DONDERDAG 18 JANUARI 1917. 23 Hoogenboom, van der Pot, Pera, Huurman, van Gruting, Sasse, Fabius, Heeres en J. P. Mulder. Vóór stemmen de heeren: Sijtsma, van der Eist, Fokker en Vergouwen. Het amendement van den heer Huurman c. s. in stemming gebracht wordt aangenomen met 17 tegen 11 stemmen Vóór stemmen de heeren: Sijtsma, van Romburgh, van der Eist, Zwiers, Botermans, van Tol, A. Mulder, Tepe, Fokker, Briët, van der Pot, Pera, Huurman, Sasse, Fabius, Vergouwen, en J. P. Mulder. Tegen stemmen de heeren: Hartevelt, de Boer, Reimeringer, Korff, van der Lip, van Hamel, Fischer, Bots, Hoogenboom, van Gruting en Heeres. Het aldus gewijzigde artikel wordt vervolgens zonder hoof delijke stemming aangenomen. Art. 11 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. Beraadslaging over art. 12, luidende: »De jaarwedden der overige onderwijzers en onderwijzeressen worden geregeld volgens onderstaande tabel: De aanvangswedde voor de onderwijzers en onderwijzeressen bedraagt 700. Verder bedragen de wedden: na 2 jaar dienst aan een openbare of bijzondere of buiten gewone school voor lager onderwijs, hetzij hier, hetzij elders800. na 4 jaar dienst900. 6 1000.— Voorts ontvangen de onderwijzers en onderwijzeressen, die in het bezit van de hoofdakte zijn na 8 jaar dienst1100. 10 1200. 12 1300. 14 1400. en de onderwijzers en onderwijzeressen, die niet in het bezit van de hoofdakte zijn na 8 jaar dienst1050. 10 1100. 12 1150. 14 d 1200. met dien verstande, dat, indien de hoofdakte na 8 jarigen diensttijd of later mocht worden verkregen, de wedde met den eersten dag der maand, volgende op die. waarin de akte wordt behaald, in overeenstemming wordt gebracht met die van hen, die reeds vóór een diensttijd van 8 jaar die akte bezitten. De verhoogingen wegens dienstjaren worden, voor zoover niet door de wet vereischt, slechts toegekend bij voldoende bekwaamheid en getrouwe plichtsbetrachting, ter beoor deeling van Burgemeester en Wethouders en na ingewonnen advies van de Plaatselijke Schoolcommissie. De onderwijzers en onderwijzeressen, die in het bezit van de hoofdakte zijn, ontvangen, behalve hunne bovengenoemde wedden, nog 200 voor het bezit dier akte. Moet wegens het verkrijgen dier akte verhooging plaats hebben, dan treedt die verhooging eerst in met den eersten dag der maand, volgende op die, waarin de akte verkregen is. Bij de vervulling eener vacature zal in den regel een onderwijzer of onderwijzeres op de aanvangswedde worden aangesteld." De Voorzitter. Op dit artikel is een amendement inge diend door de heeren Sijtsma, Fokker, van der Eist, van Gruting, de Boer en Botermans. Het amendement luidt: Ondergeteekenden hebben de eer, in verband met punt 24 der agenda voor de openbare raadsvergadering van 18 Januari, het volgende amendement voor te stellen: In de verordening, bepalende het getal der scholen voor openbaar onderwijs te Leiden enz. In art. 12 te laten vervallen de woorden»Voorts ontvangen de onderwijzers en de onderwijzeressen, die in het bezit der hoofdacte zijn", en vervolgens eveneens te laten vervallen de woorden: »en de onderwijzers en onderwijzeressen die niet in het bezit der hoofdacte zijn" enz. tot en met het woord «bezitten". De bedoeling van het amendement is met andere woorden om alle onderwijzers, ongeacht of zij in het bezit van de hoofd akte zijn of niet, te laten beginnen met een salaris van 800. en na 14 jaar een salaris van ƒ1400.te verleenen. De heer Sijtsma. M. d. V. Wij zijn in ons voorstel geleid door de overweging, dat het bezit van de hoofdakte tenslotte zal leiden tot een verschil van ƒ400.met de salarissen der onderwijzers, die deze hoofdakte niet bezitten. Een dergelijk bedrag achten wij niet in overeenstemming met de beteeke- nis van de hoofdakte. De onderwijzers met of zonder hoofd akte doen allen hetzelfde klasse werk. In ervaring, paedagogisch inzicht, tact en ijver kunnen wij hen veelal op een lijn plaatsen met de bezitters der hoofdakte. Het bezit van de hoofdakte heeft wel eenige waarde, maar niet de groote waarde, die Burgemeester en Wethouders er aan hechten. Zooals ik vanmiddag reeds opmerkte, heb ik eens een lijst nagegaan van 55 gemeenten ongeveer te vergelijken met Leiden. Ik zag dat in Utrecht alleen het verschil ƒ400.kon bedragen, het doet het niet altijd. Verder is er nog een kleinere gemeente n.l. Rijswijk, waar het verschil ƒ300.is. Eindelijk zijn er eenige andere gemeenten met ƒ200.In al de anderen be draagt het verschil in salarieering van onderwijzers met en zonder hoofdakte 150.— a ƒ100.Nu meen ik dat het motief van Burgemeester en Wethouders bij dit hooge bedrag, dat zoo geheel ingaat tegen de bedragen daarvoor in andere gemeenten toegekend, is geweest, dat er hier zoo'n groot gebrek is aan onderwijzers met hoofdakte. Dit mag ons echter niet bewegen om een onbillijkheid te begaan tegenover de andere onderwijzers. Daar komt nog bij, dat mijns inziens een onder wijzer zonder hoofdakte, maar overigens een zeer verdienste lijk onderwijzer op zijn maximum gekomen wel 1400.mag hebben in plaats van ƒ1200.Dit is in hoofdzaak de reden, waarom wij met dit voorstel zijn gekomen. Het zal aan de gemeente wel wat meer kosten, daar twijfel ik niet aan, maar daar moet men maar overheen stappen. Van den heer Vergouwen hebben wij vernomen, dat het niet zoo lang zou duren, of er zal weer eene nieuwe salarisregeling moeten worden verlangd. De Wethouder heeft daarentegen beweerd, dat wij met deze regeling er voor jaren af zouden zijn. Ik hoop, dat de heer van Hamel, die het vandaag nog al met met mij eens is en ik met hem, gelijk zal krijgen. Wordt ons voorstel evenwel niet aangenomen, dan zal mijns inziens de profetie van den heer Vergouwen in vervulling gaan, omdat men dan door deze regeling zich niet bevredigd zal gevoelen. Burgemeester en Wethouders zijn volgens den ge- achten Wethouder nogal gevoelig voor gezeur. Laten zij dat gezeur trachten te voorkomen en medewerken tot het aan nemen van het zeer billijke amendement, dat door ons is ingediend. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik kan mij voor een ge deelte aansluiten bij hetgeen door den heer Sijtsma is gezegd, overigens mij mijne stem voorbehoudend wat de geheele ver ordening betreft. Wanneer dit amendement wordt aangenomen, dan wordt de techniek van deze regeling er heel wat beter door. Van den heer van Hamel zou ik wel eens willen weten, waarom deze speciale regeling is voorgesteld. Wanneer iemand de hoofdakte heeft, krijgt hij daarvoor ƒ200.meer, na 8 jaar dienst ƒ250.na 10 jaar ƒ300; na 12 jaar ƒ350; en na 14 jaar 400. Hoe langer dus iemand zijne hoofdakte bezit, hoe meer die waard wordt. Eerst is deze slechts ƒ200.waard, maar na 14 jaar ƒ400.Deze bepaling kan slechts in de verorde ning zijn opgenomen met de bedoeling om onderwijzers met de hoofdakte hierheen te lokken en dit is nu een van die maatregelen, waarover ik van middag sprak, die geen bevre diging zullen wekken. Daardoor zal deze regeling slechts een absoluut tijdelijk karakter dragen en zal men dadelijk weer om eene nieuwe regeling vragen. Ik kan mij onmogelijk eene andere reden voorstellen, waarom Burgemeester en Wethouders deze bepaling in de verordening hebben opgenomen. De hoofdakte blijft toch de hoofdakte en wordt toch niet voortdurend meer waard, veel eerder minder. De heer van Hamel. M. d. V. Ik ben het niet eens met de heeren Sijtsma en Vergouwen. Ik had nu juist gedacht, dat dit voorstel groote instemming zou hebben gevonden bij den Raad en ik twijfel er dan ook niet aan of dit zal bij de meerderheid van den Raad het geval zijn. Ik acht deze regeling eene ideaal regeling, omdat men ontvangen zal loon naar verdienste. Hier toch wordt beloond de onderwijzer, die het verdienstelijkste ik zal niet zeggen is maar heet te zijn, dat is een onderwijzer, die blijft werken en niet is gaan rusten, nadat hij op zijn 18e jaar zijn hulpakte heeft gehaald. Om nu te maken, dat onderwijzers, die later nog hunne hoofdakte halen, niet in slechter conditie zullen komen, wordt er voor het halen van de hoofdakte in de verordening een termijn gesteld van 8 jaar, wat zeker niet weinig is, wanneer men weet, dat men in 3 jaar de hoofdakte kan behalen. Nu hebben Burgemeester en Wethouders dat zeer ruim genomen en een termijn van acht jaar aangenomen. Volgt men nu het systeem van den heer Sijtsma, dan zou dat in. i. zijn een premie op de indolentie van de onderwijzers. Het is in theorie wel waar, dat de onderwijzers met of zon-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 23