DONDERDAG 18 JANUARI 1917.
13
heb ik mij afgevraagd, of men niet in de plaats van eene
verhooging voor te stellen voor de schoolhoofden de trakte
menten van de klasseonderwijzers nog niet wat hooger had
moeten opvoeren dan thans door Burgemeester en Wethou
ders wordt gedaan.
Volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal
een onderwijzer met hoofdakte het kunnen brengen tot ƒ1675.
terwijl een hoofd van een derde en vierde klasse school het kan
brengen tot ƒ2550.dit is dus een verschil van ƒ825.
Nu is er in sommige adressen al gewaarschuwd tegen te
groote nivelleering, maar het verschil is toch wel aanmerke
lijk. En nu had ik verwacht, dat Burgemeester en Wethou
ders het verschil, dat nu 625.— is, eerder wat kleiner zou
den hebben gemaakt door geen verhooging voor te stellen
van de salarissen der schoolhoofden.
Over het voorstel betreffende het vakonderwijs en het her-
halingsonderwijs wil ik thans niet spreken. Waar voor de
verhooging van het salaris van de klasseonderwijzers het
motief is geweest: wij kunnen geen sollicitanten krijgen en
daarom moeten wij het salaris wel verhoogen, daar had men dit
niet behoeven te doen voor de onderwijzers van de vak- en de
herhalingschool, omdat daarvoor dat motief niet geldt. Maar
orn de billijkheidswille was hiervoor toch wel iets te zeggen.
Ik wil nog een enkel woord zeggen over de bewaarschool
onderwijzeressen. Zonder een aanmerkelijke verhooging in
salaris zal men toch wel voldoende sollicitanten krijgen voor
die betrekking, maar wie van die dames evenals ik een be
zoek heeft gekregen, zal een gevoel, van deernis moeilijk
hebben kunnen onderdrukken bij het hooren van het trak
tement, dat zij ontvangen en waarvan zij moeten rondkomen.
Zij moeten den geheelen dag zich met kleine kinderen bezig
houden. Dat is inderdaad een zeer moeilijk en zwaar werk.
Hun salaris is echter zoo gering, dat zij er feitelijk niet met
fatsoen van kunnen leven. Vandaar dat ik straks zal pogen
om eenige verbetering in hun inkomen te brengen.
Ten slotte zou ik nog een enkel woord willen zeggen over
het laatst Ingekomen Stuk, waarin Burgemeester en Wet
houders adviseeren om geen bijzondere verhooging toe te
kennen voor het bezit van de akte voor handwerken en waarin
zij voorstellen de verhooging van 50.te doen vervallen.
Tot mijn spijt is dat stuk zoo laat gekomen!
De Voorzittkr. Uw amendement is nog later gekomen!
De heer Sijtsma. Ik had het reeds opgesteld, voordat ik
het bedoelde ingekomen stuk las, anders had ik het misschien
nog wat gewijzigd.
In het algemeen kan ik mij wel vereenigen met het denk
beeld om niet zooveel toeslag te geven voor het bezit van
bepaalde akten. Maar hierdoor wordt het onderlinge verband
m. i. eenigszins verbroken.
Burgemeester en Wethouders zeggen ter motiveering van
hun voorstel: eigenlijk moet elke onderwijzeres een akte
handwerken bezitten. Maar dan stel ik daartegenover dat
aan de eerste en tweede klasse scholen iedere onderwijzeres
feitelijk een akte Fransch moet bezitten. Wanneer ik dus
geweten had, dat Burgemeester en Wethouders met een
dergelijk voorstel zouden zijn gekomen, dan had ik ook ge
tracht om de vergoedingen voor de bijzondere akten van
Fransch enz. een beetje te verlagen. Want ook hier ziet men
weder, dat het bezit van eenige bijakten zoo n onderwijzeres
een grooten voorsprong in traktement geeft boven de anderen
die haar niet bezitten. Nu komt het m. i. voor eiken onder
wijzer op de kennis en de tact om goed onderwijs te geven
aan en niet op het feit, dat men een of twee akten bezit.
Zooals de toestand nu is kan de eene onderwijzer door het bezit
van een aantal akten veel hooger in salaris klimmen, dan
een ander, die deze niet bezit. Een dergelijke voorsprong is
niet evenredig aan de diensten, die gepresteerd worden.
Indien ik geweten had dat Burgemeester en Wethouders
zelf tot deze erkenning zijn gekomen, zooals blijkt uit de
laatst uitgekomen wijziging, dan zou ik hebben willen voor
stellen de vergoeding der bijakten terug te brengen tot 100.
De heer Vergouwen. M. d. V. Het heeft een zonderlingen
indruk op mij gemaakt, dat Burgemeester en Wethouders
aan het einde van hun praeadvies zeggen: »Aan Uwe verga
dering is thans de beslissing, of een zoo aanzienlijke ader
lating van de gemeentelijke schatkist in de tegenwoordige
tijdsomstandigheden en gelet op den financiëelen toestand
der gemeente voldoende verantwoord is."
Die woorden maakten op mij den indruk of Burgemeester
en Wethouders eigenlijk wel een beetje terugschrokken voor
het hooge bedrag, dat de herziening van de salarissen ver-
eischt. Dit zal een uitgave van 45000.— vereischen. Dat
is dus ongeveer een half percent hoogeren hoofdelijken omslag.
De belastingbetalers zullen dus weder V2 in de belasting
meer moeten opbrengen. De gemeente wordt immers in deze
quaestie alleen voor die uitgave geplaatst, daar het Rijk hier
niets vergoedt. Het voorstel op zichzelf heeft ook een eigen-
aardigen indruk op mij gemaakt. Wat is het geval? Er is
inderdaad een gebrek aan onderwijzers met hoofdakte. Nu
kan de oorzaak van dat gebrek tweeërlei zijn. Aan den eenen
kant kan het een gevolg zijn van de mobilisatie, waardoor
vele onderwijzers onder de wapenen zijn en aan den anderen
kant zou men het kunnen zoeken in de lage salarissen.
Maar die eerste oorzaak is de naar voren tredende oorzaak.
De mobilisatie is de oorzaak, dat er weinig solicitanten zich
aanmelden en er weinig mutatie plaats vindt. Dit is natuur
lijk. De onderwijzers weten, dat ze in dienst zullen moeten
en de wetenschap landstormplichtig te zijn verhindert hen te
solliciteeren. Zij blijven liever in de plaats, waar zij zijn,
want als zij bij het solliciteeren moeten opgeven, dat zij land
stormplichtig zijn, dan worden zij hierom niet gekozen.
Men moet er zich dus niet over verbazen, dat er zoo weinig
sollicitanten met de hoofdakte aanmelden. Wij moeten er ons
maar in schikken en de demobilisatie afwachten, dan zal de
toestand weer veel beter worden. Dan zullen er zich weer
heel wat meer sollicitanten aanmelden, omdat men dan gevolg
zal kunnen geven aan zijn begeerte om naar de stad te trek
ken. Leiden heeft voor studeerenden altijd eenige meerdere
aantrekkelijkheid dan andere plaatsen. Daarom heb ik er mij
over verwonderd, dat men niet liever de demobilisatie heeft
afgewacht en men nu is gekomen met een voorstel om nu
al vast eene regeling te treffen teneinde sollicitanten te krijgen
met hoofdakte. Dit voorstel heeft mij ook hierom vrij zonder
ling aangedaan, omdat het een voorstel is, dat bestemd is
voor deze tijdsomstandigheden en niet is een definitief
voorstel.
Hierop is in verschillende adressen gewezen. Wilde men
eene definitieve regeling, dan had men moeten beginnen het
stamtraktement vast te leggen en daarop voort te bouwen.
Dan krijgt men een stelsel. Nu evenwel wordt aan den Raad
een stelsel voorgelegd, dat past bij de oogenblikkelijke be
hoefte. Straks komen er andere behoeften naar voren en dan
komt er weer eene andere salarisregeling. In 1912 heeft men
reeds ƒ25.000.meer gegeven en dit voorstel zal ƒ45.000.
kosten en men kan er van verzekerd zijn dat, wanneer over
3 of 4 jaar zich weer andere behoeften voordoen, er dan
wel weer meer zal moeten worden gegeven.
Ik herhaal, dat in dit voorstel weer eene nieuwe regeling
ligt opgesloten en dit weten wij nu reeds, omdat gelijk in
het advies is medegedeeld deze salarisregeling niet bevredigt,
al is dit wel voor het oogenblik. Maar dit noodsysteem zal
als van zelf weer eene andere regeling te voorschijn roepen.
Het systeem zooals dit thans voor ons -ligt, kan ik niet
goed vinden. Het is een vreemde gewaarwording, dat wanneer
men acht dienstjar en heeft, de hoofdakte meer waard zal zijn,
dan wanneer men ze pas gehaald heeft. Wie dit stelsel objec
tief beschouwt als buitenstaander zonder er financieel belang
bij te hebben, die zal moeten erkennen, dat dit stelsel niet
kan bevredigen.
Er is een tweede punt, dat mij zeer heeft verwonderd. De
salarissen van de hoofden zullen nu ook verbeterd worden.
De hooiden krijgen meer salaris, omdat de onderwijzers een
salarisverbetering krijgen. De salarisregeling van de onder
wijzers echter vindt zijn oorzaak in de behoefte aan dat per
soneel. Bestaat die behoefte bij de hoofden ook? In geenen
deele. Hebben die hoofden dan zooveel minder salaris dan op
andere plaatsen? In geenen deele! Dan begrijp ik ook niet,
waarom men aan die hoofden een salarisverhooging moet
geven. Dat kan men alleen doen om den afstand te bewaren
tusschen hoofden en onderwijzers. Dat kan het eenige motief
voor een dergelijke verhooging zijn.
Verder begrijp ik niet, dat de bandwerksonderwijzeressen
een verhooging moeten hebben. Wat zijn dat voor dames?
Velen onder hen zijn in huis bij hun familie en willen gaarne
wat bijverdienen. De meesten behoeven er dus niet van te
leven. Moet een enkele van die dames van haar traktement
bestaan, dan kan zij verschillende van dergelijke betrekkingen
combineeren. Maar in den regel zijn het meisjes, die wat
willen bijverdienen zonder meer. Waar er hier nu een salaris
regeling wordt voorgesteld, gebaseerd op de behoefte aan
onderwijzers met hoofdakte, begrijp ik niet hoe daar hand-
werksonderwijzeressen bij te pas kunnen komen. Bij vacatures
ziet men een legio sollicitanten. Dan verzoeken zij zelfs om
als tijdelijk handwerksonderwijzeres te worden opgenomen om
later voor vast in aanmerking te kunnen komen.
Moeten wjj nu zeggendie menschen hebben het noodig,
omdat het leven duurder is geworden en zij er dus niet. van
kunnen komen?
Mijnheer de Voorzitter. Juist die categorie van menschen
vallen niet onder de rubriek van personen, die onder de
tegenwoordige omstandigheden lijden, omdat hun betrekking
voor hen een soort bijwerk is. Ik begrijp dus niet waarom
men de handwerksonderwijzeressen voor een verhooging in
salaris heeft voorgedragen.
Verder hebben we het herhalingsonder wijs. Daar hebben