24 DONDERDAG 18 JANUARI 1917. der hoofdakte hetzelfde werk doen, maar het verdient toch aanbeveling, dat de onderwijzers die toonen, dat zij wat praesteeren in hun vak door de hoofdakte te halen, eenige vergoeding daarvoor krijgen. In den regel zijn dan ook de zeven a acht hoogste klassen bestemd voor onderwijzers met hoofdakte. Onlangs heeft men ons verweten, dat wij, door de slechte salarieering, het aantal der onderwijzers met hoofdakten op de scholen moesten beperken en nu wordt er weder gezegd, dat de verdienste van een onderwijzer niet in de hoofdakte zit. Straks wilde de heer Sijtsma een bedrag van 850.— bezuinigen, maar nu zegt hij: het zal wel wat meer kosten, maar daar moeten wij nu maar overheen stappen. Maar weet de Raad wel, dat hetgeen de heer Sijtsma voorstelt een uit gave zal vereischen van 7100.Dat is toch geen kleinig heid. Neemt men dus 'net amendement van den heer Sijtsma aan, dan «al dat geld moeten worden gevonden uit de bedra gen, die men beschikbaar kan stellen voor de andere categorieën. Dan zal dat dus komen ten nadeele van degenen, die het werkelijk verdienen. Daarom zou ik den leden aanraden om het amendement van den heer Sijtsma niet aan te nemen. Van de 73 onderwijzers en onderwijzeressen zonder hoofd akte, die hier zijn gevestigd, vallen er 12 a 13 in de zooge naamde miskende categorie, zooals de heer Sijtsma dat heeft genoemd. 29 van diegenen, die zonder hoofdakte zijn, gaan er 150. op vooruit; 4: 250.3: ƒ250.8: 250.10: 250. 4: 200.en 7150.—, terwijl 13 er 100.op vooruit gaan. Dat is geen kleinigheid. Ik hoop dus,< dat de leden mee zullen gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dan krijgen de onderwijzers loon naar verdienste. Ik acht een salaris van 1200.voor een onderwijzer, die blijft slapen op de akte, die hij op zijn 18e jaar reeds heeft gehaald, voldoende. Het overige van de gemeentefinanciën moet m. i. ten goede komen aan degenen, die getoond hebben, dat er wat in hen zit, die niet zijn blijven staan op de kennis, tot op huri 18e jaar verkregen. De heer van der Elst. M. d. V. Het belangrijkste argument van den heer van Hamel komt hierop neer, dat wanneer ons amendement wordt aangenomen het de gemeente 7100. ■zal kosten. Dat valt mij mee. Ik had gedacht, dat het veel meer zou kosten en daarom heb ik met een eenigszins be zwaard gemoed dit amendement onderteekend. Is het nu niet beter, dat wij nu een salarisregeling maken, die alle onder wijzers bevredigt, al kost het 7000.meer, dan dat wij over een paar jaren weer klachten krijgen dat het maximum en de verhoogingen van de onderwijzers te laag zijn? Daarom zou ik ons amendement nog eens bij den Raad willen aan bevelen. De heer van der Pot. M. d. V. In het amendement ligt een gedachte opgesloten, die mij sympathiek is. Ik beschouw het als een fout in het voorstel van Burgermeester en Wet houders, dat aan het bezit van de hoofdakte veel te groote waarde wordt toegekend. Ik geloof dat dit nog een gevolg is van vroegere opvattingen, liggende in een lijn, die meer en meer op het gebied van het onderwijs wordt verlaten, waarbij men zich schuldig maakte aan een eenzijdige overschatting van de waarde van verstandelijke kennis èn bij de leerlingen èn bij de onderwijzers, en hierin ben ik verstrekt door het geen de heer van Hamel zooeven heeft gezegd. Maar al te veel schijnt het standpunt van Burgermeester en Wethouders, dat het bij een onderwijzer in de eerste plaats aankomt op groote verstandelijke kennis, die dan uitkomt in het hebben gedaan van het moeilijke examen ter verkrijging van de hoofdakte. Het is toch verkeerd om ook een onderwijzer, die dit examen niet heeft gedaan, maar zich heeft toegelegd op het halen van taaiakten, te noemen een indolent onderwijzer, die blijft slapen op wat hij op zijn 18de jaar heeft verkregen. Dat men het bezit van de hoofdakte wil beloonen, daar heb ik niets tegen, maar een bedrag van 400.acht ik daar voor te hoog. Ik geloof niet, dat het voor eene school van zoo groot belang is, als er zooveel mogelijk onderwijzers komen, die de hoofdakte bezitten. En dan-komt er nog dit bij. Wan neer het verschil tusschen het hebben en niet hebben van de hoofdakte zal bedragen 400.dan wordt het een levens kwestie voor iederen onderwijzer, althans voor dengene die een gezin heeft, om toch maar die hoofdakte te halen. Ook degenen, die wellicht er de capaciteiten niet voor bezitten en niettemin voortreffelijke paedagogen kunnen zijn, zullen jaar in jaar uit zich weer aan dat zware examen onderwerpen, ten einde op den duur die akte toch nog te verwerven. Ik geloof, dat het verkeerd is gezien van Burgemeester en Wet houders om door den toeslag voor de hoofdakte aan het eind tot 400.op te voeren het jagen speciaal naar deze akte zoozeer te prikkelen en daarom vind ik het een belangrijk voordeel van het ingediende amendement, dat het dezen toe slag binnen meer normale grenzen terugbrengt. Alleen is er dit tegen dat het nog zooveel meer aan de gemeentekas kos ten zal. Er wordt genoemd de som van 7000.—. Dit maakt, dat, wanneer ik stemmen zal voor het voorstel van de hee- ren, ik het aarzelend zal doen, maar ik zal het toch doen, nu er geen ander voorstel is gedaan, dat het verschil, dat er bestaat tusschen de onderwijzers met en zonder hoofdakte eenigszins compenseert. De heer Heeres. M. d. V. De Wethouder heeft gezegd, dat hij hoopte, dat de Raad zoo verstandig zoude zijn, dit amen dement niet te aanvaarden. Het doet mij leed, wanneer de vergadering zal zijn afgeloopen, te zijn gedaald in de schat ting van den Wethouder, wat zijn opinie betreft omtrent mijn verstand, maar ik zal voor het amendement stemmen. Ik ben zelfs zoo geporteerd voor dit amendement, dat ik, wanneer ik geweten had, dat ik deze vergadering zou hebben kunnen bijwonen, dit amendement mede onderteekend zou hebben. Ik zou zelfs, wanneer het financieel bezwaar niet zoo groot was geweest, nog verder hebben willen gaan en het maximum voor de onderwijzers nog hebben willen verhoogen'. Ik vind het eenvoudig geene betaling van mensehen, die zulk een verantwoordelijke post bekleeden, en die, wanneer zij niet hebben behaald hun hoofdakte, hierdoor hebben verkregen hun baton de maréchal. Ik stel mij verder geheel op het standpunt van den heer van der Pot, dat men niet te veel waarde moet hechten aan verstandelijke kennis, die men verkrijgt door het doen van examens, die beloond worden met een toeslag op het trakte ment. Zooals de heer van der Pot het zoo juist heeft uitge drukt, wordt het een jacht om eene dergelijke akte te beha len, terwijl het zeer de vraag is of door deze akte de capici- teiten als onderwijzer wel zoozeer zullen vermeerderen. Ik zou het mij kunnen begrijpen, dat een onderwijzer, die de hoofdakte heeft, in sommige opzichten beter aan zijne taak zal kunnen voldoen, maar ik voeg er aan toe: misschien en niet altijd. De heer van der Pot heeft het zoo juist uitgedrukt, dat men een goed paedagoog kan zijn zonder de hoofdakte te bezitten. Ik zal de laatste zijn om te beweren, dat men het hebben van de hoofdakte niet zou moeten beloonen door een toeslag te geven op het traktement, maar dat men voor het bezit van die akte 400.— zou gaan geven, dat is 73 van het geheele traktement, dat een gewoon onderwijzer geniet, dat is mij wel wat al te machtig. Dat vind ik een betaling van de hoofdakte, die m. i. ver gaat boven de waarde, die ik persoonlijk aan die akte voor een klasseonderwijzer hecht. Men moet daarbij nog iets anders niet vergeten, Mijnheer de Voorzitter! Een klasseonderwijzer is geschikt of niet. Is hij niet geschikt voor zijne taak, dan moet men overgaan tot die maatregelen, waarvan de heer van der Lip heeft gespro ken ten opzichte van de schoolhoofden. Dan moet men hem eenvoudig ontslaan. Dan deugt hij niet. Wanneer hij wel be rekend is voor zijne taak, dan blijf ik bij mijn standpunt, dat hij al is hij niet in het bezit van zijn hoofdakte voor deze betrekking te laag bezoldigd wordt. Aan de onderwijzers wordt toevertrouwd het grootste be lang, dat een gemeente kan hebben, n.l. de vorming van de kinderen der ingezetenen. Men doet tegenwoordig alle moeite om de kinderen, die op den verkeerden weg zijn geraakt, weder op den goeden weg te brengen. En nu wil men de menschen, wier taak bet is mede te werken tot de opvoeding van het kind en daarbij een zeer belangrijke plaats innemen, gaan afschepen met zulke lage traktementen als hier worden voorgesteld. Daarom en omdat bij mij het bezit van de hoofd akte niet zoo zwaar weegt als bij Burgemeester en Wethou ders het geval schijnt te zijn, zal ik met genoegen stemmen vóór het amendement dat thans in behandeling is. De heer Vergouwen. M. d. V. In tegenstelling met hetgeen de heer Heeres in het midden heelt gebracht, wil ik als mijne opinie te kennen geven, dat ik wel veel waarde aan het bezit van die akte hecht. Het verheugt mij daarom, dat in navol- volging van andere verordeningen hier een zekere soort van premie in den vorm van 200. - aan het bezit van die akte is toegekend. Ik ben niet erg gelukkig met het ontvangen van een ant woord op mijn vragen aan den heer van Hamel. Ik heb hem een speciale vraag gedaan, die hij niet heeft beantwoord. Ik heb gevraagd: wat is de reden er van, dat het bezit van de hoofdakte na verloop van jaren meer waard wordt. De heer van Hamel is ook niet erg gelukkig in het ant woorden, want hij antwoordde weder op dezelfde wijze als vanmiddag. Hij komt weder met zijn requesten en zegt ver der: de heeren gaan er veel door vooruit. Mijnheer de Voorzitter. Dat acht ik geen bewijsvoering! Ik heb een vraag gesteld en daarop geen antwoord ontvangen. De heer van Hamel heeft gezegd: wij moeten beloonen naar verdienste. Maar die verdienste zit bij dit voorstel in een soort van anciënniteit. Zij krijgen hier na een aantal dienst jaren verhooging. Maar wanneer wij dat systeem, dat hier

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 24