schillig. Burgemeester en Wethouders hebben het tegenover
den Raad voor hunne verantwoording genomen om de tram
toe te staan te rijden in afwijking van de concessievoorwaarden.
Wanneer Burgemeester en Wethouders meenen, dat zij die
vrijheid aan de maatschappij niet moeten blijven veroorloven,
dan moeten zij die maar weer intrekken. Het besluit van den
Raad, om deze zaak thans niet te behandelen, is van geen
invloed op het eenmaal door Burgemeester en Wethouders
genomen besluit, waar de Raad ook niet in werd gekend.
De heer Briët. M. d. V. Ik begrijp niet goed wat de
Commissie over deze zaak nog zou willen zeggen. Wij zijn
het er allen over eens, dat het gebruik van electriciteit moet
worden beperkt. Wij zijn het er bovendien over eens, dat dit
op deze wijze zal gebeuren, welnu, laten wij dan daartoe
besluiten, dan is de zaak afgeloopen. Waarom zullen wij
deze zaak nu gaan uitstellen Alleen omdat de heeren Com
missarissen niet gehoord zijn Ik gevoel daar heel weinig voor.
De heer van der Pot. M. d. V. Eene enkele opmerking.
Het maakt toch wel een heel eigenaardigen indruk, dat de
Voorzitter van de Commissie voor de Lichtfabrieken, die
tevens lid is van het College van Burgemeester en Wethou
ders, nu de vraag doet, waarom men niet het advies van de
Commissie heeft ingewonnen. Waarom heeft hij die vraag
niet gedaan in het College van Burgemeester en Wethouders?
De mogelijkheid zou dan bestaan hebben, of dat dit alsnog
was gebeurd, öf dat Burgemeester en Wethouders hem ervan
hadden overtuigd, dat dit advies in dit geval niet noodig was.
Het verloop, dat deze zaak nu neemt, maakt op mij een
wonderlijken indruk.
De heer Bots. M. d. V. Toen deze zaak in behandeling
kwam bij Burgemeester en Wethouders, was ik van meening,
dat zij ook behandeld was geworden in de Commissie voor de
Lichtfabrieken, voordat ik Voorzitter was. Daardoor is het
aan mijn aandacht ontsnapt, dat dit niet het geval was geweest.
De heer Fokker. M. d. V. De heer van der Pot vindt de
manier, waarop deze zaak aanhangig is gemaakt, wonderlijk.
Dat, is gemakkelijk op te helderen. De Commissie was eerst
van plan een brief aan den Raad te richten met het verzoek
deze zaak in handen te stellen van de Commissie. Er bleek
echter een formeel bezwaar te zijn tegen deze wijze van
handelen. Er werd toen ondershands in overweging gegeven
den weg te volgen, die thans gevolgd is.
De heer Zwiers. M. d. V. Deze aangelegenheid is reeds
vroeger in de Commissie ter sprake gekomen. Mede om tech
nische redenen hebben wij toen evenwel gemeend geen voorstel
te moeten doen. Daarom heeft het mij bevreemd, dat waar het
aan Burgemeester en Wethouders bekend was, dat deze zaak
in de Commissie was besproken, zij zich niet tot de Commissie
hebben gewend om advies.
De heer Sijtsma. M. d. V. Alvorens mijn oordeel uit te
spreken, zou ik willen weten, wat de reden is geweest, dat
Burgemeester en Wethouders de Commissie niet om advies
hebben gevraagd.
De heer Aalberse. M. d. V. Ik moet mij aansluiten bij de
leden, die zeggen van deze quaestie niet veel te begrijpen.
Wij hebben eene Commissie voor de Lichtfabrieken van 3 leden.
Die allen zijn lid van den Raad en thans aanwezig. Indertijd
is deze zaak in de Commissie besproken. Laten die heeren
dan nu hun licht hierover laten schijnen en vertellen, wat
zij van deze zaak denken. Deze geheele zaak maakt wel een
wonderlijken indruk. Er is nog een bezwaar tegen het voor
stel van de heeren. De Commissie van de gasfabriek is eene
Commissie van bijstand, evenwel niet van den Raad maar van
Burgemeester en Wethouders.
Ik geloof niet, dat het juist is, dat de Commissie zelf voorstelt,
dat de Raad zich tot de Commissie zal wenden om advies te
vragen. Dit is formeel niet juist. De Raad heeft met de Commissie
niets te maken. Wil men iets bereiken, dan zou men moeten
besluiten dit punt aan te houden tot de volgende vergadering
en dan tevens verzoeken aan Burgemeester en Wethouders
om, indien zij dit wenschelijk achten, advies te vragen aan
de Commissie voor de Lichtfabrieken.
Dit zou juridisch juist zijn. Ik heb evenwel geen enkel
argument vernomen ter verdediging van het voorstel De zaak
is zoo eenvoudig mogelijk. Men wil minder trams laten rijden
ter besparing van electriciteit, zooals ook in andere gemeenten
geschiedt. Zelf moeten wij ook wel werken met Verkade-
lichtjes om maar electriciteit te besparen. Ik ga hier geheel
mede met het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
Hiertoe heeft men geen voorlichting noodig van de een of
andere Commissie. De zaak is zoo duidelijk, dat, wanneer de
voorstellers niet aantoonen, waarom het noodig is het advies
van de Commissie in te winnen, ik niet in zou zien, waarom
het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet zou kunnen
worden aangenomen.
De Voorzitter. Wat de heer Aalberse heeft gezegd, is
formeel volkomen juist. Ik wil evenwel deze zaak nog van
den materieelen kant bezien, en dan is het zeer natuurlijk,
dat Burgemeester en Wethouders aan de Commissie niet om
advies hebben gevraagd. Dit is niet gebeurd om de Com
missie te passeeren. Dit meenen de heeren wel en omdat zij
hierover gepiqueerd zijn, hebben zij dit voorstel gedaan. Ik
geef evenwel de verzekering, dat dit in het geheel niet de
bedoeling is geweest.
De zaak heeft zich aldus toegedragen In de eerste circulaire
van den Minister van den tweeden Februari werd gezegd, dat
iedere gemeente haar kolenverbruik moest terug brengen op
65 van het normaal gebruik. Nu is evenwel bericht ontvangen
dat de industrieën niet meer mogen gebruiken dan 75 van
de kolen of van den stroom, die vroeger werd gebruikt.
Die circulaire is aan de burgemeesters toegezonden, die ze
weer heeft doorgezonden naar de verschillende industrieële
bedrijven. Zoo heeft de Directeur van het electrisch bedrijf
hiervan bericht ontvangen, die zijne afnemers er wel van ver
wittigd zal hebben. Nu heeft deze aan de N.-Z.-Hollandsche
tramwegmaatschappij geschrevenU moet gaan bezuinigen.
Dit blijkt uit den brief van de Maatschappij, die aldus begint:
»ln verband met het ons door Uwen Directeur van de gemeente
lichtfabrieken gedane verzoek om maatregelen te willen nemen."
Het verzoek is dus uitgegaan van den Directeur van de
Lichtfabrieken. Waarom moeten wij dan nog advies gaan
inwinnen De Maatschappij is het toch zelf, die dit voorstel
doet. De tram is een cliënt als ieder ander en moet derhalve
ook bezuinigen. Nu is er indertijd wel eens gezegdhet zou
heel weinig geven of de tram wat minder reed, wanneer er
geen turbine wordt stop gezet; wij zijn hieromtrent later
evenwel beter ingelicht geworden. Er moet nu eenmaal op
het kolenverbruik worden bezuinigd en of de fabriek hierdoor
nadeel lijdt, doet niets ter zake. Door de fabriek wordt een
voudig bezuiniging geboden en nu vraagt de Maatschappij
of zij die bezuiniging mag aanbrengen door het aantal ritten
van de stadstram te verminderen. Zeggen wij: neen, dan moet
men bezuinigen door minder te rijden naar Noordwijk en
Katwijk.
Deze zaak is dus niets anders dan eene verkeerskwestie en
hierover hebben Burgemeester en Wethouders te beslissen.
Wij hebben ons afgevraagdkunnen wij toestaan, dat de
tram om de 6 minuten rijdt Umdat het eene verkeers
kwestie gold, hebben wij advies gevraagd aan den Directeur
van Gemeentewerken. Het spreekt vanzelf, dat wij de Com
missie van Fabricage niet hebben gehoord. De zaak is zoo
eenvoudig mogelijk. Alleen omdat er in de concessie gesproken
wordt van het minimum aantal ritten, moesten wij bij den
Raad komen om hierin verandering te kunnen brengen. De
kwestie van de halteplaatsen wordt door Burgemeester en
Wethouders uitgemaakt, daar heeft de Raad niets mede te
maken. De kwestie van de nieuwe dienstregeling is iets dat
absoluut buiten het beheer van de Lichtfabrieken omgaat.
Ware dat niet het geval, dan zouden wij de Commissie niet
zijn voorbij gegaan. Ik zie niet in, wat de Lichtfabrieken met
deze zaak te maken zouden hebben.
(De heer Korff komt ter vergadering.)
De heer Fokker. M. d. V. Dit voorstel is geïntroduceerd
onder het motto kolennood en besparing van electrische energie.
Nu heeft U, noch den heer Zwiers noch den heer Bots noch
mij hooren zeggen, dat wij er over gepiqueerd waren, omdat
de Commissie was gepasseerd. Wij hebben ons daarover
niet uitgelaten, al zou het ons misschien aangenamer zijn
geweest, ik wil dat niet ontkennen, Mijnheer de Voorzitter,
wanneer wij geraadpleegd waren. Er wordt gezegd, dat het
verzoek is uitgegaan van den Directeur van deelectriciteits-
fabriek.
Dit is op papier juist, maar de Directeur van de tram is
naar den Directeur van «Ie lichtfabrieken toegegaan met de
vraag: moeten wij niets ter bezuiniging? en heeft als't ware