DONDERDAG 14 DECEMBER 1916. 231 gen tot den eenheidsprijs. Daarbij zijn twee rubrieken te onderscheiden waarvan de eerste onafhankelijk is van een toevallig wat grooter of kleiner worden der produktie, terwijl de uitgaven der tweede soort evenredig zijn met de prijzen van de grondstoffen, die voor de productie noodig zijn. Een- voudigheidshalve neem ik hier alleen de cijfers voor het het steenkolengas. Daarvoor vind ik de afzonderlijke cijfers op blz. 34, die ik niet alle behoef voor te lezen, maar die ik verzoek, waar ik nu slechts de bronnen noem, waaruit ze voortvloeien, in het verslag dezer zitting te mogen doen opnemen. (Dit verlof wordt verleend.) De gezamenlijke invloed van traktementen, arbeidsloonen, onderhoud van gebouwen, algemeene onkosten, assurantiën, kapitaalrente, verplichte aflossingen, vernieuwingsfonds en retributiën (waarop ik straks misschien nog terugkom) was in 1914 per kubieken Meter gas 3.981 cent, practisch ge sproken dus 4 cent per eenheid1). En die kosten, dat over- wege men wel, blijven onveranderd en onverminderd, on afhankelijk van de tijdelijke stijgingen of dalingen in de produktie. Om in te zien, wat dit beteekent, denke men zich maar eens een oogenblik, dat de produktie tijdelijk van 10 millioen moest worden verminderd tot één millioen kub. Meters. De totaalkosten uit bovenstaande oorzaken bleven dan dezelfde, maar bij hun verdeeling over een tienmaal kleinere hoeveelheid werd hun invloed op den kostenden prijs per kub. Meter tienmaal grooter; in plaats van onge veer 4 cent zou de gasprijs dan uit dien hoofde alleen reeds bijna 40 cent per kub. Meter bedragen. Gaan we op dezelfde wijze na, wat de invloed dezer vaste factoren op den kostprijs is, wanneer de gasproduktie moet dalen tot. 60 procent, dan vinden we 6.635 cent per kub. M. En gelukt het door de hulp der Regeering met inspanning van alle krachten om den kolenaanvoer op 70 procent te brengen, en dan ook 70 proc. gas af te leveren, dan wordt het zoo even genoemde cijfer slechts gereduceerd tot 5.687 cent per kub. Meter. Dit is nog slechts dat deel van den prijs, dat voortspruit uit de algemeene kosten, die bij elke geproduceerde hoeveel heid praktisch onveranderd blijven. Daarbij komen nu nog de kosten, voortvloeiende uit de prijzen der grondstoffen. Vooreerst de gaskolen. Deze kostten toen, volgens blz. 14 van het verslag, gemiddeld 9.98, zeg in ronde cijfers 10 gulden per ton. Maar ik verzeker de heeren, dat de prijs op het oogenblik méér dan het dubbele daarvan bedraagt. De kolen van toen, tegen een kostenden prijs van 10.franco in de stokerij of in het magazijn, brachten in den kostenden prijs van het gas per kub. M. een bedrag mee van 3.300 cent (blz. 34 bovenaan). Rekenen we nu nog slechts den dubbelen kolenprijs, dan stijgt daardoor alleen de prijs per kub. Meter reeds met 6.600 cent. Voegen we dit bij het straks berekende bedrag, dat voortvloeide uit de vaste kosten voor rente, aflossing enz., dan wordt de kostende prijs voor het geval, dat er 60 geproduceerd wordt, 13.235 cent per M3., en voor het geval, dat men 70 kan fabriceeren, 12.287 cent. Hierbij komen nog aan electrischen stroom 0.052 ct. per M3. aan stoom0.109 aan ijzeraarde. 0.025 tezamen destijds 0.186 ct. per M3. Ook hier zijn prijsstijgin gen ingetreden, maar al breng ik slechts de vroegere prijzen in rekening, dan ziet men, dat de kub. Meter gas aan de gemeente zal kosten: bij 60% produktie13.421 cent; bij 70% produktie12.473 cent. Dat zijn de kostende prijzen van het produkt, waarop dooi de gemeente niets wordt verdiend, terwijl de heer.van Rom- burgh ons vraagt, al vast 75% te leveren tegen 8 cent. Wel is waar gaat van bovenstaande prijzen wat af voor opbrengst van bijprodukten, in '1914 tot een bedrag van 2.415 cent per M3., YYat thans iets hooger te ramen zal zijn; maar daar staan tegenover loonstijgingen en duurte-toeslagen aan de werklieden, wat voor de lichtfabrieken een niet onaanzienlijk bedrag is. En feitelijk moeten hier ook in rekening gebracht worden de pensioenen, die toch uit den aard der zaak ten laste van de bedrijven behooren te zijn, maar nog steeds uit de algemeene gemeentekas worden betaald. Het zal dus wel duidelijk zijn, gelijk ook in het schrijven van Commissarissen is gezegd, dat men bij de gegarandeerde produktie niet be neden een kostenden prijs van 11 eens zal kunnen komen. Wil dus de gasfabriek niet haar betaling van rente en aflos sing staken, en daarmee feitelijk failliet gaan; willen wij niet de loonen van ambtenaren en arbeiders gaan besnoeien, dan komt aan het bedrijf ten minste 11 cent per afgeleverden M3. toe, terwijl men levering a 8 cent van ons vraagt. Nu zal ik niet betwisten, dat dit zeer goed gaat, mits de gemeente op eiken kub. Meter de ontbrekende 3 cent wil bijpassen, dat wil zeggen op de 6% millioen kub. M. onge veer twee ton per jaar. Ik moet echter ernstig vragen, of men wel heeft bedacht, waar dat groote bedrag, dat hier wordt geschonken, moet worden teruggevonden. Met schrik hebben velen het vermenigvuldigingscijfer der inkomstenbelasting in de laatste jaren regelmatig zien stijgen; nog kort geleden hebben we ons genoodzaakt gezien, het vorige maximum- cijfer van die belasting in de verordening met een ton of meer te verhoogen, en de nieuwe begrooting gaat toch reeds weer hoog boven dat maximum-bedrag uit. Voegt men daar nu nog 2 ton bij, dan komt men aan of over het millioen, dat uit de inkomstenbelasting moet worden gevonden. Mijn tweede bezwaar tegen het in uitzicht stellen van 75 tegen den ouden prijs komt dus hierop neer, dat daar mee van de gemeentekas een onbillijk en onmogelijk offer gevraagd wordt, waardoor het percentage der gemeentelijke inkomstenbelasting al te onmogelijk hoog zou worden opge voerd. Het gaat toch niet aan, het percentage, dat nu 6.35 is, naar de 10 te drijven. Ik vermoed, dat velen, die nu roe pen om een reductie op den gasprijs, vreemde gezichten zou den zetten, als een volgend belastingbiljet zoo iets als 10 procent van hun inkomen vroeg. En waarvoor? Dat men in deze tijden den kleinen man tegemoet moet komen, en niet van hem mag vragen wat hij niet heeft, dat zullen wij allen voelen. En met hun goede hart zijn Burgemeester en Wet houders er daardoor ook toe gekomen, om in deze tegenover hem filantropie te betrachten, en den gasprijs voor een als onmisbaar beschouwde minimum-hoeveelheid te handhaven op het oude bedrag. Maar de overigen, de meer gegoede bur gerij, de winkeliers, dé fabrikanten, zouden die wenschen te genieten van een soort armenzorg ten koste van de licht fabrieken, eenvoudig om later het genotene, met eenige ver hooging nog, terug te vinden op hun belastingbiljet? Ik kan het mij niet voorstellen. Ik begrijp, dat men in tijden van nood den kleinen man beneden den kostenden prijs levert, maar het lijkt me te veel gevraagd, om nu ook maar voor de meer gegoeden een product van 11 cent te leveren voor 3 cent beneden den kostenden prijs. En daar toch komt het voorstel van den heer van Romburgh op neer; het zou zijn een cadeau van twee ton aan dezelfde menschen, die daarna door hoog opgeschroefde belastingcijfers het moedwillig ge boorde gat in de gemeente-financiën zouden moeten stoppen. Om deze tweeërlei redenen lijkt het mij, dat het denkbeeld van den heer van Romburgh geen aanbeveling verdient, en dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders verre te verkiezen is boven een amendement, dat 75% van het vroe gere verbruik toezegt tegen den ouden prijs. De heer Sijtsma. M, d. V. Na de zeer pakkende rede van den heer Zwiers, die mogelijk anderen van het woord zal doen afzien, zou ik ook kunnen zwijgen. Ik heb evenwel het woord gevraagd, omdat ik nog op één punt de aandacht wenschte te vestigen. In normale omstandigheden ben ik altijd tegen verhooging van den gasprijs geweest, maar in deze omstandigheden en men zal mij dus geen inkonsekwentie kunnen verwijten bestaat er een noodtoestand, en geldt niet het motief: ver hooging van den prijs van het gas, maar geldt, zooals wij reeds van den heer Zwiers gehoord hebben, den drang tot gasbesparing. Ik geloof dan ook, dat als Burgemeester en Wethouders, zonder dat er een circulaire van den Minister was gekomen, dit voorstel hadden gedaan, ik niet zou heb ben durven tegenstemmen. Het is beter met zuinigheid door den winter te komen dan dat wij op zeker moment voor het feit kwamen te staan, dat wij geen gas meer kunnen branden en niet voor industrieele doeleinden gebruiken. En hiermede is dus aangetoond ik kan het niet beter zeggen dan de heer Zwiers, die het met zooveel cijfers geïl lustreerd heeft dat iedereen de zuinigheid zal hebben te betrachten, en nu gaat het dus, dunkt mij, al heel moeilijk, om met het amendement-van Romburgh mee te gaan. En de vrome wenschen, die de heer Mulder uitgesproken heeft, zijn natuurlijk evenmin te volgen. Dergelijke leden, die hier speechjes voorlezen, dat het zoo en zoo moet en dat zij het aan Burgemeester en Wethouders en aan het goede hart van de Gascommissie overlaten, hadden beter gedaan, als zij met voorstellen gekomen waren, waaraan wij wat hadden gehad. De regeling bedoelt m. i. drieërlei: in de eerste plaats be zuiniging, het betrachten van de billijkheid jegens de ver- De afzonderlijke cijfera zijn: voor rente0.541 ot. per M3. voor verplichte aflossing0.541 g voor vernieuwingsfonds0.233 voor retributie0.567 aan traktementen0.342 aan arbeidsloonen1.257 aan onderhoud van gebouwen enz. 0.249 aan algemeene onkosten en assurantiën0.251 Totaal 3.981 ot. per M3.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 7