DONDERDAG 18
JANUARI 1917.
27
De heer Vergouwen. Over de verordening zelf kan er dan
niet gestemd worden
De Voorzitter. Wanneer wij nu de artikelen afhandelen
dan kunnen wij toch in de eerstvolgende vergadering over
de verordening stemmen.
De heer A. Mulder. Kunnen dan daarover de discussiën
de volgende maal weder worden geopend'?
De Voorzitter. Over het aangehouden artikel wel, wanneer
de Raad daartoe besluit. Wij gaan dus over op artikel 13.
Burgemeester en Wethouders stellen nog voor, om van dit
artikel lid c te schrappen.
Het aldus gewijzigd artikel wordt daarop zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 14, luidende:
»Elk der mannelijke onderwijzers, die het hoofd der school
bijstaan (met uitzondering van de vakonderwijzers voor de
vakken q en s) geniet, indien hij gehuwd of weduwnaar met
inwonende kinderen is en den leeftijd van 28 jaar bereikt heeft,
een tegemoetkoming in de huishuur ten bedrage van ƒ75.
's jaars."
De Voorzitter. Op dit artikel zijn de navolgende amende
menten ingediend,
een amendement van den heer Fokker, luidende:
»De ondergeteekende heeft de eer voor te stellen: Art. 14
der verordening, bepalende het getal der scholen voor open
baar lager onderwijs enz., te lezen als volgt:
»Elk der mannelijke onderwijzers, die het hoofd der school
bijstaan (met uitzondering van de vakonderwijzers voor de
vakken q en s) geniet, indien hij gehuwd of weduwnaar met
inwonende kinderen is, of ter beoordeeling van Burgemeester
en Wethouders als hoofd of kostwinner van een gezin is te
beschouwen, en den leeftijd van 28 jaar bereikt heeft, een
tegemoetkoming in de huishuur ten bedrage van ƒ75.— 's jaars."
en een amendement van de heeren Sijtsma, Fokker, van der
Eist, van Gruting, de Boer en Botermans, luidende:
ȟndergeteekenden hebben de eer voor te stellen in de ver
ordening, bepalende het getal der scholen voor openbaar
onderwijs te Leiden, enz.
Aan art. 14 toe te voegen»Ongehuwden kunnen in som
mige gevallen treden in de rechten van gehuwdenelk geval
blijft ter beoordeeling van Burg. en Wethouders."
De heer Fokker. M. d. V. Ik kan kort zijn in de toelichting
van mijn amendement. Mijn amendement komt misschien nog
nader tot het doel, dat het amendement van den heer Sijtsma
c. s., dat ik mede heb onderteekend, beoogt. De bedoeling is,
dat een onderwijzer, die niet gehuwd is, maar toch als hoofd
van een gezin of kostwinner is te beschouwen, doordat hij
bijvoorbeeld eene moeder of een paarzieke zusters heeft te onder
houden, toch ook de belangrijke tegemoetkoming in de huur
van 75.per jaar ontvangt. Of een zoodanig persoon hoofd
van een gezin of kostwinner is, laat ik in mijn amendement
ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders. Ik ver
trouw, dat Burgemeester en Wethouders geen bezwaar zullen
bebben om mijn amendement over te nemen.
De heer van Hamel. Burgemeester en Wethouders hebben
bezwaar tegen het amendement van den heer Sijtsma c. s.
Het amendement van den heer Fokker willen Burgemeester
en Wethouders wel overnemen onder voorwaarde, dat de
bedoeling van het amendement van den heer Fokker zal zijn,
dat de kostwinners inwonend zijn.
De heer Fokker. Mag ik dan het sub-amendement van
Burgemeester en Wethouders overnemen en mij daarmede
volkomen eens verklaren?
De Voorzitter. De bedoeling is, het amendement eenigszins
anders te formuleeren dan U heeft gedaan. Een andere
redactie is m. i. wel gewenscht. Ik zou dan willen lezen
»of ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders als
kostwinner." Hoofd is in dezen geen term, die te gebruiken is.
Ik zou hieraan willen toevoegen, dat het de bedoeling is,
dat men ook samenwoont, dit is, meen ik, alleszins billijk.
Wanneer een weduwnaar toevallig eene dochter heeft, dan
zou hij wèl toeslag krijgen en wanneer zijne zuster bij hem
in komt wonen, zou hij die niet krijgen. Het amendement van
den heer Fokker komt mij alleszins billijk voor, alleen de
woorden »hoofd of" zou ik willen schrappen. Het is natuur
lijk de bedoeling, dat iemand in dezelfde conditie moet ver-
keereq als een weduwnaar met inwonende kinderen. Het is
niet de bedoeling, dat de onderwijzer in Leiden zou wonen,
maar zijn gezin in eene andere gemeente. Burgemeester en
Wethouders zijn er toe bereid onder die voorwaarde het
amendement van den heer Fokker over te nemen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou gaarne een klein verzuim
willen herstellen, nl. om in de volgende verordening het
zelfde amendement voor te stellen. Ik kan dat zeker nu wel
even doen. Bij de buitengewone scholen hebben wij toch met
dezelfde kwestie te maken.
De Voorzitter. Ik zou nu de andere heeren willen ver
zoeken hun amendement in te trekken. Daar heeft zeker
niemand bezwaar tegen. Dan is dat amendement ingetrokken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het geamendeerde art. 14 wordt vervolgens zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
De artt. 15 tot en met 20 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders wijzigen als
nog art. 21 door aan dit artikel toe te voegen een tweede lid,
luidende
»De onderwijzeressen, die op het tijdstip van in werking
treding dezer verordening op de meisjesscholen der eerste
en tweede klasse werkzaam zijn en die voor het geven van
onderwijs in de handwerken de in artikel 13, letter c, van de
verordening van 7 December 1911 (Gem.Blad No. 41), laatste
lijk gewijzigd bij verordening van 5 September 1916 (Gem.
Blad No. 16) vastgestelde verhooging van ƒ50.of 25.
genieten, blijven, zoolang zij als onderwijzeres van bijstand
aan die scholen blijven geplaatst, in het genot van die ver
hooging".
Het aldus gewijzigd art. 21 wordt zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 22 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
De eindstemming over de verordening in haar geheel wordt
aangehouden tot een volgende vergadering.
(De heer Fokker verlaat de vergadering.)
De Voorzitter. Aan de orde is nu de tweede verordening,
luidende
Verordening voor de buitengewone school voor Lager On
derwijs, te Leiden.
Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd.
De artikelen 1 tot en met 6 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 7, luidende:
»De aanvangsjaarwedde bedraagt:
a. voor het hoofd der school 1900.verhoogd met 450.
's jaars wegens vergoeding voor huishuur. Deze wedde wordt
viermaal verhoogd met ƒ100.de eerste maal 3 jaar, de
tweede maal 6 jaar, de derde maal 9 jaar en de vierde maal
12 jaar, nadat het hoofd der school als zoodanig aan eene
openbare of bijzondere of buitengewone school voor lager
onderwijs, hetzij hier, hetzij elders, heeft dienst gedaan.
b. vóór een onderwijzer of onderwijzeres, in het bezit der hoofd
akte, ƒ1300.
c. voor een onderwijzeres zonder hoofdakte ƒ1100.
De wedde onder b wordt zesmaal, die onder c. viermaal
verhoogd met f 100.telkens na twee jaar dienst aart eene
openbare of bijzondere of buitengewone school voor lager
onderwijs, hetzij hier, hetzij elders.
De verhoogingen wegens dienstjaren worden aan de onder
wijzers en onderwijzeressen, onder b en c van dit artikel
bedoeld, slechts toegekend bij voldoende bekwaamheid en
getrouwe plichtsbetrachting, ter beoordeeling van Burgemeester
en Wethouders en na ingewonnen advies van de Plaatselijke
Schoolcommissie.
De onderwijzeressen, belast met het onderwijs in de nuttige
handwerken, ontvangen, indien zij de bevoegdheid tot het
geven van onderwijs in het vak k bezitten, eene verhooging
van wedde van ƒ50.'s jaars.
De jaarwedden der onderwijzers, die gehuwd zijn of weduw
naar met inwonende kinderen en den leeftijd van 28 jaar be
reikt hebben, worden verhoogd met 75.'s jaars wegens
tegemoetkoming in de huishuur.
De jaarwedde van het plaatsvervangend hoofd wordt als
zoodanig verhoogd met 100.
De bezoldiging van de kweekelingen wordt vastgesteld door
Burgemeester en Wethouders volgens het bepaalde bij artikel