13 verordening en verplicht daarvan proces-verbaal op te maken. Hun wordt onverminderd het bepaalde in het derde, vierde en vijfde lid van art. 54 der Drankwet, de last verstrekt om, ter handhaving dier bepalingen, zoo noodig, de huizen waarin eene in het eerste lid van artikel 1 genoemde inrichting wordt gehouden, ook tegen den wil van den bewoner binnen te treden, mits met inachtneming van de bepalingen der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad No. 83); de uitvoering van dezen last zal te allen tijde mogen plaats hebben. Artikel 15. Overtreding van artikel 10, litt. a, b en c wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste drie gulden; die van de artikelen 1. eerste en tweede lid, 9, tweede lid, 11 en 13, met eene geldboete van ten hoogste vijf guldendie van artikel 2, eerste lid, met hechtenis van ten hoogste drie dagen of geld boete van ten hoogste vijftien gulden en die van artikel 3, litt. a en 'b met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Artikel 16. Bij inwerking treding van deze verordening vervalt de verordening van den 24en Juli 1913, op Vergunnings- en Verlofslocaliteiten en Logementen. De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad. N°. 21. Leiden, 10 Januari 1917. In de toelichting tot de concept-verordening op de beper king der verlichting van winkels gaf onze Commissie als haar meening te kennen, dat de beperking der verlichting van koffiehuizen en dergelijke inrichtingen te Leiden weinig nood zakelijk is. Niettemin achten wij het bij nadere overweging niet onge- wenscht maatregelen te treffen, waardoor kan worden belet, dat bedoelde localiteiten te overdadig worden verlicht, mede in verband met de mogelijkheid, dat in de toekomst nog grooter zuinigheid bij het gebruik van steenkolen en daaruit verkregen licht moet worden betracht. Een verbod van het branden van gas- en electrisch licht na zeker uur kan voor de koffiehuizen en dergelijke inrich tingen naar onze meening om verschillende redenen niet worden uitgevaardigd: uit een zedelijkheidsoogpunt, alsmede met het oog op brandgevaar meenen wij een dergelijken maatregel te moeten ontraden. Daarentegen bestaat o. i. weinig bezwaar tegen vervroeging van het gewone sluitingsuur. Door een ruim gebruik van zijn bevoegdheid tot dispensatie toch zal de Burgemeester kunnen voorkomen, dat die inrichtingen, die door vroegere sluiting aanmerkelijk zouden worden geschaad, door de voorgestelde wijziging worden benadeeld. Daarentegen heeft het met het oog op de lichtbesparing aan zienlijke voordeelen om niet ieder het recht te geven zijn ver gunnings- of verlofslocahteit tot middernacht geopend te heb ben, maar de mogelijkheid, nog na elf uur des avonds bezoe kers aldaar te laten verblijven, afhankelijk te stellen vaneen al dan niet voorwaardelijke ontheffing. De Burgemeester kan dan zoo noodig door het stellen van voor waarden betreffende het lichtverbruik waken tegen te ruime ver lichting na het algemeene sluitingsuur, en bovendien het geven van ontheffing weigeren, indien de betrokken inrichting in den tijd vóór dat sluitingsuur te veel licht verbruikt. Door op ruime schaal dispensatie te verleenen zal de Burge meester zoodoende zonder ernstige benadeeling van de belangen der betrokkenen toe kunnen zien, dat inderdaad door de koffie huizen en dergelijke inrichtingen slechts een spaarzaam ge bruik van gas en electriciteit wordt gemaakt. Waar de hier voorgestelde vervroeging van het sluitingsuur uitsluitend is bedoeld als maatregel, door den steenkolennood vereischt, en derhalve van tijdelijken aard is, hebben wij ge meend haar niet te moeten vastleggen in de concept-ver ordening tot opnieuw vaststelling van de verordening op Vergunnings- en Verlofslocaliteiten en Logementen, maar achten wij een afzonderlijke wijziging van deze verordening aan te bevelen. Tevens stellen wij voor om haar geldingsduur af hankelijk te stellen van die der verordening op de beperking der verlichting van winkels, teneinde duidelijk te doen uit komen, dat beide verordeningen met hetzelfde doel in het leven zijn geroepen. Naar aanleiding van het bovenstaande hebben wij de eer Uwe Vergadering voor te stellen over te gaan tot de vaststelling van de hierbijgaande concept-verordening: VERORDENING, tot wijziging van de Verordening op Ver gunnings- en Verlofslocaliteiten en Logementen. Artikel I. Aan het eerste lid van artikel 4 van bovengenoemde ver ordening wordt eene nieuwe zinsnede toegevoegd, luidende: Gedurende den tijd, dat de verordening van den 14en December 1916 op de beperking der verlichting van winkels zal gelden, wordt het sluitingsuur bepaald op des namiddags elf uur in plaats van middernacht. Artikel II. Deze verordening vervalt op den dag, waarop de verorde ning van den 14en December 1916 op de beperking der ver lichting van winkels zal ophouden te gelden. De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad. N°. 22. Leiden, 11 Januari 1917. In verband met Uw besluit van den 21en December j.l. (Ingek, Stukken Nis 276 en 1 van 1917) tot bestendiging van een toeslag aan ambtenaren, beambten en werklieden der gemeente voor het jaar 1917, hebben wij de eer U hierbij aan te bieden een begrootingsregeling, waarbij de vereischte gelden, in onze bovenvermelde voordrachten geraamd op 55.400. op den betrekkelijken begrootingspost worden uitgetrokken. Dit bedrag kan worden gevonden door afschrijving van den post voor Onvoorziene Uitgaven, waarop, na aanneming van ons voorste], opgenomen onder No. 16 der Ingek. Stukken, nog ƒ133950.beschikbaar is. Wij geven U thans in overweging tot vaststelling van deze begrootingsregeling over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 23. Leiden, 11 Januari 1917. Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden het 2e Suppletoir Kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1916. Bij onveranderde vaststelling zal het belastbaar inkomen bedragen ƒ442.240. De proefdrukken van dit kohier worden aan de raadsleden toegezonden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 24. Leiden, 12 Januari 1917. Jn nevensgaand adres verzoekt J. van Heeringen, rijwiel handelaar alhier, het perceel Lokhorststraat No. 20, waarvan de huur door den tegenwoordigen bewoner tegen 15 Maart a. s. is opgezegd, te mogen huren, teneinde het perceel te gebruiken tot berging van rijwielen en onderdeelen daarvan. Adressant is genegen een huurprijs van 100 per jaar, d. i. hetzelfde bedrag, hetwelk thans aan huur wordt ontvangen, te betalen. Noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons College bestaat tegen inwilliging van het verzoek bezwaar. Wij geven U daarom in overweging het pakhuis aan de Lokhorststraat No. 20 te verhuren aan J. van Heeringen voornoemd voor den tijd van één jaar, ingaande 15 Maart 1917, tegen een huurprijs van 100 per jaar, onder voor waarde, dat de huur telkens geacht wordt voor den tijd van één jaar te zijn verlengd, indien zij niet 3 maanden tevoren schriftelijk door den huurder is opgezegd en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 2 Januari 1917. Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden. WelEdl. Heeren Ondergeteekende heefd het beleefd verzoek om te huren het pakhuis, staande Lokhorsts. 21 nu in huur door v. Eek en 16 Maart leegkomende. Ondergeteekende is ook berijd om zoo noodig geheel of gedeeltelijk Huur vooruit te betalen, word alleen gebruikt als bergplaats voor rijwielen en onder deelen, dus beslist gereparatie uitgesloten. Door den Heer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1917 | | pagina 7