238 DONDERDAG 14 DECEMBER 1916. weg tot enkelen is verminderd en men zich over het algemeen gaandeweg bij de 9-uurswinkelsluiting zonder bezwaren heeft neergelegd. Ik hoor dit daarom met zooveel genoegen, omdat ik het nooit anders heb verwacht. Maar ik beschouw het als een zeer ingrijpenden maatregel om het sluitingsuur nu terug te brengen op 8 uur, vooral voor die winkeliers, die op avonddebiet zijn aangewezen. Door dezen maatregel zouden zij zeer getroffen kunnen worden en ik zou hun daarom althans de gelegenheid willen geven zich over dit denkbeeld uit te spreken. Wij hebben nu daaromtrent niets anders gehad dan eenige anonieme stukken in het Leidsch Dagblad van »een winkelier" en van een mijnheer X misschien wel de zelfde persoon en een paar adressen, die ingekomen zijn naar aanleiding van vergaderingen gisteren en eergisteren avond gehouden, maar de algemeene opinie heeft zich hier over nog niet kunnen uitspreken. Daarom zal het goed zijn thans geen beslissing te nemen, maar aan de publieke opinie de gelegenheid te geven om zich uit te spreken over het voor stel om de winkels om 8 uur te doeri sluiten. Thans is uit sluitend aan de orde de verordening op de beperking der verlichting, gelijk deze door de Commissie voor de Straf verordening is ingediend. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik kom er tegen op, dat de publieke opinie zich niet over dit idee zou hebben uitge sproken, naar aanleiding van hetgeen door den heer van der Lip hierover is gezegd. Wij hebben hier onder den handeldrijvenden middenstand twee organisaties, die zeer krachtig werken en veel invloed hebben, en die hebben er zich over uitgesproken, dat zij liever zouden zien, dat in de verordening op de winkel sluiting het sluitingsuur werd bepaald op 8 uur, dan dat de voor gestelde verordening werd aangenomen. Dit is een besluit, dat in de beide groote vergaderingen gisteren en eergisteren avond gehouden door de Hanze en door den Handeldrijvenden Middenstand met algemeene stemmen is genomen. Wat dus in die adressen staat, geeft weer de opinie van den geheelen handeldrijvenden middenstand. Wanneer men heeft te kiezen tusschen het voorstel van Burgemeester en Wethouders en de vervroegde winkelsluiting, die toch slechts van tijdelijken aard zal zijn, dan prefereert men de vervroegde winkel sluiting. Er is dus in deze door den handeldrijvenden middenstand wel degelijk een uitspraak gedaan, waaraan wij ons kunnen houden. Wij hebben op dat gebied geen groote enquêtes meer noodig. De uitspraak is volledig gedaan, en daarom blijf ik mijn handteekening onder de motie handhaven, al betreur ik aan den anderen kant de uitlating van den heer Sijtsma, dat er voor de toekomst ook nog wel iets achter zit. Het ware beter geweest, dat dit punt niet in deze vergade ring was gebracht, want dat heeft de stemming bedorven. Maar waar ik mijn handteekening er onder gezet heb en ik voor de motie zelf ben, houd ik die er onder, afgescheiden van de toelichting, die de heer Sijtsma op dat punt gegeven heelt. De heer de Boer. M. d. V. Ik heb mijn handteekening ook onder de motie geplaatst in de stellige meening, dat het maar een tijdelijke maatregel betrof, die plaats moest maken voor deze verordening, zoolang de besparing op gas ge- wenscht was. Wat nu de 8-uursluiting betreft, zouden de Hanze en de Industrieële Middenstand gaarne zien, dat de winkels inder daad om 8 uur gesloten moesten worden, altijd in dezen ab- normalen tijd met het oog op de kolenbesparing, en dat zich na 8 uur hoegenaamd geen enkele winkel met kunstlicht mocht behelpen. Dat is de feitelijke bedoeling van het adres van de verschillende vereenigingen. De Voorzitter. M. H. Ik zou toch nu gaan denken, of wij niet geheel buiten de orde zijn geraakt. Ik heb nog niets gehoord over het vroeger dooven van de verlichting, en wij zijn gewoon in een discussie over de winkelsluiting terecht gekomen. Ik geloof dus, dat, hoe goed ook bedoeld, wij hier op het verkeerde pad zijn. Ik zou tot de heeren haast willen zeggen: Trekt Uw motie in en komt met voorstellen, tenzij de heeren hun motie bepaald willen handhaven; maar dan is het een motie, die feitelijk los van het agendanummer staat, en dan moeten de. woorden: noodigt de commissie'uit. enz." er af. De heeren moeten voorstellen, om de winkel sluiting een uur te vervroegen, dan pas komen wij op zuiver terrein. De heer Sijtsma. M. d. V. Omdat wij op het oogenblik on geveer hetzelfde kunnen bereiken met het voorstel van den heer Pera, geloof ik, dat wij verstandig doen, om het eerste gedeelte van de motie in te trekken, ofschoon ik nog niet overtuigd ben, dat de meening van de andere onderteeke naren is, dat het een verkapte manier zou zijn, om de win kelsluiting op 8 uur te stellen. Dat was althans niet de be doeling, al had dat er uit kunnen voortkomen. De heer van der Lip. M. d. V. Om te voorkomen, dat de heer Sijtsma straks zal zeggendat hadt U wel eerder kunnen zeggen, wil ik er de heeren even op attent maken, dat zij met het amendement-Pera hun doel niet kunnen bereiken. Als het amendement-Pera door den Raad aangenomen wordt, zullen wij twee verordeningen hebben betreffende de winkel sluiting, waarvan de een, een sluiting om 9 uur, en de ander eene om 8 uur voorschrijft. En dit gaat natuurlijk niet. Ik heb dit nu willen zeggen, hoewel het amendement-Pera niet aan de orde is, opdat de heer Sijtsma straks niet zal kunnen zeggen: Nu wij de motie ingetrokken hebben met de bedoe ling om vóór het amendement van den heer Pera te stemmen, komt U met een juridisch bezwaar tegen dat amendement. Daarom deel ik het, vóórdat de motie ingetrokken is, mede. De heer van der Pot. M. d. V. In aansluiting aan het be toog van den heer van der Lip zou ik willen vragen, of het niet het beste is, dat de motie niet wordt ingetrokken, maar in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld ter fine van praeadvies, opdat dan een eventueele wijziging van de verordening op de winkelsluiting in de volgende vergadering kan aan de orde komen. De Voorzitter. Wij hebben tegenwoordig al zooveel te doen, dat als Burgemeester en Wethouders, omdat het gas duurder moet worden, incidenteel praeadvies moeten uitbren gen over een wijziging van de verordening op de winkel sluiting, ik liever over de motie laat stemmen. De heer Fokker. M. d. V. Laat U over de motie stemmen. Zegt de Raadwij willen de verordening op de winkelsluiting veranderen, dan kan deze zaak naar de Commissie voor de Strafverordeningen verwezen worden en onmiddellijk door haar worden behandeld. De Voorzitter. Ik zal thans het eerste gedeelte van de motie in stemming brengen. Tot goed verstand van de zaak zal ik haar nog even voorlezen. Zij luidt thans als volgt: »De Raad van oordeel, dat het wenschelijk is als tijdelijken maatregel in art. 1 van de verordening op de winkelsluiting het cijfer 9 te vervangen door 8, gaat over tot de orde van den dag." De heer Korff. M. d. V. Gaan wij thans niet buiten de orde, want het betreft niet een punt, dat op de agenda staat? De Voorzitter. Het is eene motie van orde, waarin wordt voorgesteld om eerst de motie in behandeling te nemen. Nu kan er wel weer worden voorgesteld om die motie niet in behandeling te nemen, maar dan blijft men aan den gang. De heer Sijtsma. M. d. V. Dit zou ik nog met nadruk willen opmerken, dat, hoe ook de stemming uitvalt, het slechts te doen is geweest om een tijdelijken maatregel te treffen. De beraadslaging wordt gesloten. Het eerste gedeelte van de motie van den heer Sijtsma c. s., in stemming gebracht, wordt verworpen met 16 tegen 10 stemmen. Tegen stemmen de heeren: Hoogenboom, Pera, van der Pot, van Gruting, van der Lip, Fabius, Huurman, Korff, Zwiers, van Romburgh, Hartevelt, J. P. Mulder, Sasse, van Hamel, Bots en Fischer. Vóór stemmen de heeren: Timp, Sijtsma, A. Mulder, van Tol, Vergouwen, van der Eist, Botermans, Tepe, Fokker en de Boer. De Voorzitter. Het tweede gedeelte van de motie luidt als volgt »Ondergeteekenden noodigen den Raad uit er toe te be sluiten, dat de houders van vergunning- en verloflokalen een uur vroeger moeten sluiten." De verordening op de vergunnings- en verlofslokaliteiten zou dan moeten herzien worden. Ik weet niet, of dit momenteel wel noodig is. Ik raad aan, dit voorstel niet aan te nemen. Op het oogenblik maken wij eerie verordening ter besparing van licht, maar de drankbestrijding is niet aan de orde. Hoe wenschelijk het misschien moge zijn, dat de café's en derge lijke inrichtingen een uur vroeger sluiten, ik zie niet in, dat dit iets te maken zou hebben met lichtbesparing. Ik geloof integendeel, dat er heel wat minder licht zal worden ver brand, wanneer de celibatairs naar de café's gaan. Een middel tot gasbesparing zou ook zijn als men kon verordenen, dat de menschen des avonds naar laat ik hel maar noemen een soort gemeenschappelijke bewaarplaats moesten gaan. Op het oogenblik gaat het om lichtbesparing en niet over drankbestrijding. Het is in overweging of de verordening op de vergunnings- en verlofslokaliteiten niet zal moeten worden gewijzigd en wel voor tijden van demobilisatie, oorlogsgevaar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 14