DONDERDAG 14
DECEMBER 1916.
239
e. d. Dat komt betrekkelijk spoedig aan de orde, en zou het
dus het beste zijn, als de heerén hun motie introkken, en de
Commissie voor de Strafverordeningen, die hier voltallig zit,
ook aan dat punt haar aandacht wijdde. Het geldt toch voor
denzelfden tijd. De Burgemeester kan wel een vergunning
voor later geven, maar hij kan niet sluiten. De Commissie
zou dan de vraag onder oogen kunnen zien, of in tijden van
oorlog en demobilisatie de Burgemeester de bevoegdheid moet
hebben, om ook vroeger te kunnen sluiten. Dan kan deze
motie van de baan en kunnen de heeren eventueel, als die
verordening ingediend wordt, een amendement indienen. Dat
is het meest praktische, want binnenkort komt- die verorde
ning, zooals den leden van de Commissie voor de Strafver
ordeningen bekend is, toch aan de orde. Als de heeren dat
goedvinden, dan kunnen wij nu met de behandeling verdergaan.
De heer Fokker. M. d. V. Het lijkt mij niet de bedoeling,
om de motie van de baan te krijgen, omdat, zooals U zegt,
het maar weinig besparing van licht zal geven. Als het wer
kelijk een besparing van licht zal geven, gelijk de heer Sijtsma
meent, dan is de noodige wijziging betrekkelijk gemakkelijk
aan te brengen.
De Voorzitter. De verordening is niet aan de orde!
De heer Fokker. Maar als de Raad met den heer Sijtsma
wil meegaan, is het voor de commissie een kleine moeite,
om daaraan gevolg te geven en dan komt zij aan de orde.
De Voorzitter. De verordening komt toch aan de orde,
en dan kan door het indienen van een amendement de zaak
van zelf aanhangig gemaakt worden.
Dan wordt dus die motie ingetrokken.
Dan hebben we nog het amendement van den heer van
Romburgh, om achter d te lezen: y>e. op 31 December".
De heer van Romburgh. M. d. V. Er zijn vele winkeliers,
die op 31 December des avonds bestellingen hebben uit te
voeren, en daarom zou ik het betreuren, als zij, vooral de
winkeliers in eetwaren, dien avond geen licht meer in hun
winkels mochten branden. Ik zou hun dus willen vergunnen,
om dien avond tot 9 uur het licht te mogen laten branden.
Dit jaar valt die dag, wel is waar, op een Zondag, maar
wij weten niet, hoe lang dezen toestand zal duren.
De Voorzitter. Wordt het amendement van den heer van
Romburgh voldoende ondersteund? Zoo ja, dan kan het een
punt van beraadslaging uitmaken.
Dan is er een amendement van den heer Pera, om in art.
1 van deze verordening te lezen:
»De winkeliers zijn verplicht des avonds te 8 uur hun
winkels te sluiten, en mogen na dat uur geen gebruik maken
van door gas of electriciteit brandend licht ter verlichting
van hun winkels, uitstalkasten, enz."
De heer Pera. M. d. V. Heel ernstig zal ik den strijd voor
dit amendement niet opnemen. De aanleiding tot het indienen
daarvan was, dat ik van alle kanten van winkeliers gehoord
heb, dat het beter was een bepaling te maken, dat in abnor
male tijden de winkels alle gesloten moesten zijn des avonds
na 8 uur, en dat niet toegestaan werd, gebruik te maken
van de gelegenheid, om bij ander kunstlicht na dien tijd nog
te verkoopen, omdat dit de menschen onwillekeurig in moei
lijkheden brengen zal, want de een zal het doen en een ander
weer niet. Wanneer niemand het mag doen, dan zal de een
door den ander er niet toe gedwongen worden. Vooral acht
ik deze regeling van belang voor de kleine winkeliers, die
zullen dan niet gedwongen zijn hunne winkels open te
houden.
Door den heer van der Lip is opgemerkt, dat men door
het aannemen van mijn voorstel eene dubbele winkelsluiting
zal krijgen. Dat is volstrekt niet het geval. Die twee zaken
staan volstrekt niet met elkander gelijk. Bij de 9-uurswinkel-
sluiting hebben de winkeliers volkomen het recht om na dien
tijd in hun winkel te werken en het gewone licht te branden.
En hier is het er juist om te doen om dat te voorkomen!
Het is dus eene geheel aparte regeling, die ik voorstel en er
wordt dan ook nadrukkelijk in bepaald, dat het verboden
zal zijn na 8 uur gas of electriteit te branden.
Ik ben van meening, dat men den winkeliers er een dienst
mede zal bewijzen dit voorstel aan te nemen.
De heer Vergouwen. M. d. V. Nu ik gehoord heb wat
door den heer Pera wordt voorgesteld, verbaast het mij, dat
hij zoo straks tegen onze motie heeft gestemd.
Eerlijk gezegd had ik de strekking van het voorstel van
den heer Pera zoo straks niet goed begrepen, maar nu ik
goed gehoord heb wat de heer Pera wil, nu geloof ik, dat de
inhoud van zijn voorstel dezelfde is als van onze motie, met
dit verschil, dat de heer Pera de gedachte, in de motie be
lichaamd, wil samenkoppelen met het voorstel van Burge
meester en Wethouders. Zoo straks is met 16 tegen 10 stem
men besloten, dat er geen vervroegde winkelsluiting zal wor
den voorgeschreven, zoodat m. i. het voorstel van den heer
Pera niets anders zou zijn dan een terug komen op stemming
over de motie.
De Voorzitter. Daar het voorstel voldoende wordt onder
steund, maakt het een onderwerp van beraadslaging uit Tot
mijn spijt heb ik vergeten te vragen of er iemand algemeene
beschouwingen wenscht te houden.
Wenscht iemand die te houden?
De heer Fokker. Gaarne, Mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. Dan geef ik het woord aan den heer
Fokker tot het houden van algemeene beschouwing.
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Fokker. M. d. V. Gaarne zou ik iets willen zeggen,
waartoe ik in de Commissie voor de Strafverordeningen niet
de gelegenheid heb gehad.
De heer Fischer. Omdat U niet op de vergadering zijt
geweest.
De heer Fokker. Neen, ik ben daar niet geweest, omdat
die vergadering gehouden is 's middags, nadat ik desgevraagd
vooruit medegedeeld had dan verhinderd te zijn en nog wel
op St. Nicolaasmiddag. Ik wacht van mijnheer Fischer daar
over geen aanmerkingen af.
Mijnheer de Voorzitter, nu heb ik de gelegenheid om toe te
lichten de meening van de minderheid van de Commissie ten
aanzien van het bepaalde in art. 1 omtrent de barbierswinkels
en kapperssalons. Het komt mij voor, dat dit artikel niet op
die inrichtingen mag worden toegepast, omdat het geen win
kels zijn en zij meer met werkplaatsen moeten worden ge
lijkgesteld. Bij deze verordening is gevolgd de verordening
op de winkelsluiting, waarin dit nu ook zoo staat. M. i. zijn
het werkplaatsen en waarom nu juist deze werkplaats ge
sloten moet worden, terwijl andere open mogen blijven, is
mij niet duidelijk.
Dan. is er nog een bezwaar. Neemt men deze verordening
zoo aan, dan zal het voor tallooze menschen onmogelijk zijn
zich te laten scheren en zullen deze een geheele week met
een vuilen baard moeten rondloopen, daar deze zich dan al
leen maar Zaterdags zullen kunnen laten scheren. Dit geldt
niet alleen voor den werkman maar even goed voor den kan
toorbediende. Zooveel gas zal er niet door worden bespaard,
wanneer ook de kapperssalons om 8 uur in plaats van 9 uur
zullen moeten sluiten. Ik zou daarom liever zien, dat deze en
de barbierswinkels werden uitgeschakeld uit deze verordening.
De Voorzitter. Eigenlijk zijn dit geen algemeene beschou
wingen. Dus dan zal ik maar beschouwen, dat U het bij art. 1
hebt gezegd.
De heer Fokker. Zooals U wilt.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
Beraadslaging over art. 1 luidende:
Het is verboden ter verlichting van een winkel of voor
reclamedoeleinden een of meer door gas of electriciteit bran
dende lichten te hebben na des namiddags 8 uur, uitgezonderd
a. des Zaterdags;
b. op den dag voorafgaande aan Hemelvaartsdag;
c. op de 10 achtereenvolgende werkdagen tot en met den
6en December, of, zoo de 5de of 6de December op eenen Zondag
valt tot en met den 8en December;
d. op werkdagen vanaf den 17en tot en met den 24en
December.
Onder winkels worden begrepen barbierswinkels en kappers
salons.
De Voorzitter. Daarop zijn enkele amendementen ingediend,
die reeds kortelijks zijn toegelicht; en de heer Fokker heeft
een bezwaar geuit, n.l. dat de kappers- en barbierssalons er
in opgenomen zijn.
De heer Pera. M. d. V. De heer Vergouwen beeft mij met
groote scherpzinnigheid inkonsekwentie verweten. Ik wil wel
zeggen, dat de beide voorstellen volstrekt niet hetzelfde zijn,
en dat ik vooraf de argumenten heb opgegeven, die mij
straks tegen het eerste deel van de motie hebben doen
stemmen, en daarin is geen verandering gekomen. Temeer
waar ik wist, dat bij verwerping daarvan mijn amendement
aan de orde kwam. Van inkonsekwentie is dus geen sprake.
En dat men in den kring van den heer Vergouwen wat
ongelukkig geweest is, om met dat voorstel te komen, dat