GEMEENTERAAD YAN LEIDEN.
185
IÜOEKOHEtr STEKKEN.
N°. 278. Leiden, 19 December 1916.
In het laatste anderhalf jaar heeft de herziening van de
jaarwedden van het onderwijzend personeel bij het lager
onderwijs meermalen een punt van overweging in de verga
deringen van ons College uitgemaakt. Het gering aantal sol
licitanten en het vertrek van verschillende goede onderwijzers
naar elders, een verschijnsel, waarop ook de Plaatselijke
Schoolcommissie onze aandacht vestigde, deden ons de vraag
stellen, of de reden van een en ander misschien ook gelegen
kon zijn in niet voldoende salarieering, of dat zulks grooten-
deels een gevolg moest worden genoemd van het onder de
wapenen zijn van vele onderwijskrachten.
En toen wij daarbij tot de overtuiging gekomen waren,
dat weliswaar de mobilisatie van tal van onderwijzers zeer
zeker van niet geringen invloed geacht moest worden op het
gering aantal sollicitanten en de vele mutaties bij het onder
wijzend personeel, doch dat, alle factoren in aanmerking ge
nomen, de salarisregeling hier ter stede gaandeweg minder
gunstig moest worden genoemd, dan de regelingen in de
meeste andere gemeenten, die in deze met Leiden op één lijn
kunnen worden gesteldaarzelden wij niet langer de noodige
stappen te doen, om tot eene herziening der bestaande salaris
regeling te geraken, al ontveinsden wij ons niet, dat daardoor
aanzienlijke offers van de gemeentelijke schatkist zouden
worden gevraagd en al betreurden wij het, dat zoo korten
lijd na de op 1 Januari 1912 in werking getreden nieuwe
regeling, die eene hoogere uitgave van 25.000 mede
bracht, wederom tot verhooging der traktementen moest worden
overgegaan.
Wij noodigden daarom bij schrijven van 15 Februari j.l.
de Plaatselijke Schoolcommissie, die zich daartoe tevoren
welwillend bereid had verklaard, uit, eene nieuwe salaris-
regeling bij ons College in te dienen.
Op 26 April d. a. v. bereikte ons het advies der commissie.
Volgens hare meening behoorde de regeling der zooge-
genaarnde stamtraktementen in dien zin herzien te worden,
dat zoowel het bestaande minimum, als het geldende maximum
werd verhoogd, het maximum in korter tijd dan thans kon
worden bereikt en de mannelijke en vrouwelijke leerkrachten
op gelijke wijze werden gesalarieerd.
In plaats van de bestaande regelingaanvangswedde 600,
na 2 jaar dienst, hetzij hier, hetzij elders, f 650, na 4 jaar
700, na 6 jaar 750, na 8 jaar 800, na 10 jaar f 850,
na 12 jaar f 900, na 14 jaar 950, na 16 jaar 1000 en na
18 jaar 1050, terwijl dan de mannelijke leerkrachten na 20
jaar nog eene laatste verhooging van f 50 ontvangen, stelde
de Schoolcommissie daarom voor de aanvangswedde te bepalen
op f 650, daaraan 8 tweejaarlijksche verhoogingen van f 75
toe te voegen en het maximum-stamtraktement mitsdien te
brengen op 1250 'sjaars.
De toelagen voor de hoofdakte en de bijakten wenschte
de Schoolcommissie op de bestaande bedragen gehandhaafd
te zien. De tegemoetkoming in de huishuur aan de onder
wijzers van bijstand, die gehuwd of weduwnaar zijn en den
leeftijd van 28 jaar bereikt hebben, wilde zij echter van 75
tot 50 'sjaars teruggebracht zien, terwijl de belooning voor
de aanteekening of akte voor k en t (nuttige en fraaie hand
werken) h. i. van 25 tot 50'sjaars moest worden verhoogd.
Na rijpe overweging van de voorstellen der Plaatselijke
Schoolcommissie, kwam ons College tot de conclusie, dat bij
aanneming daarvan het met de salarisherziening beoogde doel
niet in voldoende mate zou worden bereikt. Eensdeels ging
ons de door de Schoolcommissie voorgestelde salarisverbetering
niet ver genoeg, anderdeels vonden wij het door haar voor
gestelde systeem van salarieering in de gegeven omstandig
heden minder doeltreffend.
In de praktijk toch was gebleken, dat vooral bij vacatures
voor de betrekking van onderwijzer met hoofdakte het aantal
sollicitanten uiterst gering was, ja zelfs zóó gering, dat in den
afgeloopen zomer eenige vacatures in het geheel niet konden
worden vervuld en Uwe Vergadering bij verordening van
5 September 1916 (Gem.Blad no. 16) op ons voorstel moest
besluiten het volgens verordening vereischte aantal onder
wijzers met verplichte hoofdakte op de scholen der derde en
vierde klasse te verminderen, teneinde in de bestaande vaca
tures onderwijzers zonder hoofdakte te kunnen benoemen.
Dezerzijds is daarom een van het advies der Plaatselijke
Schoolcommissie afwijkende regeling ontworpen, waarbij eener-
zijds de minimum-jaarwedden en het bedrag der periodieke
verhoogingen hooger zijn gesteld, anderzijds de salarieëring
der onderwijzers met hoofdakte voor de betrokken personen
belangrijk gunstiger is, dan in de regeling der Schoolcom
missie.
Ons voorstel nu komt op het volgende neer:
De aanvangswedde voor de onderwijzers en onderwijzeressen
bedraagt 700.
Verder bedragen de wedden:
na 2 jaar dienst, aan een openbare of bijzondere of
buitengewone school voor lager onderwijs, hetzij hier, hetzij
eldersf 800
na 4 jaar dienst900
na 6 jaar dienst1000
Voorts ontvangen de onderwijzers en onderwijzeressen, die
in het bezit van de hoofdakte zijn:
na 8 jaar dienstf 1100
na 10 jaar dienst1200
na 12 jaar dienst1300
en na 14 jaar dienst1400
en de onderwijzers en onderwijzeressen, die niet in het bezit
van de hoofdakte zijn:
na 8 jaar dienst1050
na 10 jaar dienst1100
na 12 jaar dienst1150
en na 14 jaar dienst1200
Bovendien wordt aan de onderwijzers en onderwijzeressen,
die in het bezit van de hoofdakte zijn, boven hunne zooeven
genoemde wedden nog eene toelage van 200 zonder meer
voor het bezit dier akte toegekend.
In de belooning voor de bijakten komt slechts eene kleine
wijziging; de onderwijzeressen belast met het onderwijs in
handwerken zullen n.lindien zij de bevoegdheid voor k en t
bezitten, voor elke aanteekening of akte in plaats van 25
een toelage van ƒ50 'sjaars ontv'angen, een en ander over
eenkomstig het voorstel der Schoolcommissie.
De aanvangswedde, die volgens de bestaande regeling ƒ600
bedraagt, is derhalve in ons voorstel, zulks in afwijking van
het advies van de Plaatselijke Schoolcommissie, die 650
voorstelt, bepaald op 700. Nu in verschillende andere ge
meenten in de laatste tijden de minimum-wedde tot dat bedrag
is opgevoerd, komt het ons gewenscht voor, ook in deze
gemeente eene dergelijke beslissing te nemen.
Deze aanvangswedde zouden wij voor alle onderwijzers en
onderwijzeressen 3 maal, telkens na 2 jaar dienst, willen
verhoogen met 100, zoodat derhalve gedurende de eerste
8 jaren voor allen dezelfde regeling geldt. Na 8 jaren dienst
meenen wij voor hen, die in het bezit van de hoofdakte zijn, en
voor hen, die haar missen, eene afzonderlijke regeling te
moeten voorstellen en wel in dien zin, dat de eerste categorie
nog 4 verhoogingen, telkens na 2 jaar dienst, van 100, en
de tweede categorie wel eenzelfde aantal verhoogingen, doch
slechts van 50 deelachtig kan worden.
Op die wijze is het mogelijk aan de onderwijzers en onder
wijzeressen met hoofdakte, in welke categorie, gelijk wij
bereids in herinnering brachten, juist een groot gebrek aan
sollicitanten heerscht, een niet onbelangrijk hooger trakte
ment dan vroeger toe te kennen, terwijl, doordat het verschil
in traktement eerst na 8 jaar dienst een aanvang neemt,
allen geacht moeten worden in de gelegenheid te zijn de
hoofdakte zoo tijdig te behalen, dat de voor hen voordeeligste
regeling reeds dadelijk op hen van toepassing is.
De hoofdakte kan reeds na 4 jaar dienst worden verkregen;
een tijdvak van 8 jaar kan dus zeker niet te kort genoemd
worden. Voor het geval echter iemand eerst na 8 jaar dienst
of later de hoofdakte mocht behalen, is in het voorstel eene
bepaling opgenomen, dat hij ook dan nog in het genot van de
voordeeligste regeling wordt gesteld.
Het stellen van de toelage voor de hoofdakte op 200
zonder meer, terwijl zij thans te Leiden beloond wordt met
100 als het bezit onverplicht is, met 200 bij verplicht of
3 jarig bezit en na nog 5 jaren met 300, hangt met de
voorgestelde nieuwe regeling voor de stamtraktementen ten
nauwste samen. Nu voor het bezit der hoofdakte reeds bij
het stam traktement hoogere periodieke verhoogingen worden
toegekend, heeft het geen zin ook nog de aparte toelage voor
het bezit dier akte periodiek te verhoogen. Het verschil tus-
schen onderwijzers met hoofdakte en met verplichte hoofd
akte dient bij het nieuwe systeem eveneens te vervallenook
elders wordt dit verschil tegenwoordig zelden meer gemaakt.
Op het voetspoor van tal van andere gemeenten is de toe
lage verder in plaats van op ten hoogste 300 op 200
'sjaars bepaald, zoowel voor nieuwe titularissen, als voor
hen, die thans reeds eene toelage van 300 of minder voor
de hoofdakte ontvangen. Met het oog hierop is echter, zulks in
afwijking van den aanvankelijken opzet van ons voorstel,
de boven aangegeven zevende periodieke verhooging na 14
jaar in het stamtraktement opgenomen, terwijl als gevolg
hiervan, teneinde het aantal verhoogingen voor degenen, die
niet in het bezit der hoofdakte zijn, gelijk te doen zijn aan
dat voor hen, die de hoofdakte bezitten, aan eerstgenoemden
ook nog een 7e periodieke verhooging na 14 jaar dienst van
50 is toegekend.
Zooals uit het bovenstaande blijkt zullen de onderwijzeressen