186
volgens ons voorstel bij gelijke bevoegdheid betzelfde stam-
traktement ontvangen als hare mannelijke collega's. Volgens
de thans vigeerende verordening ontvangen deze laatsten na
20 jaar dienst nog een laatste verhooging van ƒ50.Inliet
door ons aanbevolen stelsel kan een dergelijk verschil in
traktement bezwaarlijk gehandhaafd blijven, zoodat, hoe men
ook overigens daarover moge denken, in casu dezelfde regeling
voor de mannelijke en vrouwelijke onderwijzers zal dienen te
worden vastgesteld.
De tegemoetkoming in de huishuur voor de onderwijzers,
die daarvoor in aanmerking komen, is in het voorstel onver
anderd gelaten op 75 'sjaars; voor eene vermindering tot
ƒ50, zooals de Schoolcommissie voorstelt, vinden wij geen
voldoende aanleiding. Slechts is, overeenkomstig de in Uwe
Vergadering van 26 Maart 1914 (Ingek. Stukken No. 63) gevallen
beslissing bij de vaststelling van de verordening voor de
buitengewone school voor lager onderwijs, bepaald, dat niet alle
weduwnaren, die den leeftijd van 28 jaar bereikt hebben, eene
tegemoetkoming in de huishuur ontvangen, doch alleen die
weduwnaren, die bovendien inwonende kinderen hebben.
Ons College is van oordeel, dat bij aanneming van de hier
uiteengezette nieuwe salarisregeling, de traktementen der
onderwijzers en onderwijzeressen van bijstand op alleszins
voldoende wijze zullen zijn geregeld en men derhalve mag
verwachten, dat in den vervolge geen gebrek aan geschikte
sollicitanten zal zijn te eonstateeren.
De meerdere uitgaven, die met de nieuwe regeling, welke
wij U voorstellen met ingang van 1 Januari 1917 in wer
king te doen treden, gepaard gaan, zijn waarlijk niet gering.
Moest voor de herziening in 1912 een extra-bedrag van
25.000 'sjaars worden gevoteerd en zou voor de invoe
ring van het o. i. niet afdoende voorstel der Plaatselijke
Schoolcommissie een extra uitgave van f 32.400 'sjaars
noodig zijn geweest, het thans bij U aanhangig gemaakte
voorstel zal, berekend naar den toestand op 1 Juli 1916,
eene meerdere jaailijksche uitgave van 45.775 mede
brengen. Wij behoeven U wel niet te zeggen, dat wij aan
vankelijk huiverig waren een zoo kostbaar voorstel in de
tegenwoordige tijdsomstandigheden en gelet op den zeker
niet rooskleuriger! toestand der gemeente-financiën in te
dienen. De hooge onderwijsbelangen evenwel, die hier op het
spel staan, deden ons besluiten, het voorstel niet achterwege
te laten en weerhielden ons ook een minder afdoend voor
stel te doen.
In het stelsel van salariëering der hoofden van scholen
wil de Plaatselijke Schoolcommissie eene ingrijpende verande
ring brengen. Volgens haar moet het traktement van de
hoofden van scholen bestaan uit: traktement als onderwijzer
volgens dienstjaren -{- toeslagen voor de hoofdakte -j- toe
slagen voor vereischte bijakten -f- toeslag als hoofd (met
periodieke verhoogingen na 20 dienstjaren bij het onderwijs).
Ook afgescheiden van de hoogere uitgaven, die dezerzijds op
f 4.000 'sjaars worden geraamd, voelt ons College voor
dit stelsel niets. Bij geen enkelen tak van dienst alhier treft
men een dergelijk stelsel aan. Noch ten opzichte van den
Rector van liet Gymnasium, noch ten opzichte van den
Directeur der Hoogere Rurgerschool voor Jongens of de
Directrice der Hoogere Burgerschool voor Meisjes, noch bij
de salarisregelingen voor andere hoofden van dienst is hier
van een spoor te ontdekken.
Wel zijn wij evenwel met de Plaatselijke Schoolcommissie
van oordeel, dat eene verbeterde salariëering der onderw ijzers
en onderwijzeressen van bijstand niet tot stand mag komen
zonder eene gelijktijdige verbetering van de salariëering der
hoofden van scholen. Eene verhooging, zoowel van het mini
mum als van het maximum-traktement met ƒ100 komt ons,
ook in vergelijking met de traktementen in andere gemeenten,
billijk voor. Het aanvangstraktement van de hoofden der
scholen 3e en 4e klasse, dat thans 1600 bedraagt, wordt
dan 1700 'sjaars, dat is juist het bediag, dat ook in het
stelsel van de Schoolcommissie als aanvangswedde zou
gelden.
De regeling der periodieke verhoogingen (thans 4 van ƒ100
telkens na 3 jaar dienst) moet o. i. ongewijzigd blijven. Daaren
tegen kan de vergoeding voor huishuur niet op ƒ350'sjaars
bepaald blijven, 't Is toch niet te ontkennen, dat voor dat
bedrag geen behoorlijke woning, passend voor een hoofd eener
school, kan worden gehuurd. En waar nu de wet niet spreekt
van tegemoetkoming in de huishuur, doch van vergoeding
voor de huishuur, daar is, gelet op de tegenwoordige huur
prijzen, eene verhooging tot 450 'sjaars noodig.
De meerdere kosten van deze herziening, welke wij eveneens
op 1 Januari a.s. in werking zouden willen zien treden, zullen
voor de 17 hoofden van scholen, waarvan één in het bezit
is van eene ambtswoning, volgens raming naar den toestand
op 1 Juli 1916 3300 'sjaars bedragen.
Wij zijn thans genaderd tot de salarisregeling voor de
vakonderwijzeressen in de ho,ndwerken. Volgens de beslaande
regeling zijn hare wedden, voorzoo veel de scholen 3e en 4e
klasse betreft, als volgt geregeld:
Aanvangswedde 150 met 6 verhoogingen, telkens na 2
jaar dienst, hetzij hier, hetzij elders, van 25, derhalve tot
een maximum van 300, terwijl de eerste onderwijzeres
100 meer ontvangt.
Voor de vakonderwijzeressen in de handwerken op de scholen
2e klasse voor jongens en meisjes bedraagt de aanvangswedde
15 'sjaars per wekelijksch lesuur, met 6 verhoogingen,
telkens na 2 jaar dienst, hetzij hier, hetzij elders, van 2,50
tot een maximum van 30 's jaars per wekelijksch lesuur.
Deze regelingen zouden wij in dien zin willen wijzigen,
dat op de 3e en 4e klasse scholen, met behoud der bestaande
periodieke verhoogingen en de verhooging van 100 voorde
eerste onderwijzeres, zoowel het minimum als het maximum
met ƒ50 wordt verhoogd, tengevolge waarvan dus het minimum
200 en het maximum 350 zou bedragen, benevens 100
als eerste onderwijzeres, en op de scholen 2e klasse voor
jongens en meisjes zoowel het minimum als het maximum
met 5 wordt verhoogd, zoodat het minimum tot 20 en
het maximum tot ƒ35 'sjaars per wekelijksch lesuur stijgt.
Deze bedragen komen overeen met het voorstel der Plaat
selijke Schoolcommissie. Alleen wil deze na 14 en 16 jaren nog
weder een verhooging van 25 resp. 2,50 geven, waardoor
het maximum resp. 400 en 40 zou bedragen. Voor de
toekenning van deze beide periodieke verhoogingen vinden
wij echter geen voldoende reden. Het gemiddeld aantal les
uren per week bedraagt slechts ongeveer 10, zoodat ons een
traktement van 200 tot 350 niet te laag voorkomt.
De meerdere uitgaven zullen bij invoering op l Januari
a.s, geraamd naar den toestand op 1 Juli 1916, ƒ2180'sjaars
bedragen. Bij aanneming van hel voorstel der Schoolcommissie
zou hier nog 470 bijkomen.
Behalve de besproken wijzigingen in de salarisregelingen
behooren nog eenige andere wijzigingen in de verordening,
bepalende het getal der scholen voor openbaar lager onderwijs
te Leidenden omvang van het onderwijs op elke schoolden
bijstand aan de hoofden der scholen te verleenen en delbe
zoldiging van het onderwijzend personeelte worden gebracht.
Zij behoeven weinig toelichting.
De eerste verandering betreft artikel 3. Volgens dat artikel
moeten de onderwijzers of onderwijzeressen met hoofdakte
bij hunne aanstelling den leeftijd van 23 jaar volbracht heb
ben. De onderwijzers of onderwijzeressen, die de hoofdakte
reeds op 20, 21 of 22 jarigen leeftijd behaald hebben en hier
door getoond hebben tot de meest intelligente te behooren,
kunnen dus niet dadelijk voor eene benoeming als onder
wijzer of onderwijzeres met. hoofdakte in aanmerking komen,
waardoor ook weder het aantal sollicitanten naar eene derge
lijke betrekking vermindert. Om dit aantal niet noodeloos te
beperken, is het wenschelijk, de Schoolcommissie zegt het
terecht, den eisch van 23 jarigen leeftijd te laten vallen,
voorzoover dit zonder strijd met de wet mogelijk is. Vandaar
dat wij U voorstellen in artikel 3 te bepalen, dat van de
onderwijzers of onderwijzeressen met hoofdakte aan elke school
ten minste 2 den leeftijd van 23 jaar volbracht moeten
hebben.
Eene tweede wijziging heeft betrekking op de artikelen 3
en 14, alwaar gesproken wordt van vakonderwijzers of vak
onderwijzeressen in vak g (kennis der natuur). Aangezien
in dit vak geen vakonderwijzers of vakonderwijzeressen zijn
of'worden aangesteld, kan de vermelding van vak g in beide
artikelen vervallen.
In de derde plaats dient de verordening te worden aange
vuld in verband met Uw besluit van 14 dezer (Ingek. Stukken
No. 265) om het onderwijs aan de Jongensschool 2e klasse
uit te breiden met vak u (beginselen der handelskennis). De
hiermede gepaard gaande aanvullingen zijn reeds toegelicht
in het zooeven genoemde Ingekomen Stuk.
Eindelijk moet art. 19, regelende de uit keering der bezol
diging bij verblijf onder de wapenen, in overeenstemming
worden gebracht met de gewijzigde wettelijke bepalingen en
de in deze gemeente gevolgde praktijk. Het nieuw voorge
stelde artikel komt overeen met het desbetreffende artikel in
de bij U aanhangige concept-verordening, regelende den
rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Leiden.
De verdere veranderingen zijn geheel van formeelen aard en
behoeven geen toelichting.
Indien besloten wordt tot herziening van de salarisrege
lingen voor het onderwijzend personeel aan de openbare lagere
scholen, zal ook wijziging moeten worden gebracht in de
regeling der jaarwedden van het personeel, verbonden aan de
buitengewone school voor Lager Onderwijs alhier, gelijk die is
vastgelegd in de verordening voor die school van 26 Maart
1914 (Gem. Blad No. 5).
Volgens art. 7 dier verordening bedraagt de aanvangswedde