12 DONDERDAG 18 JANUARI 1917. De geheele verordening wordt vervolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Nu van deze verordening slechts het eerste artikel is aangenomen en daardoor niets anders is gebeurd dan het aanbrengen van eene wijziging in de Verordening op de Vergulinings- en Verlofslocaliteiten, die de Raad zooeven heeft aangenomen, is het het beste, dat deze beide verorde ningen worden geacht een geheel uit te maken, zoodat de inhoud van art. 1 van de verordening, die het laatst werd aangenomen, moet worden ingevoegd in art. 4 van de bij het vorige punt aangenomen verordening. Wordt dienovereenkomstig besloten. XXIII. Voorstel tot toetreding tot de bij K. B. van 2 December 1916 (Staatsblad No. 522) vastgestelde regeling voor het ver- leenen van subsidiën ten behoeve van werkloozenkassen. (Zie Ing. St. No. 31.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Fokker. M. d. V. Een enkele vraag. Als ik het goed begrijp, dan behoeven wij thans slechts in beginsel te besluiten tot toetreding tot de in den hierachter afgedrukten algemeenen maatregel van bestuur vervatte regeling der werk loosheidsverzekering. Er staan in het praeadvies evenwel nog eeri paar dingen, waarover de conclusie van het praeadvies niet bijzonderlijk loopt. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat. het in hunrie bedoeling ligt, blijvend partij te trekken van de kennis en ervaring van het bestuur van het fonds door het te verzoeken hen voortaan als Commissie van Advies ter zijde te staan. Mag ik aan Burgemeester en Wethouders vragen welke soort van Commissie zij zich hebben voor gesteld Is het eene Commissie, die niet aileen bestaat uit leden van den Raad? En acht U, indien dit zoo is, die Commissie bestaanbaar en niet in strijd met de Gemeentewet? Als het Bestuur van het fonds wordt omgezet in eene Commissie van Advies, zal dan aan den secretaris van het fonds, die thans gehonoreerd wordt, ook honorarium kunnen worden gegeven? Dit is eene zaak, die wel eens mag worden overwogen. Indien wij besluiten, dat de gemeente zal toetreden tot deze regeling, dan sluit dit nog niet in, dat wij ook zullen besluiten tot het benoemen van het bestuur van het fonds tot Commissie van Advies. Mag ik het alzoo begrijpen, Mijnheer de Voorzitter? De Voorzitter. Het is hier niets anders dan de uitvoering van art. 126 van de Gemeentewet. Het is dus geen Raads commissie. Het is een Commissie, die ons College bij de uit voering van onze taak zal voorlichten. Burgemeester en Wet houders zullen nu komen bij den Raad met het verzoek om gelden te voteeren ten einde den Secretaris te kunnen sala- rieeren. Iets dergelijks is het met de Bioscoopcommissie. Het is dus niets anders dan de uitvoering van een Koninklijk Besluit, dat aan Burgemeester en Wethouders is opgedragen. En wat hier staat, moet worden opgevat als een schema van de wijze, waarop Burgemeester en Wethouders meenen, dat deze zaak zal loopen. De heer Fokker. M. d. V. Ik dank U zeer voor Uw ant woord. De heer Sijtsma voegt mij bij wijze van interruptie toe: de vlieger gaat niet op. Wij zullen dit wel een volgende maal zien, wanneer Burgemeester en Wethouders bij den Raad komen met een voorstel om gelden te voteeren voor den Secre taris van die Commissie. Dan zullen wij wel zien, of de vlieger op gaat. Wij zijn op het oogenblik nog niet aan het vliegeren De beraadslaging wordt gesloten. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies besloten. XXIV. Voorstel: a. tot vaststelling van de navolgende verordeningen 1. Verordening, bepalende het getal der scholen voor openbaar lager onderwijs te Leiden, den omvang van het onderwijs op elke school, den bijstand aan de hoofden der scholen te verleenen en de bezoldiging van het onderwijzend personeel. II. Verordening voor de buitengewone school voor Lager Onderwijs, te Leiden. III. Verordening, regelende de bezoldiging van de onderwijzers en onderwijzeressen, belast met het geven van openbaar herhalingsonderwijs IV. Verordening, regelende de bezoldiging van het onderwijzend personeel aan de openbare be waarscholen te Leiden. b. tot nadere vaststelling van de bezoldiging van de tijdelijke onderwijzeres in de huishoud-, wasch- en kookkunst aan de herhalingsschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. No. 278 van 1916 en 32 van 1917.) De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter. Aangezien deze verordeningen in een agenda punt zijn samengevat, zou ik de heeren willen verzoeken algemeene beschouwingen te willen houden over het geheele complex verordeningen. Doet men dat niet, dan zal men bij de algemeene beschouwingen der verschillende verordeningen steeds in herhaling vervallen. Heeft geen van de heeren daartegen bezwaar? Zoo neen, dan open ik de algemeene beschouwingen over het geheele complex verordeningen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik geloof dat er weinig reden is om uitvoerige algemeene beschouwingen te houden. Er zijn een aantal amendementen ingediend en daarbij zullen dus wellicht de verschillende onderwerpen, die de voorstellen beheerschen, ter sprake komen. Ik zal mij dan ook tot enkele zeer algemeene opmerkingen bepalen. Ik wil dan beginnen met een woord van waardeering uit te spreken voor het uitvoerige en zakelijke praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Ook wil ik mijn tevredenheid betuigen hierover, dat het praeadvies een geruimen tijd vóór de Raadszitting aan de leden is gestuurd, waardoor wij allen tijd hebben gehad het te bestudeeren en waardoor ook de belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld er kennis van te nemen. Het voorstel heeft bij mij en vele anderen tevredenheid gewekt. Burgemeester en Wethouders hebben getracht een gelijken toestand te scheppen voor onderwijzers en onder wijzeressen. Hieromtrent zijn uit de onderwijzerswereld her haaldelijk adressen tot Burgemeester en Wethouders gericht. Eindelijk heeft men dit beginsel in deze verordening bijna vastgesteld. Ik zeg bijna. Alleen voor de hoofden der meisjes scholen is ze nog niet gekomen. Misschien kan het bij wijze van amendement nog in de verordeningen worden gebracht. Er ontbreekt iri deze verordeningen echter ook nog veel. De salarisregeling zou veel beter kunnen zijn, ook in ver gelijking met vele andere gemeenten waarmede wij hebben te concurreeren. Daarbij moet echter in het oog worden ge houden, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders reeds een zeer belangrijke som van de schatkist der gemeente vordert en de Voorzitter heeft er zooeven nog eens aan herinnerd de gemeentefinanciën zijn niet zoo goed dat men maar weer een royalen greep in de kas van de gemeente kan doen. Het is nu eenmaal het lot van een groot corps ambtenaren, dat zij moeielijker een salarisverhooging krijgen dan de enkeling- of een kleine groep van personen, en de afdeeling van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, die voor den oorlog om verhooging van salaris had verzocht, zal dit ook wel beseffen, want toen de oorlog uitbrak, was men zoo beleefd en welwillend om het verzoek in te trekken. Men voelde, dat op dit oogenblik de gemeente er niet toe zou kunnen overgaan. Toen de gemeente daarna de salarissen van andere ambtenaren verbeterde, kwamen ze natuurlijk op het verzoek terug. Thans moesten Burgemeester en Wet houders wel met een voorstel daartoe bij den Raad komen. Ik denk niet, dat men daartoe nog zou zijn overgegaan, wanneer de nood er ons niet toe had gedwongen. Maar wij moesten wel, omdat wij anders geen behoorlijk personeel meer zouden krijgen. Ei' kwamen geen sollicitanten meer. Bij het maken van eene voordracht moesten wel 2 en 3 maal dezelfde personen op de verschillende voordrachten worden geplaatst. En de beste klasseonderwijzers werden ons ontnomen. Waar echter de vraag en aanbodkwestie deze salarisrege ling voor 't grootste deel beheerscht, daar heb ik mij zelf afgevraagd en er mij ook eenigszins over verwonderd waarom Burgemeester en Wethouders tegelijkertijd met de salarisregeling van de klasseonderwijzers gekomen zijn met een regeling voor de schoolhoofden. Wanneer men het bedrag, dat zal worden uitgetrokken voor de klasseouderwijzers in vergelijking van het aantal menschen, dat er van zal profi- teeren, vergelijkt men het bedrag, dat wordt voorgesteld uit te trekken ten behoeve van de schoolhoofden, dan komt dit zoo ongeveer op het zelfde neer. Ik zou aan de schoolhoof den die verhooging wel gaarne gunnen, maar waar betreurd wordt dat er toch al zooveel van de gemeentekas wordt gevergd, daar vraag ik, of het wel geoorloofd is tijdelijk met de verhooging der salarissen der klasseonderwijzers te beslui ten tot verhooging van het salaris der schoolhoofden, gelijk door Burgemeester en Wethouders werd voorgesteld. Het motief, dat geldt voor de verhooging van het salaris der klasseonderwijzers, geldt natuur lijk niet voor de schoolhoofden., Wanneer er een oproeping wordt geplaatst voor schoolhoofd dan geef ik de verzekering, dat er een groot aantal sollici tanten zich zullen aanmelden, waaronder er velen die voor een benoeming in aanmerking kunnen komen. Uit dit motief heeft men derhalve bij het doen van dit deel van het voorstel niet gehandeld. Waar nu het traktement dat hier ter stede ook bij aanneming der voorstellen verge leken bij wat in andere gemeenten wordt betaald aan de onderwijzers, nog niet zoo bijzonder schitterend zal zijn,daar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 12