DONDERDAG 14 DECEMBER 1916. 229 Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. VIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de verandering van het hulpkantoor der gemeentelijke Bank van Leening aan de Lammermarkt. (Zie Ing. St. No. 263.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. IX. Voorstel om Burgemeester en Wethouders te machtigen a. tot het aangaan van een overeenkomst met andere ge meenten, betreffende regeenngsbrood b. tot het aangaan van een overeenkomst met andere ge meenten, betreffende andere regeeringsgoederen dan brood c. c. q. over te gaan tot het opzeggen van de sub a en b bedoelde overeenkomsten. (Zie Ing. St. No. 262.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. X. Voorstel in zake de tijdelijke verhooging van den prijs voor de levering van gas en electriciteit. (Zie Ing. St. No. 266.) De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter. Ingekomen is een amendement van den heer van Romburgh, luidende: »Ondergeteekende heeft de e'er de volgende amendementen voor te stellen op het voorstel in zake de tijdelijke verhoo ging van den prijs voor de levering van gas en electriciteit. Ten eerste in art. la te lezen voor 15 December a. s. »1 Januari 1917, en ten tweede: Art Ic te lezen als volgt: »dat het minimumgebruik voor eiken gebruiker vanaf 40 M3. wordt bepaald op 75 van hetgeen door hem gebruikt is in dezelfde maanden van het jaar 1916". Wenscht de heer van Romburgh het nog nader toe te lichten De heer van Romburgh. M. d. V. Mijn eerste amendement, om in plaats van »15 December" te lezen »1 Januari" houdt natuurlijk verband met het amendement op sub. 3. Dat eerste amendement zal ik dus niet nader behoeven toe te lichten. Zeer gaarne ben ik bereid om mede te werken aan het verzoek van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Han del betreffende de bezuiniging op steenkolen voor gas en electriscbe bedrijf en om tot bereiking daarvan te komen, het verbruik boven een vast te stellen minimum aanmerkelijk te belasten, maar, Mijnheer de Voorzitter, groot bezwaar heb ik tegen het voorstel ^n Burgemeester en Wethouders om daar aan te verbinden een verhooging van dien prijs, omdat deze moet dienen een verlies, door Commissarissen berekend op ƒ200000, geheel of gedeeltelijk te dekken. Mijnheer de Voor zitter, evenmin als ik in de vergadering van 27 Juli j.l. mijn stem heb gegeven aan het voorstel tot verhooging van den gasprijs, omdat het volgens mij onmogelijk is midden in een dienstjaar te kunnen berekenen, hoeveel winst of verlies een bedrijf zal opleveren, wat nu dan ook blijkt, evenmin kan ik om dezelfde redenen ook aan dit voorstel van Burgemeester en Wethouders mijn stem geven. De strekking van mijn amendement is alleen om te trach ten dat de gebruikers van gas zullen meewerken tot bezui niging. Bezuinigd kan er worden, door den een meer door den ander minder, maar ieder heeft een zeker aantal M.3 in zijn huis of bedrijf noodig, Mijnheer de Voorzitter. Met mijn amendement wil ik gebruikers tot 40 M.3 per maand ƒ0,08 laten betalen. Hierop zal toch weinig of niets te bezuinigen zijn. De gebruikers boven 40 M.s per maand, wil ik in over eenstemming met het gebruik in de overeenkomstige maan den van 1916 75% laten betalen tegen ƒ0,08, en als prikkel dat zij zooveel mogelijk zullen trachten te bezuinigen wil ik wat zij boven die 75% gebruiken, laten betalen met ƒ0,12 per M3. Vervolgens meen ik, dat, waar in het zelfde voorstel voor groot-gebruikers van electriciteit een lager tarief wordt voorgesteld het niet aangaat groot gebruikers van gas 40 meer te laten betalen dan de gewone gebruikers van gas. Bij de groot-gebruikers van gas zullen eveneens voorkomen industrieelen en winkeliers als bij de grootgebruikers van electriciteit. Ik meen dan ook in tegenstelling met het College van Burgemeester en Wethouders, dat bij aanneming van het voorstel van Burgemeester en Wethouders dit een reden voor de grootgebruikers van gas zal zijn om tot het gebruik van electriciteit over te gaan. Mijnheer de Voorzitter, ik zal het hier voorloopig bij laten en hooren wat de andere leden hierover zeggen zullen. De Voorzitter. Het amendement van den heer van Romburgh wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onder werp van bespreking uit. De heer J. P. Mulder. M. d.V. De quaestie die op het oogenblik aan de orde is, is een zeer moeilijke quaestie. Moeilijk óók voor de Commissarissen der Lichtfabrieken om deze naar billijkheid te hebben moeten regelen. Juist daarom zoo moeilijk, omdat wat men meent zoo billijk mogelijk geregeld te hebben, door menigeen nog onbillijk zal worden genoemd. Doch dit zal altijd zoo zijn. Alvorens verder te gaan wil ik evenwel voor opstellen, Mijnheer de Voorzitter, dat wij in deze aónormale tijden moeten medewerken om alles zoo goed mogelijk te laten marcheeren, ook al gaat het met financieele offers gepaard. Dreigt er steenkolennood, welnu dan moeten wij als burgers de handen in een slaan en deze nood trachten te voorkomen. Daartoe willen wij gaarne medewerken en moet de zuinigheid bevorderd worden. Een van de middelen om dit te doen is de verhooging van den gasprijs. Dit zijn de financieele offers die wij moeten brengen ten bate van de gemeenschap. Het komt er evenwel maar op aan, Mijnheer de Voorzitter, deze lasten zoo billijk mogelijk te verdeelen. En daar juist zit de moeilijkheid. Daarom wil het mij voorkomen, Mijnheer de Voorzitter, dat eenige wijzigingen in Uw voorstel wel gewenscht zouden zijn. Wanneer men de lasten wil gaan verdeelen over de ver bruikers van het licht, moet men onderscheiden 3 groepen. De eerste groep zijn de particulieren die het gas aanwenden in huis voor verlichting, voor kookgas of ook voor verwarming. De tweede groep zijn de winkeliers die het voor het zelfde doel aanwenden als groep I en bovendien als gas noodig voor hun winkels en magazijnen. De derde groep zijn de personen die het even als groep I en II aanwenden en dan nog bovendien als kracht in hun bedrijf gedurende den geheelen dag. Ontegenzeggelijk kunnen al deze 3 groepen bezuinigen, voor zoo ver betreft de 3 punten die ze alle gemeen hebben n.l. op gas als verlichting in huis, op gas als kookgas, op gas als verwarming. Daarop is wel met eenigen goeden wil te be zuinigen, hoewel, ik moet het eerlijk zeggen, de 50 M3. die Uw voorstel aan geeft tegen ƒ0.08 me niet bijster hoog toe schijnt, en zou ik dit gaarne wel iets verhoogd willen zien. Groep II heeft nu bovendien nog te bezuinigen op verlichting in winkels en magazijnen. Dit wordt al moeilijker maar is niet onuitvoerbaar. Doch dit wordt geregeld door Uw verorde ning op de beperking der verlichting van winkels die zoo straks aan de orde komt. Ten slotte blijft nog over het gas als bedrijfs/cracfef in groep III. Met den besten wil van de wereld is daarop niet te bezuini gen. De personen in groep III kunnen op alles bezuinigen op de punten, zooals reeds genoemd die alle groepen gemeen hebben, óók op de verlichting in werkplaatsen en magazijnen desnoods door andere indeeling van arbeidstijd (zooals reeds veel wordt toepast), doch op gas gebruikt als kracht valt niet te bezuinigen. Dit gas wordt gebruikt gedurende den geheelen duur van den arbeidstijd. Daarom wilde ik U vragen, Mijnheer de Voorzitter, zou het nu niet mogelijk zijn om ten opzichte van dit gas een mildere bepaling in te lasschen, al moet het dan* ook met eenige geldelijke opoffering van de verbruikers gepaard gaan. We hebben genoeg vertrouwen in onze commissie dat wat ze eenigszins kan doen om aan billijke wenschen tegemoet te komen ze dit zeker niet zal nalaten voor zoover de omstandig heden dit toelaten. Mijnheer de Voorzitter. Ik meen U het billijke voor een gunstige bepaling ten opzichte van het bedrijfsgas voldoende te hebben aangetoond en heb goeden moed dat zonder een voorstel uit den Raad Uw geacht college daartoe bereid zal zijn. De heer Vergouwen. M. d. V. Door den heer Mulder is reeds voor een groot gedeelte gezegd, wat ik had willen zeg gen. Ik wensch er nadruk op te leggen zooals ook reeds door den heer Mulder gedaan is, dat het voor Burgemeester en Wethouders een heel moeielijke taak was, om in deze om standigheden een voorstel te doen, dat eenigszins voldeed. Dat neemt niet weg, dat, zooals gebleken is uit de verschil lende adressen, ingezonden stukken, en besprekingen op ver gaderingen, deze voorstellen, zooals ze ingediend zijn, toch vrij drukkend zijn voor degenen, die van het gemeentelijke licht gebruik maken. Zóó drukkend de Voorzitter schudt wel van neen, maar verschillende menschen hebben het ver geleken met hetgeen zij vóór hun tegenwoordig gebruik be talen dat velen veel meer zullen moeten betalen, zoodat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 5