MAANDAG 27'NOVEMBER 1916. 223 opgericht een proefstation voor het nemen van proeven op gebied van de biologische reiniging. Daar zijn verschillende proeven genomen en iedereen heeft met belangstelling de resultaten daarvan afgewacht. Op grond van die proeven heeft 2 jaren geleden de ingenieur de Man een nieuw stelsel uitgevonden. Wij waren bezig om hieromtrent informatiën in te winnen, toen het voorstel van den heer Huurman kwam. In verband daarmede is het plan blijven liggen, omdat het eerst in beginsel moest worden uitgemaakt, of de beerputten zouden worden bestendigd of niet. De heer Huurman. De heer Fischer zegt, dat in 1910 een vergadering is geweest in Tilburg en ik heb dit voorstel ingediend in December 1915. Het is wel toevallig, dat juist die verbetering van die putten kwam, toen mijn voorstel Burgemeester en Wethouders bereikte. Het rapport van den heer de xMan was toen al 5 jaar bekend. Ik wil er op wijzen, dat men vreest dat het stelsel van den heer de Man, „rechthoekige bakken", verstoppingen zal veroorzaken. In de practijk zal zulks moeten blijken, de kans blijft in ieder geval bestaan. De heer Fokker. M. d. V. Ik zou even met een enkel woord mijn stem willen motiveeren. Ik sta geheel aan de zijde van den heer Briët, die terecht betoogt dat het zeer moeilijk is, om zijn stem te bepalen, over een zoo technische aangelegenheid, wanneer men geen verstand van de zaak heeft. Mijn indruk is, dat de deskun digen, die beweren, dat deze beerputten zoo noodzakelijk zijn, in gebreke zijn gebleven, met argumenten de practische waarde daarvan aan te toonen. Het heeft mij getroffen, dat de geachte Wethouder, toen op het antwoord van den heer Huurman dat het feit, dat in de straat door den Wethouder genoemd de riolen zoo dikwijls moesten worden geruimd, omdat er geen beerputten aanwezig waren, niet lag in de afwezigheid der putten, maar in den slechten aanleg van het riool, het stil zwijgen heeft bewaard, zoodat ik moet aannemen, dat die mededeeling van den heer Huurman juist was. Er is niet aangetoond, dat de beerputten zoo noodzakelijk zijn, zoodat ik mij niet gerechtigd acht een zoo zwaren last te blijven opleggen. Ik zal dan ook stemmen voor het voorstel van den heer Huurman. De Voorzitter. Nu verschillende heeren, die zich een leek noemen op dit gebied, hun stem hebben doen hooren, wil ik verklaren, mede te gaan met de heeren Briët en Hoo- genboom. Wanneer het voorstel van den heer Huurman wordt aangenomen, blijft er niets over. Ik heb van middag veel geleerd, en de heer Huurman heeft goed gedaan met zijn voorstel in te dienen, omdat daardoor de kwestie, die actueel blijft, weer in den breede is besproken. Ik meen, dat Burge meester en Wethouder in deze diligent moeten worden ver klaard. Ik ben het eens met den heer Hoogenboom, dat de Raad altijd vrij is, om de verordening al dan niet te wijzigen. Ik zou het onvoorzichtig vinden, om de geheele zaak uit te schakelen. Het is beter, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen, waarbij Burgemeester en Wethouders zullen begrijpen, dat zij de zaak moeten onder zoeken en diligent moeten blijven. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer Huurman wordt in stemming gebracht en verworpen met lö tegen 6 stemmen. Tegen stemmen de heerenSijtsma, Zwiers, van der Pot, Bots, Briët, J. P. Mulder', Korff, van Romburgh, Reimerirrger, van der Lip, van Hamel, Fischer, Hartevelt, van Gruting, Hoogenboom en Sasse. Vóór stemmen de heerenBotermans, van Tol, Pera, Huur man, Fokker en A. Mulder. (Tijdens de behandeling van dit punt was de heer Fokker ter vergadering gekomen, terwijl de heeren Aalberse en Heeres inmiddels de vergadering hadden verlaten). De Voorzitter. Ik onderstel nu, dat het praeadvies van Burgemeester en Wethouders is aangenomen. Ik zou erbij willen voegen, dat een onderzoek zal worden ingesteld, of niet moet worden overgegaan tot een beier systeem van put ten dan volgens de vigeerende verordening moet worden gebruikt. Mijne Heeren. Het is niet bemoedigend, wanneer een van de leden uit den boezem van de vergadering een voorstel doet en Burgemeester en Wethouders moeten dat bestrijden. De heer Huurman heeft zijn voorstel er nu ook niet door kunnen krijgen, maar ik meen toch, dat namens het Col lege van Burgemeester en Wethouders een woord van hulde wel op zijn plaats is voor de uitstekende wijze, waarop de heer Huurman zijn voorstel heeft verdedigd. Niemand daarna het woord meer verlangende, wordt de vergadering gesloten. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 13