DONDERDAG 18 JANUARI 1917.
31
namelijk op het gedeelte tusschen de Heerenstraat en de Nek-
sluisbrug. Indertijd zijn daar de boomen aan den huizenkant
om den anderen gerooid; herhaaldelijk hebben wij van de
bewoners van dat gedeelte tevredenheidsbetuigingen ontvangen
voor de groote verbetering, die er gekomen is. Wij stellen
ons dan ook voor, dat wanneer ook thans de boomen om den
anderen worden gerooid, dit een groote verbetering zal teweeg
brengen voor de huizen, zoowel als voor den weg. Nu kan
men wel zeggen, dat de huizen maar liever moesten gerooid
worden, dan de boomen, maar dat gaat toch wel wat al te
ver. De heer Hoogenboom zou ook de boomen aan den water
kant om den anderen willen doen rooien; ik zou zeggen:
laat ons eerst eens afwachten, wat het resultaat zal zijn van
het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Het zal mijns
inziens zeker niet mooi^ staan, wanneer aan den waterkant de
boomen om den anderen zullen worden gerooid.
De heer Botermans. M. d. V. Ik bert er dankbaar voor
dat Burgemeester en Wethouders aan het vèrzoek van de
bewoners van den Witten Singel tegemoet zijn willen komen.
Ik acht het voorstel van den heer Hoogenboom zeer aan te
bevelen. Het gras toch kan aan den waterkant onder de boomen
niet groeien en vereischt dientengevolge voortdurend onder
houd. Er zijn onder de kastanjeboomen heel wat kale plekken,
die steeds weer moeten worden bijgezaaid. Maar een graskant
als aan den Zoeterwoudschen Singel krijgt men daar nooit.
Het is mijn inziens een afdoende maatregel, dien de heer
Hoogenboom voorstelt. De singel zal even mooi blijven ook al
worden de boomen om den andere gerooid. Men moet ook
niet vergeten, dat 40 menschen dit verzoek hebben ingediend.
Dat zijn menschen, die aan dien singel wonen. Wanneer door
het rooien van de boomen het mooi zou worden weggenomen,
dan zouden zij er er toch zeker niet voor zijn. Die menschen
hebben toch ook een oordeel.
De Voorzitter. Dat geloof ik niet altijd.
De heer Botermans. Als het getij verloopt moet men de
bakens verzetten. Er is langs dien singel gebouwd en dat is
maar gelukkig ook, want waar zou men de menschen anders
moeten bergen. Wat is er vroeger geen verzet geweest tegen
het rooien der boomen aan den Rijnsburger weg en is die
weg niet even mooi gebleven? De heer Hoogenboom heeft
thans een lans gebroken voor den Witten Singel; het zal mij
nu ook heel aangenaam zijn, als hij ook zal willen mede
werken om den Hoogen Rijndijk wat op te knappen.
De Voorzitter. Zoo dadelijk zal ik het voorstel van
Burgemeester en Wethouders in stemming brengen. Wil U
dit voorstel uitbreiden, dan moet U een amendement indienen.
De heer Hoogenboom. M. d. V. De heer Reimeringer doet
het voorkomen alsof het jammer zou zijn voor de wandelaars,
dat die singel aan schoonheid verliest. Ik ontken echter dat
die singel door de door mij voorgestelde rooiing van boomen
aan schoonheid zal verliezen. Ook moet men in het oog
houden dat het niet minder werischelijk is juist de singels
voor bewoning aantrekkelijk te maken en die boomen vormen
daartegen dikwijls een groot beletsel. Dat de huizen te dicht
bij de boomen staan is ook niet juist, want de huizen van
de meeste adressanten staan daarvan op een behoorlijken
afstand verwijderd. De kastanjeboomen hebben echter het
nadeel, dat zij laag vertakken en zwaar in blad staan. Daar
door is een, met dergelijke dicht bij elkaar staande kastanje
boomen beplante singel niet aangenaam voor de bewoners.
Het is daar altijd nog vochtiger en onaangenamer dan op
den Zoeterwoudschen Singel, waar iepen staan. Men moet in
deze wel degelijk een onderscheid maken tusschen iepen
en kastanjes. De r.ooiing der boomen zal ook geen verstoring
zijn van het natuurschoontengevolge van de breede ver
takking der kastanjeboomen, grijpen deze geheel in elkaar
en het aanzien van dezen singel zal er dus niet onder lijden,
indien, zij aan beide kanten om den andere gerooid worden. Ik
dring er dus bij de leden op aan te besluiten om ook de
boomen aan den waterkant om den andere te rooien.
De heer Fischer. De Directeur van Gemeentewerken heeft
er vroeger, toen de quaestie van rooien ook ter sprake kwam
op gewezen, dat de boomen langs den Witten Singel aan den
huizenkant en den waterkant in verband zijn geplaatst. Wanneer
men dus aan den huizenkant zoowel als aan den waterkant
de boomen om den ander gaat verwijderen, dan krijgt men
tusschen twee boomen een groot gat, dat zich over twee
boomen uitstrekt. Ik meen dus in tegenstelling met het ge
sprokene door den heer Hoogenboom, dat door den eigenaar-
digen stand van die boomen de singel bij rooing om den
ander er werkelijk niet op vooruit zal gaan.
De beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter. De heer Hoogenboom heeft het navolgende
amendement ingediend:
»Ondergeteekende heeft de eer voor te stellen het voorstel
van Burgemeester en Wethouders gedaan in het Ingekomen
Stuk No. 29 uit te breiden in dien zin, dat langs den Wit
ten Singel ook de kastanjeboomen aan den waterkant om
den anderen worden verwijderd."
Wordt dit amendement voldoende ondersteund? Zoo ja, dan
maakt het een onderwerp van beraadslaging uit.
Aangezien de quaestie nu voldoende besproken is zal ik
het. amendement in stemming brengen.
Het amendement van den heer Hoogenboom wordt in
stemming gebracht en verworpen met 21 tegen 5 stemmen.
Tegen stemmen de heerenSijtsma, van Romburgh, Harte-
velt, van der Eist, de Boer, Reimeringer, Zwiers, Korff, van
Tol, A. Mulder, van der Lip, van Hamel, Fischer, Bots, Briët,
van der Pot, Pera, Huurman, Sasse, Heeres en J. P. Mulder.
Vóór stemmen de heeren: Botermans, Tepe, Hoogenboom,
van Gruting en Vergouwen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in
stemming gebracht en aangenomen met 19^ tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen de heerenvan Romburgh, Hartevelt, van
der Eist, de Boer, Zwiers, Botermans, Korff, van Tol, A. Mulder,
van Hamel, Fischer, Bots, Tepe, Hoogenboom, van der Pot,
Pera, van Gruting, Heeres en Vergouwen.
Tegen stemmen de heeren: Sijtsma, Reimeringer, van der
Lip, Briët, Huurman, Sasse en J. P. Mulder.
XXVII. Verordening tot wijziging van de verordening van
12 October1 1905 (Gemeenteblad No. 25) op het Bouwen en
Sloopen.
(Zie Ing. St. No. 5).
De Voorzitter. Aangezien er van de Gezondheidscommissie
nog geen rapport is ingekomen, stellen Burgemeester en Wet
houders voor dit punt van de agenda af te voeren.
XXVIII. Motie van den heer P. Hoogenboom in zake de
vaststelling van voorgevellijnen langs de Oegstgeesterlaan,
den Rijnsburgerweg N. O. z. en de Mariënpoelstraat.
(Zie Ing. St. No. 9.)
De heer Hoogenboom. M. d. V. Ik heb U gisteren het
verzoek gedaan de punten 28, 29 en 30 Ie willen uitstellen
tot de volgende vergadering. Dit verzoek wil ik thans her
halen. Het is mij nl. door de belangrijke andere op de agenda
voorkomende onderwerpen niet gelukt, deze zaak geheel te
overzien. Indien het dus mogelijk is; zou ik deze punten
gaarne zien uitgesteld tot de volgende vergadering.
De Voorzitter. De heer Hoogenboom verzoekt dus om de
punten 28, 29 en 30 van de agenda af te voeren.
In het algemeen zou ik een dergelijk verzoek niets steeds
inwilligen. Daar het nu al vrij laat is geworden, is het iets
anders. Het betreft hier speciaal een quaestie, die de heer
Hoogenboom aan. Burgemeester en Wethouders heeft voorge
legd. Nu had de heer Hoogenboom daarbij in aanmerking
kunnen nemen, dat Burgemeester en Wethouders de quaestie
hebben moeten bestudeeren om de verdediging van hun voor
stel op zich te nemen. Nu zijn Burgemeester en Wethou
ders geheel gereed en zegt hij plotseling: ik heb van de
quaestie minder werk kunnen maken, voer het liever van
de agenda af. Dat kunnen Burgemeester en Wethouders niet
altijd toestaan. Wij moeten ondanks onze drukke bezigheden
steeds gereed zijn met een antwoord op alle mogelijke quaesties.
Dat heeft men vanmiddag ook weder kunnen constateeren
toen wij zulke bekwame juristen als de heeren Vergouwen,
van der Lip en van der Eist tegenover ons zagen. Dan moeten
wij tot op de tanden gewapend zijn. Nu het uur reeds zoover
gevorderd is, wil ik echter het verzoek van den heer Hoogen
boom namens Burgemeester en Wethouders gaarne toestaan.
De heer Vergouwen. Naar aanleiding van het gesprokene
door U, Mijnheer de Voorzitter, aanvaard ik U gaarne als
promotor, waar U mij tot jurist promoveert.
Wat het voorstel van den heer Hoogenboom betreft is het
waar, dat wij dezen keer een massa te doen hebben gehad.
Dat hebben wij ondanks onze gewone werkzaamheden toch
ook moeten doen. Ik stem dan ook gaarne in met het ver
zoek van den heer Hoogenboom om die drie punten van de
agenda af te voeren.
De Voorzitter. Het waren allemaal quaesties, die iedere
week zich ophoopen en die moesten worden afgedaan. In