492
Art. 21.
De onderwijzers en onderwijzeressen, die bij het in werking
treden dezer verordening eene hoogere wedde hebben, dan
hun krachtens deze verordening zou worden toegekend, be
houden de door hen genoten wedde, onverminderd hunne
aanspraken op verhooging, ingevolge de bepalingen dezer
verordening.
Overgangsbepaling.
(van de verordening van 8 Juni 1916, Gcm.blad no. 11.)
De onderwijzeressen, die op het tijdstip van inwerking
treding dezer verordening werkzaam zijn op de scholen der
tweede klasse voor jongens en meisjes, Nia 1 en 2, en die,
voor het geven van onderwijs in de handwerken, de in arti
kel 13, letter c, vastgestelde verhooging van wedde ad f 25
genieten, blijven, zoolang zij als onderwijzeres van bijstand
aan die scholen blijven geplaatst, in het genot van die ver
hooging, ook al worden zij niet meer met dat onderwijs belast.
II. VERORDENING van 26 Maart 1914 (Gem. Blad No. 5),
voor de buitengewone school voor Lager Onderwijs,
te Leiden, gelijk deze gewijzigd is bij verordening
van 27 Augustus 1914 (Gem. Blad No. 31).
Art. 1.
De buitengewone school voor lager onderwijs is bestemd
voor kinderen, ingezetenen der gemeente Leiden, die door
zwakke geestvermogens ongeschikt zijn om het onderwijs aan
eene gewone school voor lager onderwijs te volgen, maar
van wie verwacht mag worden, dat het onderwijs aan eene
buitengewone school voor hen vruchtdragend zal zijn.
Kinderen lijdende aan lichamelijke of geestelijke gebreken,
waarvan gevaar is te duchten voor andere kinderen of stoor
nis in den gang van het onderwijs, worden tot deze school
niet toegelaten.
Kinderen van ambtenaren, in dienst der gemeente Leiden,
aan wie een bepaald domicilie buiten de gemeente is voorge
schreven of aan wie toestemming is verleend, om buiten de
gemeente te wonen, worden bij de toepassing van deze verorde
ning mede als ingezetenen der gemeente Leiden beschouwd.
Art. 2.
De aangifte van leerlingen geschiedt, voor zooverre het
leerlingen betreft, ingeschreven op de gewone scholen voor
lager onderwijs, in de eerste helft der maand April.
Leerlingen van buitengewone scholen voor lager onderwijs
in andere gemeenten kunnen, indien zij in deze gemeente
komen wonen, tusschentijds worden geplaatst.
Het schooljaar vangt' aan op den eersten Maandag van de
maand Mei.
voor vastgestelden tijd verlof verleend, met inhouding van
zijn bezoldiging.
Den onderwijzer, die voor herhalingsoefeningen bij de Militie
of Landweer ingevolge de Militiewet of de Landweerwet wordt
opgeroepen, wordt gedurende den daarvoor vastgestelden tijd
verlof verleend met behoud zijner bezoldiging. Ontvangt de
onderwijzer krachtens de Militie- of Landweerwet een ver
goeding uit 's Rijks kas, dan wordt de bezoldiging met het
bedrag daarvan verminderd.
Indien er naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders
aanleiding bestaat tot het vragen eener vergoeding uit's Rijks
kas krachtens de Militie- of Landweerwet, is de onderwijzer
verplicht het daartoe strekkend verzoek binnen een door
Burgemeester en Wethouders vast te stellen termijn te doen.
Voldoet hij hieraan niet, dan wordt hem gedurende den tijd,
dat hij onder de wapenen is, geen bezoldiging uitbetaald.
Indien de onderwijzer wegens oorlog, oorlogsgevaar of andere
buitengewone omstandigheden onder de wapenen wordt ge
roepen of langer dan den gewonen tijd onder de wapenen
wordt gehouden, treft de Raad onder goedkeuring van Gede
puteerde Staten een bijzondere regeling.
Deze bepalingen vinden overeenkomstige toepassing ten
opzichte van den onderwijzer, die bij zijne indiensttreding
eene vrijwillige verbintenis bij het reservekader heeft aan
gegaan, voor den duur dier verbintenis.
Het is den onderwijzer niet toegestaan zich onverplicht op
eenigerlei wijze aan den militairen dienst te verbinden of zijn
verblijf onder de wapenen te verlengen, tenzij hij hiertoe
verlof van Burgemeester en Wethouders bekomen hebbe.
Art. 20.
Wordt aan een onderwijzer buiten de gevallen, bedoeld in
de artikelen 17, 18 en 19, of aari eene onderwijzeres buiten
de gevallen, bedoeld in de artikelen 17 en 18, een verlof ver
leend voor langer dan 14 dagen, dan wordt van de jaarwedde
ingehouden hetgeen ten behoeve van zijne (hare) plaatsver
vanging als salaris door de gemeente moet worden uitbetaald.
Art. 21.
O vergangsbepaling.
De onderwijzeressen, die op de scholen der tweede klasse
voor jongens en meisjes nis. 1 en 2 werkzaam zijn en die
krachtens art. 3 (overgangsbepaling) der verordening van
8 Juni 1916, (Gem. Blad No. 11) een verhooging van wedde
van 25.genieten, blijven, zoolang zij als onderwijzeres
van bijstand aan die scholen blijven geplaatst, in het genot
van die verhooging, ook al worden zij niet meer met dat
onderwijs belast.
Art. 22.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1917.
Opdien datum vervalt de verordening van 7 December 1911
(Gem. Blad No 41), zooals die laatstelijk is gewijzigd bij de
verordening van 5 September 1916 (Gem. Blad No. 16).
II. VERORDENING voor de buitengewone school voor Lager
Onderwijs, te Leiden.
Art. 1.
De buitengewone school voor lager onderwijs is bestemd
voor kinderen, ingezetenen der gemeente Leiden, die door
zwakke geestvermogens ongeschikt zijn om het onderwijs aan
eene gewone school voor lager onderwijs te volgen, maar
van wie verwacht mag worden, dat het onderwijs aan eene
buitengewone school voor hen vruchtdragend zal zijn.
Kinderen, lijdende aan lichamelijke of geestelijke gebreken,
waarvan gevaar is te duchten voor andere kinderen of stoornis
in den gang van het onderwijs, worden tot deze school niet
toegelaten.
Kinderen van ambtenaren, in dienst der gemeente Leiden
aan wie een bepaald domicilie buiten de gemeente is voorge
schreven of aan wie toestemming is verleend, orn buiten de
gemeente te wonen, worden bij de toepassing van deze verorde
ning mede als ingezetenen der gemeente Leiden beschouwd.
Art. 2.
De aangifte van leerlingen geschiedt, voor zooverre het
leerlingen betreft, ingeschreven op de gewone scholen voor
lager onderwijs, in de eerste helft der maand April,
Leerlingen van buitengewone scholen voor lager onderwijs
in andere gemeenten kunnen, indien zij in deze gemeente
komen wonen, tusschentijds worden geplaatst.
Het schooljaar vangt aan op den eersten Maandag van de
maand Mei.