DONDERDAG 18 JANUARI 1917. 7 Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XIII. Voorstel om de Commissie van Beheer over de ge stichten «Endegeest", «Voorgeest" en «Rhijrigeest" te mach tigen tot bet doen aanleggen van eene centrale verwarming in het paviljoen le klasse van het sanatorium «Rhijngeest". (Zie Ing. St. No. 27.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XIV. Voorstel: a. tot overdracht van de aan de gemeente toebehoorende gedeelten van de perceelen Maredijk, Sectie L nis. 896 en 897, aan G. J. Jansen; b. tot overname in eigendom en onderhoud bij de gemeente van het mede ten name van G. J. Jansen staande ge deelte van het perceel Sectie L No. 895. (Zie lng. St. No. 14.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XV. Voorstel tot aankoop van de perceelen aari de Lange Mare, het Vrouwenkerkhof en de Brandewijnsteeg, Sectie H, nis. 142, 2616 en 2617 en tot beschikbaarstelling van de voor dien aankoop benoodigde gelden. (Zie Ing. St. No. 17.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Sijtsma. M. d. V. Eenigszins nog onder den indruk van hetgeen U zooeven hebt gezegd, dat wij zuinig moeten zijn, heb ik mijzelf afgevraagd, of het wel goed is, dat wij nu overgaan tot aankoop van die perceelen. Wij staan hier voor een uitgave van ruim 15000.—. Bovendien heeft de eigenaar nog het vrije gebruik gedurende 2 jaar van die per ceelen. Het komt mij voor, dat een bedrag van ƒ15000.— voor een oppervlakte van 160 c.A. zeer veel is. Ik zou daarom zeggenlaten wij wachten, totdat de perceelen bij gelegen heid zullen worden verkocht, hetzij dat zij ons worden aan geboden, hetzij dat zij publiek verkocht worden. Wij koopen het nu en betalen het en geven dan aan den vorigen eigenaar de gelegenheid nog twee jaar in dat pand te blijven wonen en er zijn bedrijf in uit te oefenen. In ieder geval vind ik, waar wij niet weten, waarvoor wij nog zullen komen te staan, zooals ook door U, Mijnheer de Voorzitter, is gezegd, het niet geoorloofd deze uitgaven te doen, die niet .noodzakelijk zijn. De heer Huurman. M. d. V. Ten deele ben ik het eens met den heer Sijtsma. Het is noodzakelijk die steeg te verbreeden, maar den prijs, die voor deze huizen zal worden betaald, acht ik abnormaal hoog. Het is 90— per M2. Naar mijn meening kan men beter tot onteigening overgaan dan dezen hoogen prijs betalen. Ik kan daarom mijn stem aan het voorstel niet geven. De heer Botermans. M. d. V. Ik ben er altijd op tegen ge weest om groote kosten te gaan maken ter verbreeding van die steeg. Toen de Raad daartoe evenwel had besloten, heb ik al dadelijk gezegd, dat ik vermoedde, dat de eigenaar meer zou gaan vragen. Ik vind een bedrag van ƒ15000.ook heel hoog, maar ik vermoed, dat men bij onteigening nog meer zal moeten betalen, omdat in dat pand een bedrijf wordt uit geoefend. Waar het betreft een huis, waarin een bedrijf wordt uitgeoefend, daar is de rechtbank altijd zeer toegeeflijk. Dat hebben wij onder andere ondervonden bij de onteigening van het pand in de Paardensteeg. De eigenaar heeft toen 4000.— meer gekregen dan hem door de gemeente was aangeboden. Wil men nu deze steeg verbreeden, dan is het mijn inziens het beste om mede te gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Fischer. M. d. V. ik ga geheel mede met hetgeen de heer Botermans heeft gezegd. Men moet niet gering denken over de kosten van onteigening vooral niet, waar'het een pand geldt, waar een bedrijf' in wordt uitgeoefend. Wij hebben in dat opzicht leergeld betaald. Ik herinner maar aan een geval van onteigening tot uitbreiding van de veemarkt. Het gold daar een pand, waarin een klein bedrijf werd uitgeoefend, maar dat, toen het onteigend moest worden, in eens zeer aanzieidijk was geworden. Het heeft ons toen heel wat gekost, afgezien van de 27 door de advokaten berekend. Wij zijn op het oogenblik in de gelegenheid die huizen te koopen en nu geloof ik den Raad te moeten aanbevelen in te gaan op het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Het bedrag, dat gevraagd wordt, is wel is waar niet laag, maar men moet niet vergeten, dat het het laatste pand is, dat wij daar nog noodig hebben. Wanneer wij dit pand kun nen krijgen voor het gevraagde bedrag, dan is de prijs m. i. niet te hoog, gezien het nut, dat men zal hebben van dit pand voor de verbreeding van de steeg. De heer Sijtsma heeft gezegd, dat de eigenaar nog twee jaar in dat pand zal kunnen blijven wonen. Er staat in de stukken «hoogstens twee jaar" en ik vertrouw wel zooveel op de ridderlijkheid van dien man, dat, wanneer eerder mocht worden overgegaan tot de verbreeding van die steeg, hij wel zorgen zal tegen dien tijd het pand te verlaten. Dit nog wil ik opmerken. Wanneer de steeg moet worden verbreed, dan zal er een klein stukje van een schoollokaal moeten worden afgenomen, maar dit kan weer worden ver holpen door het bijtrekken van een pakhuis aan de school. De school zal er derhalve geen nadeel van ondervinden maar er integendeel op vooruitgaan. De heer van der Pot. M. d. V. Ik had juist willen vragen, of het noodzakelijk verbouwen van de school ten behoeve van de verbreeding van de steeg niet nogal wat kosten zal mede brengen, maar dat is nu reeds gebleken. En dan is er nog een punt. Wanneer tot de verbreeding van den steeg wordt overgegaan, zal ook de brug, die over de Mare ligt, een alge- heele verbouwing moeten ondergaan. Dat zal dus opnieuw belangrijke uitgaven vereischen, waarmede men bij de thans te nemen beslissing dient rekening te houden. De Voorzitter. Vroeg of laat zal men toch tot de ver breeding van die brug moeten overgaan, maar op het oogen blik is dat nog niet noodig. Het is voorloopig voldoende, wanneer men aan den eenen kant van de Mare, waarop de Brandewijnsteeg uitkomt, een breeden verkeersweg heeft. Men behoeft de brug dus nog niet te verbreeden. De heer Hoogenboom. M. d. V. Ik sta meer aan de zijde van den heer Huurman dan aan den kant van Burgemeester en Wethouders in deze quaestie en wel in het bijzonder wat de kosten betreft. De heer Huurman geeft opgemerkt, dat de prijs zal worden 90.— per Ma. Bekijken wij de quaestie nader, dan zien wij, dat men voor een bedrag van ƒ15000. drie perceelen koopt. Het eene perceel is groot 94 c.A. Daarin is een bedrijf gevestigd. Het andere perceel is eene bergplaats met een oppervlak van 65 c.A. Ten laatste is er nog een klein perceeltje van 7 c.A., dat naast die bergplaats ligt. Ik stel mij voor, dat de bergplaats met dat kleine perceel wei geen grooter waaide zal vertegenwoordigen dan ƒ2000. Trekt men dat bedrag van de 15000.af, dan houdt men 13000.over. Voor het perceel, waarin het bedrijf is gevestigd en dat 94 c.A groot is, moet men dus feitelijk 1300Ö.betalen, d.i. ongeveer 140.per c.A. Dat vind ik werkelijk een zeer hoogen prijs. De heer van Hamel. Ik geloof, dat de heer Hoogenboom zich vergist. Hij meent, dat de werkplaats grenst aan het kleine perceel van 7 c.A. Dat is niet zooDe smidswerkplaats grenst onmiddellijk aan het winkelhuis op den hoek van de de steeg. Het perceel van 7 c.A. is een sta in den weg in de Brandewijnsteeg. Dat kleine perceel grenst onmiddellijk aan de school en aan het pakhuisje. Nu is dat perceeltje wel heel klein, maar het is hier werkelijk een sta in den weg en dan is een prijs van ƒ90.— per M2. weder niet zoo veel. Hier hangt natuurlijk alles af van de plaats, waar het perceeltje staat. De heer Hoogenboom. M. d. V. Ik meen, dat ik mij de quaestie goed heb voorgesteld. Wanneer ik de teekening, die ter visie heeft gelegen, goed heb bekeken, dan heb ik daaruit begrepen, dat het perceel van 7 c.A. grenst aan het perceel van 65 c.A. Daarom zou ik gaarne de teekening nog eens willen zien. Mijnheer de Voorzitter. Inzage van de teekening bevestigt mijn vermoeden, dat die twee perceelen wel aan elkaar gren zen en niet aan het winkelhuis. Die twee perceelen liggen naast elkaar en grenzen niet aan No. 142. De heer Fischer. M. d. V. Nog eene enkele opmerking in verband met de taxatie van het pakhuis door den heer Hoogen boom. Het eene is een klein perceel van 7 M2., dat voor 90 cent per week is verhuurd en waarvoor altijd liefhebbers worden gevonden. Daarnaast staat dan het pakhuis van 65 M2. Die twee perceelen mag men niet op ƒ2000.taxeeren. Het eerste vertegenwoordigt al een waarde van 800.—a 900. Zoo beschouwd is de prijs, die gegeven zal worden voor het aankoopen van het perceel, waarin een bedrijf wordt uitge oefend, niet zoo hoog als door de heeren wordt gezegd. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, in stem ming gebracht, wordt aangenomen met 22 tegen 5 stemmen.. Vóór stemmen de heeren: van Romburgh, Hartevelt, van der Eist, de Boer, Reimeringer, Zwiers, Botermans, Korff, van Tol, A. Mulder, van der Lip, van Hamel, Fischer, Bots, Tepe, Aalberse, Briët, Pera, van Gruting, Sasse, Vergouwen en J. P. Mulder.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 7