240
DONDERDAG 14 DECEMBER 1916.
niet in alles aannemelijk was, kan ik niet helpen. Ik meen
dus te moeten blijven bij de door mij voorgestelde regeling.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik heb mij over iets anders
van den heer Pera verwonderd dan de heer Vergouwen, en
wel hierover, dat de heer Pera zijn voorstel niet terugge
nomen had na de opmerking van den heer van der Lip. In
het debat zoo straks heelt de heer Pera twijfel geopperd, of
ik wel een juist begrip had van wat een zaak was. Hij heeft
dit wel niet nader toegelicht, maar nu betwijfel ik op mijn
beurt, of de heer Pera wel een juist begrip heeft van wat een
verordening is. Want de heer van der Lip heeft het reeds
duidelijk gezegd, dat men dezelfde zaak toch niet kan gaan
regelen in twee verordeningen. De heer Pera mag zeggen,
wat hij wil, maar in deze verordening het moge dan tij
delijk zijn zou dan komen te st^an een sluiting om 8 uur
en in de verordening op de winkelsluiting een sluiting om
9 uur. Dat moet toch iederen voelen dat dat niet gaat. Ik
geloof dan ook, dat zelfs de heeren, die wat de zaak zelf be
treft aan de zijde van den heer Pera staan, onmogelijk met
zijn voorstel zullen kunnen meegaan.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik ben het volkomen met
den heer van der Pot eens; ik begrijp het ook niet dat de
heer Pera zijn amendement nog handhaaft. Ik verklaar het
echter aldus: De heer Pera heeft indertijd eens in den Raad
gezegd: »ik heb maling aan alle juristerij." En dat zal wel
de reden zijn, waarom hij niet op mijn opmerking wil ingaan.
Er is ook nog een andere reden waarom het amendement
van den heer Pera niet aannemelijk is. De redactie is nl.
niet in orde. Er staat: de winkelier moet om 8 uur sluiten;
dus om kwart over achten mag hij weer openen. De heer
Pera moet eens bedenken dat het niet zoo makkelijk is om
een strafbepaling goed te redigeeren.
De heer Pera. M. d. V. Ik betwist, dat beide verordeningen
gelijk zouden zijn. Zoo pas heb ik gezegd, dat het verschil
bestaat in het gebruiken van licht. In het eene geval, bij de
verordening op de winkelsluiting, heeft men naar believen de
beschikking over het gebruik van gas en electriciteit, maar
in dit geval moet men zijn toevlucht nemen tot ander kunst
licht. Dat is een zaak van groot gewicht met het oog op de
besparing.
En wat het sluiten om 8 uur, maar het weder openen om
kwart over acht betreft, dat is weer een van die gezochte
dingen uit de juristerij, waar men als gewoon eerlijk burger-
mensch geen notitie van neemt.
De Voorzitter. Bij mij is nog het navolgende amende
ment ingekomen van den heer Fokker, mede onderteekend
door de heeren Fabius en Huurman:
Ondergeteekende stelt voor, in de laatste alinea van art. 1
der verordening op de beperking der verlichting in winkels,
in te voegen na het woord »wordt" het woord »niet".
Er zal dus gelezen wordenOnder winkels wordt niet be
grepen enz. Ik geloof, dat dat voldoende toegelicht is. Ik
zou willen zeggenLaten wij ons bekorten, want wij debat-
teeren thans over zaken van zeer weinig belang.
Ik moet de voorstellen van de heeren Fokker en van Rom-
burgh bestrijden.
Aan den heer van Romburgh wil ik mededeelen, dat in
dertijd bij de vaststelling van de verordening op de winkel
sluiting is onderzocht, welke dagen dienden te worden uitge
zonderd. Nu is de quaestie van de winkelsluiting en de
gasbesparing niet de zelfde; alleen houden de dagen, die in
deze verordening worden uitgezonderd, verband met die dagen
genoemd in de verordening op de winkelsluiting, omdat daar
voor de zelfde ratio geldt. Er is gesproken geworden om ook
den Oudejaarsavond uit te zonderen, maar dit is niet gebeurd,
omdat de Oudejaarsavond een avond is, die in den huiselijken
kring wordt doorgebracht. Wanneer nu hier de Oudejaars
avond werd ingevoegd, dan zou men allerlei complicaties
krijgen, omdat dan wel de winkel om 9 uur gesloten zou
moeten zijn maar het licht in den winkel tot 12 uur zou
mogen blijven branden, en dat zou juist het ergste zijn. De
bedoeling toch is: de winkel gesloten en het licht uit. Boven
dien valt dit jaar Oudejaar op een Zondag. Men meent altijd
wel, dat het zoo'n gemakkelijk werk is een artikel goed te
formuleeren, dat is het toch waarlijk niet. Daarom zou ik U
willen aanraden het artikel te laten, zooals wordt voorgesteld.
Uw voorstel heeft thans geen zin, omdat Oudejaar op een
Zondag valt en het volgend jaar zal de verordening öf zijn
ingetrokken of verscherpt zijn.
De heer van Romburgh. M. d. V. Ik zal mijn voorstel dan
maar intrekken.
De Voorzitter. De heer Fokker zou de barbierswinkels
willen uitzonderen. Ik zie geen enkele reden, waarom deze
zouden moeten worden geprivilegieerd.
Men heeft gezegd, dat de middenstandsvereeniging zoo gaarne
om 8 uur wenscht te sluiten. Men zal nu krijgen, wat men
verlangt en nu wilt gij die winkels open laten. Trouwens ik
geloof niet, dat er zoo heel veel des avonds geschoren wordt
behalve des Zaterdags. Uw voorstel gaat in tegen het geheele
systeem. Er moet één lijn getrokken worden. Ik vind wer
kelijk, dat het hier moet zijn gelijke monniken gelijke kappen.
Men moet m. i. geen uitzonderingen gaan maken.
De heer Fokker. M. d. Y. Ik wil U toch nog even iets
antwoorden, al was het alleen maar uit beleefdheid, dat U
mijn amendement hebt bestreden. U hebt zoo even terecht
gezegd, wat het systeem van de verordening betreft, dat wij
hier niet te maken hebben met de winkelsluiting, maar met
beperking van de verlichting. Maar nu vind ik het tegen
dat systeem, wanneer U in de bestrijding van mijn amende
ment zegt: de winkeliers vragen om sluiting, en nu zijt gij
invers en zegt, dat de winkels verlicht moeten worden. Dat
zeide ik echter niet, maar alleen, dat ik dit voor de werk
plaatsen van barbiers in de wandeling «winkels" genaamd
en van kappers niet zou willen verbieden, omdat men daar
door den kleinen man, die zich immers niet voor 8 uur zal
kunnen laten scheren, de gelegenheid ontneemt dat tusschen
8 en 9 uur te laten doen. Zoo iemand zou zich dan alleen
des Zaterdagsavonds kunnen laten scheren.
De Voorzitter. Ik zeg alleen, dat ik niet geloof, dat een
werkman zich in de weekdagen des avonds tusschen 8 en 9
uur laat scheren.
De heer Fokker. Ik geloof, dat U in Uw geloof betreffende
den levenswijze van die menschen mis tast. Menschen uit
den werkmansstand laten zich toch minstens des Woensdags
avonds scheren.
De Voorzitter. Dan kan dat voor achten!
De heer Fokker. Dan kunnen zij dikwijls niet, dan zijn
zij nog aan het werk. Ik ben zeer gelukkig, nu ik Uw be
strijding gehoord heb, want U hebt met geen enkel woord
gezegd, dat men door aanneming van het amendement de
besparing van de verlichting in de gemeente in gevaar zou
brengen. Aanmerkelijk groote verspilling van gas of electri
citeit zal van de aanneming van het amendement dus niet
het gevolg zijn, zoodat er uit dat oogpunt geen bezwaar
tegen mijn amendement kan bestaan. De vraag is slechts, of
men den werkmansstand en de kleine burgerij, die gewend is,
zich des avonds tusschen 8 en 9 uur te doen scheren of
knippen, zulks wil beletten. Wil men dat, dan moet men het
amendement verwerpen.
De Voorzitter. U hebt mij geheel misverstaan. Ik heb geen
verband gelegd, maar de ratio van de dagen en van de soort
winkels kan dezelfde zijn bij sluiting en verlichting. Ik kan
daaraan nog bijvoegen, dat ik niet behoef te bewijzen, dat
deze mensehen zooveel gas verbruiken. Het geldt hier slechts
de rechtsgelijkheid. Stel, men had in Leiden slechts één juwelier,
dan zou men even goed kunnen zeggen: dat is niet veel, dus
die man mag open houden. Dat gaat echter niet aan. Men
heeft niets met verschillende groepen te maken, maar gelijke
monniken, gelijke kappen.
Handhaaft de heer Pera zijn amendement?
De heer Sijtsma. Dat kan hij niet!
De heer Pera. Ja, Mijnheer de Voorzitter, ten pleizierevan
den heer Sijtsma.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Pera wordt in stemming gebracht en
verworpen met 23 tegen 3 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: Hoogenboom, van der Pot,
Timp, van Gruting, van der Lip, Fabius, Huurman, Sijtsma,
A. Mulder, van Tol, Vergouwen, Korff, van der Eist, Zwiers,
Botermans, van Romburgh, Hartevelt, J. P. Mulder, Fokker,
Sasse, van Hamel, Bots en Fischer.
Vóór stemmen de heeren Pera, Tepe en de Boer.
De Voorzitter. Handhaaft de heer Fokker zijn amendement?
De heer Fokker. Zeker, mijnheer de Voorzitter!
Het amendement-Fokker wordt alsnu in stemming gebracht
en verworpen met 18 tegen 8 stemmen.
Tegen stemmen de heeren Pera, van der Pot, van Gruting,
van der Lip, Sijtsma, A. Mulder, van Tol, Vergouwen, Korff,
van der Eist, Zwiers, Tepe, Hartevelt, J. P. Mulder, Sasse,
van Hamel, Bots en Fischer.