26 DONDERDAG 18 JANUARI 1917. zulke menschen met een gezin van laat ons zeggen niet meer dan 2 kinderen, niet in deze abnormale tijden, maar zelfs in normale tijden in hun stand van ƒ21.rond kunnen komen. Het is mij een raadsel. Ik moet dus wel meegaan met het voorstel om het eindcijfer hier te brengen op ƒ1400. De heer Heeres. M. d. V. Wanneer ik den heer Vergouwen goed heb verstaan, dan heeft hij gezegd, dat ik geen waarde zou hechten aan de hoofdakte. Zoo heb ik mij niet uitgedrukt. Ik heb gezegd, dat ik aan het bezit van de hoofdakte niet dezelfde waaide hecht als Burgemeester en Wethouders. Ik wil nog een tweede kwestie even bespreken, dat is n.l. de kosten. De Wethouder heeft gezegd, dat juist die ƒ400.een goede stimulans voor de onderwijzers zullen zijn om de hoofdakte te halen. Hij heeft in dit verband gebruikt het woord automatisch. Wanneer dit werkelijk het geval is dan is mijne verwachting van het stelsel van Burgemeester en Wethouders, dat gaandeweg alle" onderwijzers zich op de hoofdakte zullen gaan toeleggen en die zullen krijgen. In dat geval zal het nadeel van die ƒ7100.heel spoedig tot een minimum zijn gereduceerd. En ik hoop, dat ik hierin gelijk zal krijgen. Het financieel bezwaar schrikt mij dan ook niet zoo bijster af. De Voorzitter. Ik wil er op attent maken, dat ik geloof, dat in het bijzonder door den heer Heeres te veel over het hoofd wordt gezien, de kwestie van het examen. Ik kan mij begrijpen, dat U als hoogleeraar de waarde van een examen niet zoo heel hoog schat, maar men moet toch een norm aannemen. Wanneer men zoo weinig waarde hecht aan de hoofdakte, waarom handelt men hier dan niet als in Engeland, waar iedereen, zelfs de puttenscheppers, door den heer Fokker genoemd, les kunnen geven. Waarom eischt men hier dan nog eenig examen? Want de heeren, voor zoover zij verstand hebben van de hulpakte, weten wel, dat dat examen nog niet zoo'n heel grooten waarborg geeft voor de kennis van den hulponderwijzer. Nu kan het best zijn, dat iemand, die die hulpakte heeft gehaald, heel goed les kan geven en dat zoo iemand heel aardig met de kinderen kan omgaan, maar als het daarom te doen is, kan men evengoed de bewaarschool onderwijzeressen laten opklimmen tot hulponderwijzeres. Wij moeten een norm hebben en dit is zonder eenigen twijfel het examen. Nu is dat examen voor de hoofdakte in geen geval te zwaar voor personen, die toonen energie te hebben om ervoor te studeeren. Het kan zijn dat sommigen dat examen niet kunnen halen, maar dat zullen slechts wei nigen zijn. Men moet het examen voor de hoofdakte ook meer als een norm beschouwen. Zoo wordt o. a. ook extra betaald het examen van boekhouden bij verschillende gemeentebe drijven. Maar waarvoor is dat noodig? Kan iemand, die dat examen van Mercurius niet heeft gehaald, niet evengoed boek houden Zeker, maar men moet voor die extra toelage nu eenmaal een norm stellen. Zoo is het ook met de hoofdakte. Wij zijn daarbij uitgegaan van de gedachte, dat ieder normaal onderwijzer na acht jaar de hoofdakte kan halen. Nu moet men kiezen of deelen. Willen de heeren hebben onderwijzers met een hoofdakte of zonder hoofdakte? Men heeft profes soren met een titel, maar men heeft ook professor De Haas. Men moet hier dus het examen ter verkrijging van die akte als norm aannemen. Nu hebben wij hier een corps onder wijzers. Een onderwijzer, die alleen zijn examen voor onder wijzer heeft gedaan, kan hier komen tot een salaris van 1200.Is dat nu niet voldoende Stelt men nu voor een traktement van 1400.— in het geheel geen eischen, dan kan men aan een timmerman en een metselaar die getrouwd zijn, ook wel een dergelijk salaris gaan geven. De heer Zwiers. Die hebben een anderen levensstandaard! De Voorzitter. Waarom hebben zij een anderen levens standaard? Omdat zij niet een examen hebben afgelegd voor onderwijzer? De heele quaestie gaat hierom: wil men hier hebben een corps goed onderlegde onderwijzers, ja of neen? Nu kan men zeggen: die willen wij wel hebben, maar dat kost ons duur. Dat is best, maar dan heeft men ook waar voor zijn geld. Nu kan men over het traktement van een gewonen onder wijzer verschillende opinies hebben, maar er moet een grens zijn. Gaat men daarboven, dan moet een dergelijke uitgave ook gemotiveerd zijn en als norm daarbij kan men dan het examen voor de hoofdakte eischen. Nu acht ik een uitgave van 7000.niet verantwoord met het oog op de gemeente- financiën, wanneer wij daarvoor niet eenige waarborgen hebben, dat wij dan ook goede onderwijzers zullen krijgen. De heer Fokker vraagt altijd: waar blijft het geld? Maar de voorgestelde verhooging van 45000.maakt met deze meerdere uitgave van 7000.al een bedrag van ƒ52000. Kort geleden is er al een jaarlijksche uitgave ten behoeve van de onderwijzers gevoteerd van ruim 25000.en daarvoor nog weer eene van 18000.—. Dat wordt gaandeweg een kleine ton binnen tien jaren. Is dat nu wel verantwoord tegenover de ingezetenen De heer Botermans. Ja! De Voorzitter. De heer Botermans zegt ja, maar ik zeg neen. Vooral niet., wanneer men daarvoor geen geschikte personen kari krijgen, die getoond hebben, dat zij een examen voor de hoofdakte af kunnen leggen. Werkelijk waar, ik vind het zonde van het geld, wanneer men het op die manier gaat verslingeren. De heer Heeres.' M. d. V. Ik wil nog op iets wijzen, dat door Burgemeester en Wethouders schijnt vergeten te worden, dat men namelijk voor het bezit van de hoofdakte ƒ200. ontvangt als toeslag op het traktement. Deze bepaling wordt door het amendement niet opgeheven. Men blijft dus in die ƒ200.— nog altijd bezitten een prikkel, al zal deze natuurlijk niet zoo sterk zijn als wanneer voor het bezit van de hoofd akte ƒ400.werd gegeven. Maar ik wil nog op iets anders wijzen namelijk op iets wat U, Mijnheer de Voorzitter, heeft gezegd en wat mij geducht gehin derd heeft. U heeft gezegd, dat onze houding een gevolg zou zijn van de adressen, die er van verschillende kanten zijn ingekomen. Ik protesteer daartegen met alle kracht. Ik heb in den laatsten tijd in verband met deze salarisregeling heel wat Leidenaars bij mij gehad, maar ik tart iemand aannemelijk te kunnen maken, dat ik gezwicht zou zijn voor den aandrang van den een of ander. Meermalen heb ik tot degenen, die bij mij kwamen, gezegd: ik doe het niet, omdat ik het niet acht in het belang van het onderwijs of van de gemeente. Ik kan dan ook niet anders doen dan protesteeren tegen Uwe op merking. Wij behartigen hier de belangen van de gemeente en ik doe dit zooals ik die belangen inzie, en het onderwijs is mijns inziens een van die belangen. Ik geef de verzekering, dat iedere poging om dat te verbeteren in mij een beslisten steun zal vinden. Maar ik kom er ten sterkste tegen op, dat ik mij door ook maar iemand zou hebben laten beïnfluen- ceereri. Wanneer ik Uwe bedoeling verkeerd heb begrepen, dan wilt U mij wel excuseeren voor hetgeen ik heb gezegd, maar ik heb uit Uwe woorden opgemaakt, dat U van meening waart, dat ik gezwicht zou zijn voor eenig adres. De Voorzitter. Wanneer ik gesproken heb over zich laten beïnfluenceeren, dan heb ik dat niet persoonlijk bedoeld. Ik zal thans het amendement in stemming brengen, maar dit wil ik nog wel zeggen, dat het m. i. gewenscht zou zijn, indien het amendement werd aangenomen de verdere beraad slaging te schorsen, want het zal m. i. noodig zijn, dat eerst eens wordt overzien, of de kosten wel door de gemeente zullen kunnen worden gedragen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik hoop, dat niemand zich door Uwe bedreiging,'want dat is het, zal laten weerhouden naar zijne overtuiging te stemmen. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Sijtsma c. s. wordt in stem ming gebracht. De stemmen staken, aangezien 14 leden zich voor en even eens 14 leden zich tegen het amendement verklaren. Vóór stemmen de heeren: Sijtsma, van Romburgh, van der- Eist, de Boer, Zwiers, Botermans, A. Mulder, Tepe, Fokker, van der Pot, van Gruting, Fabius, Heeres en Vergouwen. Tegen stemmen de heeren: Hartevelt, Reimeringer, Korff, van Tol, van der Lip, van Hamel, Fischer, Bots, Briët, Hoogenboom, Pera, Huurman, Sasse en J. P. Mulder. De Voorzitter. Aangezien de stemmen staken, zal de beslissing over het amendement en dus ook over het artikel in eene volgende vergadering moeten worden genomen. De heer Sijtsma. M. d. V. U hebt zooeven gezegd, dat U de behandeling van deze verordening zoudt willen schorsen indien ons amendement mocht worden aangenomen. Ik geloof daarom, dat het dan het beste is, dat wij op het oogenblik niet verder gaan met de behandeling van deze verordening. Anders hebben wij de kans, dat wij monnikenwerk doen. De Voorzitter. Ik zou de verordening nu at willen werken. Zeggen de heeren bijvoorbeeld: afgezien van het betalen van een extra voor de hoofdakte, wenschen wij gelijk traktement voor de onderwijzers, dan kan er misschien nog een andere redactie voor dit artikel worden gevonden. Daarom zou ik de verordening nu nog willen afhandelen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 26