DONDERDAG 14
DECEMBER 1916.
237
en winkels gas oi electriciteit te branden. Zulk eene ver
ordening op te stellen is zoo moeilijk niet. In andere gemeenten
heeft men ook eene dergelijke verordening.
De Voorzitter. Daartoe behoeft deze verorordening niet
veranderd te worden. Dit is nu reeds bepaald.
De heer Fokker. Ik meende, dat er toch nog eene kleine
wijziging in moest worden gebracht, maar wanneer dit niet
het geval is, des te beter. Dan zal er des te minder bezwaar
tegen zijn om de motie van den heer Sijtsma aan te nemen.
Wanneer de motie van den heer Sijtsma zal zijn aangenomen,
dan kan direct door de Commissie voor de Strafverordeningen
een ontwerp worden gemaakt van eene verordening op de
winkelsluiting, waarin deze bepaald wordt op 8 uur. Het
formeele bezwaar, dat U heeft tegen de motie, wordt door
mij niet gedeeld.
De heer A. Mulder. M. d. V. Ik neem mijn naam terug
van onderteekenaar van de motie wat ten minste het eerste
gedeelte betreft. Ik ga mede met bet voorstel van den heer
Pera, omdat ik ook zeer goed gevoel, dat het niet aangaat
met de 8-uurwinkelsluiting eene nevenbedoeling te hebben.
De heer Sijtsma had zoo verstandig moeten zijn daar maar
niets van te zeggen. Ik geef den heer Sijtsma de verzekering,
dat ik een groot voorstander ben van de 8-uursluiting, maar
op deze wijze wil ik die toch niet binnen smokkelen. Dat is
niet royaal, waarbij dan nog komt, gelijk zoo juist is opge
merkt, dat het gebruik van gaslicht gewoon door zou kunnen
gaan en dit wordt wel voorkomen door het voorstel van den
heer Pera.
De heer Sijtsma. M. d. V. Het blijkt wel, dat ik te eerlijk
ben om een politiek man te zijn. Ik had mijne bedoeling
evengoed kunnen verzwijgen. En nu maakt men uit hetgeen
ik gezegd heb op, dat ik op eene slinksche wijze de 8 uur-
winkelsluiting zou hebben willen binnen smokkelen. DeGenestet
heeft eens gezegd:
»Gij die in 't hart van anderen slechts zonde vindt en schuld,
»Van leelijke gedachten is vast uw ziel vervuld."
Ik dacht er alleen dit bijIk ben er van overtuigd,
ik zal even wachten, Mijnheer de Voorzitter, tot U klaar is.
De Voorzitter. Dat doet U iederen keer, als ik, omdat ik
de leiding heb, even met iemand moet raadplegen.
De heer Sijtsma. Maar als U niet luistert,
De Voorzitter. Dat is mij toch onmogelijk. Ten slotte zou
ik dan wel kunnen zeggen: dan kunt U de leiding wel nemen.
De opmerking, dat ik niet naar u luister, deed u al een paar
maal, en dat is voor mij grievend. Tegenover iedereen heb ik
hoffelijkheid, maar hoe dikwijls zitten andere heeren ook niet te
spreken. Als ik over zaken zit te spreken, omdat ik de leiding
heb, en U houdt dan ostentatief op met spreken, dan vind ik
dat niet aardig. Ik doe dit niet, om te plagen, maar ik heb,
juist omdat ik de leiding heb, soms wel eens even iets met
den Secretaris of met een van de Wethouders te bespreken.
Ik doe dat heusch niet. uit nonchalance.
De heer Sijtsma. Maar als U met den Secretaris of met
een Wethouder spreekt, dan luisteren de andere heeren ook
niet; die missen dan tot zekere hoogte de leiding die van U
moet uitgaan. En als ik spreek, wensch ik gehoord te worden,
anders spreek ik niet.
En nu terzake! Het is niet mijn bedoeling geweest, om de
8-uursluiting binnen te loodsen, maar wanneer een proef
gedurende een half jaar wij willen althans hopen, dat het
slechts voor een half jaar zal gelden leert, dat de 8-uur
sluiting bij de winkeliers en de burgerij er in gaat, evengoed
als die in vele plaatsen in Duitschland en elders ook bestaat,
dan zouden wij daartoe definitief kunnen overgaan. Ik wilde
het dus als een proef beschouwen, en heb niet de bedoeling,
die de heeren Pera en Mulder mij toedichten, om die er in
te loodsen. Dat behoeft ook niet, want als het niet wenschelijk
blijkt, kan men het weer veranderen.
Dat men na het sluitingsuur de lichten toch zal branden,
daarvoor ben ik niet bang, want de prijs van f 0.12 boven
het minimumgebruik is zoo hoog, dat niemand daartoe over
gaan zal.
Daarom geloof ik, dat wij de motie heel goed kunnen
aannemen, en die in elk geval niet kunnen afstemmen, omdat
men denkt, dat daarmede de 8-uursluiting voor goed een
feit zal zijn geworden.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik zou den Raad wel in
overweging willen geven, om goed uit elkander te houden de
verordening op de winkelsluiting, en de verordening, die ons
op het oogenblik door de Commissie voor de Strafverordeningen
aangeboden wordt. Het zijn toch twee verschillende onder
werpen, die daarin geregeld worden. De verordening op de
winkelsluiting betreft een socialen maatregel. Dit is echter
een noodmaatregel met het oog op den kolennood. Daarom
acht ik het aan elkander vastkoppelen van de beide onder
werpen verkeerd. De verordening op de winkelsluiting heeft
ten doel. om zekere rust te gunnen aan de winkeliers en hun
personeel. Deze verordening strekt uitsluitend tot beperking
van het gebruik van gas en electriciteit. Gaat men nu die
beide onderwerpen, aan elkander koppelen, dan krijgt men
natuurlijk onbillijkheden. Het een heeft met het ander niets
te maken.
Ik ben het eens met den heer Mulder, dat duidelijk is ge
bleken, dat de motie een sterke nevenbedoeling heeft, en ik
prijs het, dat hij daarom zijn onderteekening van de motie
teruggenomen heeft. En ik keur het met hem af, om, zooals
de heer Sijtsma eerlijk gezegd heeft, dezen noodtoestand te
gebruiken als een prachtige gelegenheid, om pardoes in art. 1
van de verordening op de winkelsluiting 9 uur in 8 uur te
veranderen en dan met de bedoeling het in het vervolg zoo
te laten. De eenige bedoeling van de verordening, die wij nu
behandelen, is om de winkeliers te verplichten, om minder
licht te gebruiken, hetgeen alfeen gebeuren kan, door dat
gebruik te verbieden. Nu zeggen de heeren Sijtsma en Ver
gouwen, omdat zij wel de zwakke plek in hun betoog voelen,
dat als men in de verordening op de winkelsluiting 9 uur in
8 uur verandert, men hetzelfde bereikt, omdat niemand dan
zoo gek zal zijn, om na 8 uur nog licht te branden, maar
ik weet niet, of voor schoonmaak, reclame en wat ook,
nog na 8 uur geen licht gebrand zal worden. En dat is uit
sluitend, wat deze verordening heeft tegen te gaan. Boven
dien zouden wij zeer onbillijk worden, door niet toe te staan,
dat de winkeliers verkoopen tusschen 8 en 9 uur, als zij dat
doen zonder het branden van gas of elsctrisch licht. Er is geen
enkele reden, om, als een winkelier in het donker, of bij
kaars- of petroleumlicht, zijn klanten wil helpen, hem dit te
verbieden.
Er zijn in de volksbuurten kleine winkeliers, die nooit
anders dan petroleum gebruiken, en nu is er m.i. toch geen
enkele reden om, gezien het doel dezer verordening, die
menschen den verkoop tusschen 8 en 9 uur te verbieden.
Die menschen doen daarmede niets geen kwaad, want zij ge
bruiken geen gas of electriciteit. Daarom is, ik herhaal het,
het verband, dat men tusschen beide onderwerpen wil leggen,
beslist verkeerd. Nu moge de heer Sijtsma zeggen om hier
door stemmen voor zijne motie te winnen, dat het slechts
een tijdelijke maatregel zal zijn, maar ik weet wel, hoe dat
gaat. Wanneer eenmaal in de verordening op de winkelsluiting
is opgenomen de bepaling van de sluiting om 8 uur, dan zal
dit geen tijdelijke bepaling zijn. Dat zal men naderhand zoo
willen houden. Ik sluit mij daarom aan bij degenen, die deze
verordening willen beschouwen geheel afgescheiden van die
op de winkelsluiting. Wil men het sluitingsuur met een uur
vervroegen, laat men dan daaromtrent een voorstel doen.
Indertijd hebben wij vóór de vaststelling van de verordening
op de winkelsluiting het advies gevraagd van de winkeliers;
wij hebben het voor en tegen goed overwogen en nu zou
men hier in eens, zonder dat de winkeliers er over gehoord
zijn en de gelegenheid hebben gehad hunne opinie te zeggen,
rauwelijks een voorstel gaan aannemen om de winkelsluiting
met een uur te vervroegen.
De heer Fokker. Er zijn adressen ingediend, waarin de
winkeliers het zelf verzoeken.
De heer Van der Lip. M. d. V. Wat geeft het of er nu
al een enkel adres is ingediend, waarin verzocht is om ver
vroegde winkelsluiting. M. i. mag men er zoo maar niet toe
besluiten. Wanneer men er iets voor gevoelt, dan is er niets
tegen om een voorstel daartoe in te dienen, maar de thans
voorgestelde bepalingen mag men niet gaan verwarren met
die op de winkelsluiting. Dit onderwerp is in het geheel niet
aan de orde. Het gaat thans alleen over beperking van het
gebruik van licht.
De heer van der Pot. M. d. V. Gaarne zou ik nog iets
over deze motie willen zeggen. Ik ben het geheel eens met
wat de heer van der Lip heeft gezegd, al neem ik ten op
zichte van de winkelsluiting zelf een ander standpunt in
dan hij.
De vraag is of de motie op het oogenblik wel aan de orde
is. Ik meende, dat door U was voorgesteld om hierop praeadvies
te vragen van Burgemeester en Wethouders. Ik zou dit voor
stel willen ondersteunen, en wel daarom, omdat men dan
beter zal kunnen vernemen, of het adres weergeeft de meening
van den geheelen winkelstand. Vroeger hebben wij ervaren,
dat er verscheidene winkeliers zijn, die bezwaar hebben tegen
eene bepaalde winkelsluiting. Met veel genoegen heb ik ver
nomen, dat het aantal van hen, die die bezwaren hadden, gaande-