179 meteropneming na 15 December en die in Januari; op45Ms. voor het tijdvak, verloopende tusschen de meteropneming in Januari en die in Februari; op 40 M3. voor het tijdvak, ver loopende tus'sehen de meteropneming in Februari en die in Maart; op 35 M3. voor het tijdvak, verloopende tusschen de meteropneming in Maart en die in April en op 30 M3. voor het tijdvak, verloopende tusschen de meteropneming in April en die in Mei; II. Wat het electriciteitstarief betreft, te besluiten tot tijde lijke wijziging van art. 10 van de Verordening van 17 December 1914 (Gemeenteblad No. 37), laatstelijk g&wijzigd bij "Verorde ning van 20 Januari 1916 (Gemeenteblad No. 1), betreffende de levering van electriciteit zoodanig, dat in plaats van het sub A en B van dit artikel bepaalde tarief, het volgende tarief wordt vastgesteld: a. Vanaf de meteropneming na 15 December a. s. tot de meteropneming in Januari wordt berekend volgens enkeltarief 25 cents per K.W.U. voor alle verbruik; volgens dubbeltarief 28 cents per K.W.U. voor alle verbruik volgens normaal tarief; 12 b verlaagd b. Vanaf de meteropneming in Januari wordt berekend: A. Volgens aanwijzing van den enkeltariefmeter (enkeltarief) voor de eerste 1000 eenheden per jaar 25 Cts. per eenh. tweede 1000 20 alle volgende 15 B. Volgens aanwijzing van den dubbeltariefmeter (dubbel tarief): Ged. de maand Jan. van 4 u. n.m. tot 9.30 n.m. 28 cts. Febr. 5 9.30 28 f s b Maart 5 9.30 28 g April 7 b 930 b 22 b Mei 7 b b 9.30 b 22 b 0,13, Op alle overige uren voor de eerste 1000 eenheden per jaar 12 cts. per eenh. b b tweede 1000 b b 10 (verlaagd b alle volgende b b b 9b) tarief). III. Voorts te besluiten dat de sub I en II genoemde regelingen zullen blijven gelden tot de meteropneming in Mei 1917. Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit N. C. de Gijselaar. Voorzitter. J. Draaijer, Secretaris. Aan heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 267. Leiden, 7 December 1916. Zooals Uwe Vergadering bekend is, heeft de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel bij circulaire van 24 Novem ber j.l. nogmaals gewezen op de noodzakelijkheid van het betrachten der uiterste zuinigheid bij het gebruik van steen kolen, gas- en electrisch licht, en daarbij 0. a. aangedrongen op beperking van de verlichting van winkels door middel van een strafverordening. Op tweeërlei wijze kan naar onze meening de bedoelde beperking der winkelverlichting worden verkregen: 1°. door een vervroeging van het sluitingsuur der winkels, eventueel gepaard met een verbod van verlichting na slui tingstijd en 2°. door een verbod van het branden van gas- of electrisch licht na zeker uur, niet gepaard met vervroegde winkelsluiting. Hoewel het eerste middel uit legislatief oogpunt door zijn grooten eenvoud het zou toch voldoende zijn in artikel 1 der verordening op de winkelsluiting het cijfer 9 door een ander te vervangen veel aantrekkelijks heeft, hebben wij nochtans gemeend aan de tweede oplossing de voorkeur te moeten geven. Waar toch de ratio van dezen maatregel uit sluitend ligt in de daardoor bevorderde besparing van steen kolen, bestaat er tegen het bezigen van licht, dat niet door middel van steenkolen wordt verkregen, geen bezwaar. Daarom moet naar onze meening het branden van ander licht geoorloofd blijven en ieder in de gelegenheid worden gelaten desgewenscht in zijn winkel een dergelijke verlichting te gebruiken. De ontworpen verordening sluit zich nauw aan bij die op de winkelsluiting en bevat dezelfde uitzonderingen. De be langen toch van den winkelstand brengen mede, dat juist op die dagen, waarop de winkels na des avonds 9 uur geopend mogen blijven, ook de normale verlichting kan worden gebezigd. Gok de regeling der ontheffing is soortgelijk als die .in de verordening op de winkelsluiting, teneinde de mogelijkheid open te laten, dat Burg. en Weth. in de gevallen, waarin zij volgens art. 8 van laatstgenoemde verordening dispensatie van de verplichting tot sluiting verleenen, tevens ook een behoorlijke verlichting kunnen toestaan. De uitzonderingen van art. 5 van de verordening op de winkelstuiting meenden wij hier eveneens te moeten maken. De noodzakelijkheid van de uitzondering voor apotheken be hoeft geen toelichting, terwijl die voor winkels in de stations met het oog op het reizigersverkeer eveneens gemotiveerd is. Over de wenschelijkheid om ook de koffiehuizen en derge lijke inrichtingen uit te zonderen zou men verschillend kunnen oordeelen. Waar echter in deze gemeente zulke lokalen reeds gewoonlijk geenszins schitterend, maar veeleer zelfs spaarzaam verlicht mogen heeten, achten wij een beperking van hunne verlichting weinig noodzakelijk en dientengevolge ongewenscht. Een lid onzer Commissie wil de bepaling van artikel 1 niet van toepassing verklaren op kapperssalons, waar geschoren en haar geknipt wordt, en derhalve het laatste lid van dit artikel aldus lezen, dat slechts de barbierswinkels onder Bwinkels" worden begrepen. De meerderheid is echter van meening, dat dezelfde ratio, die in de Verordening op de Winkelsluiting deze inrichtingen onder Bwinkels" deed begrijpen, ook hier geldt en acht daarom geen termen aanwezig voor haar het verbod, om na 's avonds 8 uur gas- of electrisch licht te branden, niet te doen gelden. Met het oog op den korten termijn, door den Minister voor het treffen van bezuinigingsmaatregelen gesteld, is onmiddellijke in werking treding van deze verordening noodzakelijk, waartoe een raadsbesluit tot hare afkondiging, onmiddellijk nadat zij is vastgesteld, vereischt wordt. Naar aanleiding van het bovenstaande geven wij Uwe Ver gadering in overweging: A. de hierbijgaande concept-verordening vast te stellen: VERORDENING op tie beperking der verlichting van winkels. Artikel 1. Het is verboden ter verlichting van een winkel of voor reclamedoeleinden een of meer door gas of electriciteit bran dende lichten te hebben na des namiddags 8 uur, uitgezonderd: a) des Zaterdags, b) op den dag voorafgaande aan Hemelvaartsdag, c) op de tien achtereenvolgende werkdagen tot en met den 6en December of, zoo de 5de ol 6de December op eenen Zondag valt tot en met den 8en December, d) op werkdagen van af den 17en tot en met den 24en December. Onder winkels worden begrepen barbierswinkels en kapperssalons. Art. 2 De bepaling van het voorgaand artikel is niet van toe passing op a) apotheken; b) inrichtingen en localiteiteri, waarvoor bij andere veror dening dan de verordening op de winkelsluiting een sluitings uur is voorgeschreven c) winkels in de stations. Art. 3. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd bij openbare kennisgeving eene al dan niet voorwaardelijke ontheffing te verleenen van de verbodsbepaling van artikel 1 a) algemeen ten aanzien van alle winkels voor enkele in" die kennisgeving aan te wijzen dagen ol gedeelten van dagen bten aanzien van alle winkels op eene tentoonstelling, een fancy-fair of andere soortgelijke inrichting van tijdelijken aard voor een in die kennisgeving vast te stellen tijdperk. Handelen zonder inachtneming van, of in strijd met de bij de ontheffing gestelde voorwaarden, wordt gelijk gesteld met handelen zonder ontheffing. Art. 4. De dienaren der gemeentepolitie zijn in het bijzonder belast met het opsporen van overtredingen van bepalingen dezer verordening en verplicht daarvan proces-verbaal op te maken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 20