MAANDAG 27 NOVEMBER 1916.
217
De heer Hoogenboom. Uit het antwoord van den geachten
Wethouder meen ik op te maken, dat er van de zijde van
Burgemeester en Wethouders geen bezwaar is om dit nummer
in het enkelvoud te stellen en te lezen inplaats van »trappen"
enz. »een trap" enz.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders nemen die
opmerking over en wijzigen derhalve dit nummer zoodanig
dat het thans luidt:
«Voor het hebben van een trap of ingang, een keldergat,
een bank of iets dergelijks op den openbaren weg voor een
jaar ƒ2.50.
De heer van Romburgh. M. d. V. In D 10° is sprake van
uithangborden en andere tot reclame dienende voorwerpen.
Moet nu ook voor vlaggen als reclame, zooals wij dat b.v.
voor nieuwe haring en bij de verkiezingen zien, vergunning
worden gevraagd?
De Voorzitter. De vergunning is noodig, indien derge
lijke voorwerpen meer dan 30 cM. boven den openbaren weg
uitsteken. Men moet de toepassing van deze verordening
overlaten aan Burgemeester en Wethouders. Dat is het eenigste
wat men in dit geval kan doen. Men kan met een dergelijke
verordening moeilijk gaan specifeeren.
De heer Botermans. In B 12° wordt gesproken van een balie
of keerleuning op of tegen den wal. Is het de bedoeling,
wanneer ten behoeve van een Kerk of Wijkgebouw gelegen
aan een gracht een balie geplaatst wordt, opdat men niet in
het water zal loopen, dat daarvoor dan ook moet worden
betaald
De heer Fischer. Dat geschiedt van gemeentewege! Zoo
heeft de gemeente een leuning gezet in de Scheepsmakers-
steeg en in de Catharinastraat
De heer van der Pot. M. d. V. Houdt het feit, dat Burge
meester en Wethouders de particuliere lantaarns niet opéén
lijn hebben gesteld, wat betreft het algemeen nut dat zij
afwerpen, met de particuliere klokken, wellicht verband met
de tijdsomstandigheden, doordat men van meening is, dat de
eigenaars dier lantaarns nog het meeste ten algemeenen nutte
werken, wanneer zij die lantaarns niet opsteken?
De Voorzitter. Ik vind dat een zeer scherpzinnige opmerking,j
doch ik wil opmerken, dat er een zeer groot principieel ver
schil bestaat. Wanneer iemand een lantaarn bezit, dan hangt
het geheel af van den wil van den eigenaar, wat daarmede
zal worden gedaan. Wanneer de eigenaar van een koffiehuis
een paar lantaarns heeft, kan hij die al dan niet laten branden
hij is daartoe volstrekt niet verplicht. Men kan iemand niet
verplichten, om zijn lantaarn op dezelfde uren te laten branden
als waarop de onze zijn aangestoken. Bij «De Turk" heeft
men lantaarns en er vlak bij is een gemeente-lantaarn.
De heer Botermans. M. d. V. In D 1° staat: «voor het
hebben van een pomp of afloop of tapkraan op den open
baren weg of stoep uitkomende voor een jaar f 1.50." Bij
verschillende huizen ziet men buitenshuis een kraan; moet
daarvoor worden betaald?
De heer Fischer. Dergelijke kranen zijn altijd buitengesloten,
en dat zal in het vervolg ook het geval zijn.
De heer Botermans. In D 3° staat«voor het hebben van
een overbrugging van den openbaren weg, voor een jaar f 10.
Dat bedrag vind ik verschrikkelijk laag. Wanneer een fabriek
in twee gedeelten is gescheiden door de openbare straat, is
het toch een groot gerief, wanneer men van het eene gedeelte
der fabriek naar het andere kan komen door middel van een
overbrugging. Ik zou dan ook liever willen zeggenper strek
kende meter 5.Zelfs al betaalt men f 100.of ƒ200.
dan staat dat nog in geen verhouding tot het groote nut, dat
men van een dergelijke overbrugging heeft. Wat is nu een
bedrag van f 10.— voor den heer Leembruggen, die ook een
dergelijke overbrugging heeft, waarvan hij zeer veel nut heeft.
Het klopt bovendien niet met hetgeen staat in B 15°: «voor
het hebben van rails per strekkenden meter baanlengte voor
een jaar 1.Daar is de verhouding in verband met het
gemak dat men ervan heeft toch veel beter.
Ik zou hier veel liever zien staan voor eiken rneter f 5.—.
De Voorzitter. Men kan ook wel een steegje overbruggen,
dat nog minder dan een. M. breed is.
De heer Botermans. Men heeft geen straat van een M. breed.
De heer A. Mulder. M. d. V. Ik kan mij niet vereenigen
met het denkbeeld van dem heer Botermans Met een kleine
overbrugging zou dat ook niet billijk zijn. Daarbij komt nog
het volgende. Hoe ontstaan meestal zulke overbruggingen?
Dikwijls kan men geen tusschenliggende perceelen koopen,
omdat er een openbare weg tusschen is, zoodat men wel ge
dwongen is tot een overbrugging. Dat is dus in den regel
een groote noodzakelijkheid. Dit is nu nog niet zoo erg voor
de groote fabrieken, maar er zijn kleine fabrieken, waarop
een dergelijke verhooging wel degelijk zwaar zou drukken.
Het voorgestelde bedrag lijkt mij werkelijk voldoende en ik
zou niet gaarne zien, dat de Raad met het idee van den heer
Botermans medeging.
De heer Huurman. M. d. V. Ik zou oorspronkelijk niet over
dit punt hebben gesproken, maar naar aanleiding van hetgeen
de heer Mulder heeft gezegd meen ik toch een enkele opmer
king te moeten maken. Ik geloof dat men deze quaestietoch
wel eenigszins gelijk mag stellen met het opstapelen van
bouwmaterialen op gemeentegrond, wat men werkelijk niet
voor zijn pleizier doet, daar er meestal een massa wordt be
schadigd en het veel verkieslijker is, dat men daarvoor zijn
eigen terrein gebruikt. In vergelijking daarmede vind ik dit
tarief veel te laag en meen, dat men dit best wat kan ver-
hoogen.
De heer A. Mulder. M. d. V. Men kan deze quaestie niet
vergelijken met het opstapelen van bouwmateriaal, want dat
doet men misschien maar eenmaal in een jaar op een plaats,
maar een dergelijke overbrugging duurt net zoo lang als de
zaak loopt.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik zou even de vraag wil
len stellen, hoe deze bepaling in de praktijk wordt toegepast.
We hebben toch gehoord, dat de feitelijke toepassing wel eens
anders is, dan men letterlijk uit de verordening zou afleiden.
De firma Clos en Leembruggen heeft een overbrugging van
feitelijk drie openbare wegenn.l. van de beide zijden der
gracht en van het openbare vaarwater. Wanneer zij nu daarvoor
driemaal ƒ10.betaalt, zou ik zeggen, laten wij het bedrag
zoo laten; anders zou ik willen medegaan met het idee van
den heer Botermans om het wat te verhoogen.
De heer Fischer. In het tarief staat: voor een overbrug
ging van den openbaren weg!
De Voorzitter. Bij mij is ingekomen het navolgende amen
dement van den heer Botermans:
«Ondergeteekende stelt voorin art. 1 sub D 3° aan het
slot te lezen«per strekkende meter f 5.
Wordt dit amendement voldoende ondersteund? Zoo ja,
dan maakt het een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer van der Lip. Ik zou gaarne nog een opmerking
maken. Het gevolg zal dus zijn, dat de firma Clos en Leem
bruggen b.v. een paar honderd gulden zal moeten betalen,
want deze firma heeft een tamelijk lange brug over de Lange-
gracht. De heer Botermans noemde eerst een bedrag van
50.maar nu is het in eens al een paar honderd gulden
geworden. Laten wij er nu wel op letten, dat het hier toch
niet betreft het in gebruik nemen van den grond zelf; het
gaat hier over een overbrugging, dus eigenlijk over het ge
bruik van de lucht. Een dergelijk tarief zou ik daarvoor veel
te hoog vinden.
De heer Botermans. M. d. V. Mag ik het nog even nader
toelichten
Ik zal eens een voorbeeld noemen: Op de Langegracht staat
een fabriek, die de eigenaar gaarne zou uitbreiden, maar er
bestaat geen gelegenheid toe. Wel staan er aan den overkant
een aantal minderwaardige huisjes. Die koopt die fabrikant
langzamerhand op, en ten slotte maakt hij een overbrugging.
Is daarvoor nu een dergelijk bedrag te hoog, gezien het
groote nut, dat die fabrikant er van heeft? Een aannemer
betaalt voor het innemen van gemeentegrond in verhouding
oneindig veel meer. Het is te hopen, dat de brug van den
heer Leembruggen 60 M. lang is, dan kunnen wij 300.—
krijgen, wat zeer iri het belang der gemeentekas is.
Ten slotte wil ik opmerken, dat men dergelijke dingen niet
in de hand moet werken, want die overbruggingen zijn wer
kelijk geen verfraaiing. Ik behoef alleen maar te wijzen op
de overbrugging van de firma Tieleman en Dros.
De Voorzitter. Weet U, hoelang die brug is?
De heer Botermans. Waarom moet U dat weten?