DONDERDAG 18
JANUARI 1917.
25
is neergelegd in de nieuwe verordening, ten opzichte van de
hoofdakten, consequent gingen doorvoeren, dan zou men dat
systeem ook moeten toepassen op de bijakten. Dan zou men
dus ook periodieke verhoogingen moeten toepassen voor het
bezit van een taaiakte. Wanneer wij dan aan onderwijzers
met taaiakten behoeften kregen, dan zouden Burgemeester en
Wethouders weder met een nieuwe regeling moeten komen,
waarin het systeem werd gehuldigd: meer verdienste al naar
men een taaiakte langer bezit. Het komt mij voor dat dit
geen systeem is. Ik zal met dit voorstel medegaan, mijn stem
echter voor de gansche verordening voorbehoudende.
De heer Sijtsma. M. d. V. De heer van Hamel heeft ons
amendement met veel warmte bestreden en beter dan hij dat
zooeven bij ons vorige voorstel heeft gedaan. Hij heeft echter
een uitdrukking gebezigd, die m. i. voor een Wethouder van
Onderwijs niet te pas komt. Hij heeft gezegd: wanneer wij
het amendement aannemen geven wij aan de onderwijzers
een premie op hunne idolentie. Dat is beleedigend en boven
dien absoluut onjuist. Een onderwijzer zal voor 200.ook
zijn best doen om de hoofdakte te krijgen. Wanneer hij echter
niet in staat is om deze akte te halen, dan is het m. i. niet
geoorloofd om hem op den langen duur de laatste verhoogingen
te onthouden. Hebben de heeren van der Pot en Heeres
ook niet gezegd, dat het bezit van die hoofdakte op zichzelf
niet zooveel beteekent? En zij hebben gelijk als zij er mee
bedoelen dat het klassen-werk er niet zooveel beter door
wordt.
De heer van Hamel kan ook dat wel weten. Er zijn hier
o. a. een paar oude onderwijzers ik zal geen namen
noemen die nooit de hoofdakte hebben gebaald en die
toch een sieraad zijn voor het onderwijs. Zoo heb ik er velen
gekend, die slechts hun hulpakte bezaten en toch in staat
waren op eene uitstekende wijze de kinderen te leeren. Het
zit niet in die hoofdonderwijzerswijsheid alleen, daarbij is
heel wat, dat men weer vergeet. Heel veel van wat men
geleerd heeft, heeft men op de school niet noodig. Om les te
geven heeft men aanleg en tact tot onderwijzen noodig.
Wanneer onderwijzers zonder hoofdakte dien missen, dan
krijgen zij deze ook niet door hun hoofdakte. Ik acht het
daarom veel te hard gezegd van den Wethouder: laten zij
dan maar slapen op hun ƒ1200.De meeste onderwijzers
zullen hun best wel willen doen om de hoofdakte te verkrij
gen, maar er is een grens voor ieders capaciteiten en wanneer
men eenmaal het vak van onderwijzer heeft gekozen en niet
meer kan bereiken, dan de onderwijzersacte alleen, dan heeft
men als men zijn taak behoorlijk vervult, ook recht pp een
behoorlijk traktement. Ik heb zoo straks 55 gemeenten genoemd
en onder die alle is er maar een, Utrecht, die voor de
hoofdakte ook 400.meer geett. En nu zou ik willen
vragenzou men in al die gemeenten geen verstand van deze
zaken hebben en wij hier met Utrecht alleen wel? Dat zou
toch wel een heel zonderlinge meening zijn.
De heer van Hamel heeft ons met het bedrag van 7000.
bang willen maken. Ik zou evenwel voordat ik geloot, dat dat
getal juist is, de rekening voor mij moeten zien. Die bereke
ning zou zijn nagerekend door de rekenkamer, maar ik zou
willen vragenis bij de berekening ook gerekend op degenen,
die straks nog wel de hoofdakte zullen verwerven? Ik heb
opgeteld, dat er 68 onderwijzers zijn zonder hoofdakte. Het
grootste gedeelte van hen, waaronder vele tijdelijke leerkrach
ten, heeft nog geen 8 dienstjaren, dus die hebben nog alle
kans om de hoofdakte te halen. Heeft men aan de reken
kamer daar wel aan gedacht. Heeft men wellicht alleen maar
gezegd, dat er zooveel onderwijzers zijn, die de hoofdakte nog
niet hebben. Daarom vertrouw ik het getal van 7000.niet,
dat hier eenigszins klakkeloos is genoemd, alvorens ik de be
rekening heb gezien.
De heer van Hamel. M. d. V. De heer Sijtsma heeft 55
gemeenten genoemd, waar de regeling zou zijn zooals deze
zijns inziens behoort te wezen.
Ik stel daartegenover plaatsen als Rotterdam, Groningen,
Utrecht, Schiedam, Culemborg, Enschede en Wormerveer.
Dat zijn gemeenten, waar eene regeling bestaat van eene
verschillende periodieke verhooging voor onderwijzers zonder
en met de hoofdakte. Wanneer Burgemeester en Wethouders
zeggen, dat men 8 jaar den tijd heeft voor het verkrijgen
van de hoofdakte, dan houdt dit nog niet in eene miskenning
van de onderwijzers, die de hoofdakte niet hebben gehaald,
maar er feitelijk toe verplicht zijn, want een onderwijzer heeft
thans zijn eigen promotie in handen. En op die wijze werkt
deze verordening automatisch.
De heer van der Eist had gedacht, dat de uitgave voor deze
quaestie nog meer zou zijn dan ƒ7000.Het viel hem nogal
mede. Ik vind dat echter een niet onbelangrijk bedrag en het
maakt als een op zichzelf staande post voor mij een ontzet
tend bedrag uit. Toen er slechts sprake was van een bedrag
van ƒ850.dat moest worden bezuinigd op de traktementen
der hoofden, heeft men daartoe besloten. Toen gold het het
anti-hoofden-amendement. Nu men echter ten aanzien van de
onderwijzers staat voor een uitgave van niet minder dan
7100.— redeneert men heel anders. Dat zal de gemeente-
financiën niet zoozeer schaden, zegt men. Maar ik zeg: daar
door benadeelt men de salarissen dergenen, aan wie het werke
lijk toekomt. Dat zijn diegenen, die het werkelijk verdienen
omdat zij niet zijn blijven staan bij de resultaten, reeds op
18-jarigen leeftijd verkregen.
De heer Fokker. M. d. V. Als een der onderteekenaren
van het amendement dat zooeven onderwerp van bespreking
in den Raad uitmaakte wensch ik te verklaren dat ik niet
wensch te accepteeren de uitdrukking van den Wethouder,
die gesproken heeft van het anti-hoofden amendement. Ik
protesteer daartegen uitdrukkelijk. Wij hebben getracht het
belang van het onderwijs en dat van de gemeente te bevorde
ren. Ik wil dat hier met nadruk verklaren en ik verzoek den
heer van Harnel daarvan goede nota te willen nemen. Wat
dit artikel betreft heb ik den heer van Hamel het amende
ment met veel vuur hooren bestrijden. Ik heb hem zelfs
hooren zeggen, dat de regeling, zooals Burgemeester en Wet
houders haar hebben voorgesteld de meest ideale zou zijn.
Ik ben altijd eenigszins huiverig voor een wet of andere
regeling, die van haren vader zulk een aanbeveling mede-
krijgt. Ik herinner in dit verband aan de kieswet, die door
mr. van Houten menschelijkerwijze volmaakt werd genoemd.
Ik ben het niet eens met die titulatuur van deze regeling.
Behalve dan misschien van de tegenwoordige distributierege-
lirig heb ik van geen wet nog zooveel kwaads hooren zeggen
als juist van die kieswet! Ik geloof, dat de Wethouder zich
blind heeft gestaard op het bezit van de hoofdakte en over
het hoofd heeft gezien de argumenten, die de heer van der
Pot terecht heeft aangevoerd. Ik geloof niet, dat het bezit
van de hoofdakte in deze geheel den doorslag moet geven.
Ik geloof, dat men van een onderwijzer, die meer liefhebberij
heeft voor wiskunde en talen en zich toelegt op het behalen
van dergelijke akten en de hoofdakte niet verkrijgt, niet kan
zeggen, dat hij slaapt op de resultaten, die hij op zijn acht
tiende levensjaar heeft bereikt. Men kan dat dus over het
algemeen niet zeggen van onderwijzers, die niet studeeren
voor de hoofdakte, die hun toevallig gewin aanbrengt. Ik
geloof dat ons amendement alle aanbeveling verdient. Daarbij
is niet alleen gekeken naar de behoeften van de onderwijzers,
maar zijn ook de behoeften van het onderwijs niet uit het
oog verloren. Ik meen, dat een onderwijzer, die een goed
paedagoog is, ook al bezit hij geen hoofdakte, evenzeer goed
moet worden bezoldigd als een onderwijzer, die de hoofdakte
wel bezit, misschien zelfs beter!
De heer Botermans. M. d. V. De Wethouder drukt op de
7ÜÜ0.die het amendement meer zal kosten, maar wij
behoeven ons door dat dreigement niet bang te laten maken.
Wij moeten rekening houden met de quaestie: wat kunnen
de onderwijzers voor hun salaris doen, want wij kunnen hen
niet gelijkstellen met fabrieksmenschen, die geen stand be
hoeven op te houden. De onderwijzers moeten toch op zijn
minst 250.— huur betalen voor hun woning en trekt men
dat bedrag er af, dan houden zij niet veel meer over om van
te leven.
Ik zou de leden dan ook willen verzoeken om hun stem aan
het amendement te geven. De heer Heeres heeft terecht ge
zegd: wij moeten niet vragen: kost het 7000.—, maar wij
moeten onze onderwijzers en onderwijzeressen zoo bezoldigen
dat zij er burgerlijk van rond kunnen komen.
De heer Huurman. M. d. V. In verband met de uitlating
van den geachten Wethouder wil ik opmerken, dat ik aller
minst wensch, dat ons amendement, dat zooeven is aange
nomen, zou zijn een anti-hoofden-amendement. Wanneer er
iemand is voor het. handhaven van schoolhoofden en een voor
stander van ambulantisme, dan ben ik het. Ik vind het zeer
onaangenaam, dat de Wethouder er dien uitlegging aan geeft.
Waar zooeven ons amendement betreffende de vergoeding voor
huishuur is aangenomen, moet de Wethouder hier niet uit
afleiden, dat wij zouden zijn tegen de verbetering van het
salaris van de schoolhoofden.
De heer Zwiers. M. d. V. Het voorstel beoogt, het oude
traktement te verhoogen tot ƒ1200.—. Hiervan gaat aan ver
plichte stortingen 7 af. Men houdt dan over 1116.
dat is ƒ21.— per week. Nu zou ik door den Wethouder van
onderwijs wel eens de rekening willen zien opgemaakt hoe
men van dat bedrag rond kan komen. Door U, Mijnheer de
Voorzitter, en door meerdere leden is straks gezegd, dat men
niet moet vragen naar de persoonlijke behoeften, maar reke
ning moet houden met categorieën. Wanneer men dan neemt
de categorie van onderwijzers zonder hoofdakte, dan zou ik
U wel eens de vraag ter beantwoording willen voorleggen, hoe