GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 25 IN6ËKOHES STUKKEN. N°. 43. Leiden, 1 Februari 1917. Tegen de voordracht van Burgemeester en Wethouders (Ingek. Stukken No. 34) tot regulariseering van eenige begroo- tingsposten op de begrooting van 1916 heeft de Commissie van Financiën geene bedenking. Zij adviseert U dienovereenkomstig den daartoe betrekke- lijken begrootingsstaat, model C, vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 44. Leiden, 9 Februari 1917. Het ingevolge Uw besluit van den len dezer met den Districts-Schoolopziener geopend overleg in zake de overplaat sing van den heer A. J. J. Verbrugge, als hoofd der school, van de school der 3e klasse No. 1, naar de school der 2e klasse voor jongens en meisjes, No. 1, aan de Langebrug alhier, heeft genoemden Schoolopziener geleid tot het schrijven, dat in de Leeskamer ter inzage is nedergelegd. Aangezien uit dat schrijven blijkt, dat bij den Districts- Schoolopziener tegen de overplaatsing geenerlei bezwaar bestaat, geven wij U thans in overweging te besluiten den heer A. J. J. Verbrugge, ingevolge artikel 29, 7e lid, der wet op het Lager Onderwijs, zonder voordracht, aan het hoofd te stellen van de openbare lagere school der 2e klasse voor jongens en meisjes, No. 1, alhier, en zulks met ingang van een nader door ons College te bepalen datum. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. 45. Leiden, 9 Februari 1917. In verband met de voorgenomen wijziging van de grenzen yan de gemeenten Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Zoeter- woude en Voorschoten hebben Gedeputeerde Staten der pro vincie Zuid-Holland ons medegedeeld, dat zij gaarne ten spoedigste van Uwe Vergadering, ingevolge artikel 131, 2e lid der gemeentewet, een voorstel tegemoet zien omtrent het aantal der in elk der kiesdistricten onzer gemeente te kiezen leden van de Commissie uit de ingezetenen, opdat dit door hen kunne worden bepaald. Het door Gedeputeerde Staten opgemaakte ontwerp van wet tot wijziging van de grenzen van onze gemeente met de gemeenten Leiderdorp, Oegstgeest en Zoeterwoude en tot voe ging van een gedeelte van laatstgenoemde gemeente bij Voor schoten toch moet overeenkomstig het bepaalde in artikel 131 der gemeentewet behalve aan het oordeel van den Raad, te zijner tijd ook aan het oordeel van eene door de kiezers voor den Raad te kiezen commissie uit de ingezetenen, waarin de Burgemeester voorzit, worden voorgelegd. Het aantal leden dier commissie bedraagt ingevolge het zelfde wetsartikel voor Leiden, als zijnde eene gemeente met meer dan 35000 zielen, 25, die zoodanig over de 3 kiesdistricten moeten worden verdeeld, dat in de kiesdistricten zooveel mo gelijk een gelijk getal leden gekozen wordt en dit aantal in behoorlijke evenredigheid staat tot de bevolking van ieder district. In evenredigheid met de bevolking bedraagt het aantal raadsleden, dat in de 3 kiesdistricten, welke volgens de laatst vastgestelde kiezerslijst resp. 2193, 2953 en 2115 kiezers voor den Gemeenteraad tellen, gekozen wordt: in district I: 10, in district II: 11 en in district III10. Een gelijksoortige verdeeling over de 3 districten lijkt ons derhalve ook voor de leden der commissie uit de ingezetenen rationeel. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging aan Gedeputeerde Staten voor te stellen het aantal leden dier commissie in het eerste kiesdistrict op 8, in het tweede op 9 en in het derde op 8 te bepalen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 46. Leiden, 9 Februari 1917. Bij Uw besluit van 14 December 1916 (Ingek. Stukken No. 266), werd door Uwe Vergadering besloten tot eene her ziening der tarieven voor het gebruik van gas en electriciteit. Het doel hiervan was zoowel het verbruik te beperken als de hoogere productiekosten der fabrieken te dekken. Deze maat regel geschiedde naar aanleiding van de U bekende circulaire van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 24 November 1916. ünze verwachting, dat deze maatregel, mede in verband met de tegelijkertijd door U vastgestelde verordening op de beperking van de verlichting van winkels, voldoende bezuini ging zoude hebben teweeggebracht, is niet uitgekomen. Waar bovendien de kolenaanvoer uit het buitenland thans vrijwel stil ligt, heeft de Minister zich wederom verplicht gezien de gemeenten ten opzichte van de verstrekking van kolen nog verder te rantsoeneeren. Zooals U uit de hierachter afgedrukte circulaire van 2 Fe bruari j.l. zal blijken, moet de bezuiniging in het gebruik van steenkolen thans worden opgevoerd tot 35 vergeleken bij verleden jaar. Onder den druk der omstandigheden ^komen wij derhalve opnieuw tot U met een voorstel om tot nog grooter bezuini ging op het gebruik van gas en electriciteit te dwingen. De ernst van den toestand laat echter niet meer toe om uitsluitend langs indirecten weg door prijsverhooging het verbruik te doen verminderen. Tot bezuiniging zal thans ook rechtstreeks dienen te worden genoopt door het verbruik zelf te rantsoeneeren. Indien toch het totaalverbruik niet wordt verminderd tot 65 van het verbruik in de gelijkluidende maand van het voorafgaande jaar, loopt onze gemeente gevaar van de leve ring van steenkolen te worden verstoken. Ten aanzien van de te nemen maatregelen hebben wij het advies ingewonnen van Commissarissen der Stedelijke Licht fabrieken. In de eerste plaats dient het minimum-verbruik, dat thans voor gasverbruikers geldt en waarbij de oude prijs van 8 cent per M3. wordt berekend, te worden verminderd. De geldende minima werden indertijd vastgesteld in ver band met. de hoeveelheid kolen, die nog aanwezig was, resp. nog volgens de oude, betrekkelijk lage contractprijzen moes ten worden geleverd. Nu deze levering in het geheel niet df maar ~th zeer beperkte mate heeft plaats gehad en de hoeveelheid kolen, die tegen matige prijzen konden worden betrokken dus veel kleiner is, dan waarop bij het vaststellen der minima werd gerekend, ligt het voor de hand, dat boven genoemde minima overeenkomstig mpeten worden gewijzigd. Dit is ook zeer wel mogelijk en tevens gewenscht, want de practijk heeft geleerd, dat van de muntverbruikers 93% beneden deze minima blijven, zoodat zij thans geen enkelen drang tot bezuiniging ondervinden. Het lager stellen van het minimum-verbruik over elk tijdvak met 10 M*. kan dus uit een financieel oogpunt voor de verbruikers geene ernstige bezwaren opleveren. Daarnaast zal het noodig zijn de verbruikers te dwingen hun verbruik zoodanig te beperken als noodig is om over schrijding van een verbruik van 65%, desnoods met krach tige middelen, te kunnen beletten. Een dergelijke maatregel moet zoowel voor gas als voor electriciteit worden ingevoerd en zoowel in Leiden als in de buitengemeenten. In verband met de met de buitengemeenten afgesloten contracten betreffende levering van gas en electriciteit is zulks alleen mogelijk door in de verordeningen betreffende de levering van gas en electriciteit een nieuw artikel op te nemen, waarin Burgemeester en Wethouders bevoegd worden verklaard voorschriften te geven ter beperking van het gas- en electriciteitsverbruik. De aldus gewijzigde verordeningen zijn dan krachtens de contracten ook geldig in de buitengemeenten. De door ons te nemen maatregelen kunnen natuurlijk niet tariefswijziging inhouden. Trouwens hierboven wezen wij er reeds op, dat thans niet in hoofdzaak heil moet worden gezocht in verhooging van prijzen die geen zekeren waarborg geeft tot bezuiniging, maar in gedwongen besparing van het verbruik. Onze bevoegdheid zal dus hierin moeten bestaan, dat wij naar gelang van omstandigheden bepaalde grenzen voor het verbruik vaststellen, waaraan men zich moet houden, op straffe van afgesneden te worden van verderen toevoer. Naar aanleiding van het bovenstaande zien wij ons derhalve verplicht U voor te stellen: I. Te besluiten de bij Uw besluit van 14 December 1916 bepaalde minima voor gasverbruik voor de verschillende tijd vakken nader als volgt vast te stellen:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 14