159
ring is ingevoerd, zooals in Amsterdam, Rotterdam en den
Haag bestaat, het beerputtenstelsel moet worden gehand
haafd, is er slechts door bevestigd. Trouwens, ook uit het in
het rapport van den Directeur van Gemeentewerken gegeven
overzicht van de werking van het beerputtenstelsel in ver
schillende andere gemeenten blijkt, dat ook elders geen af-
voerwijze bestaat, behalve de centrale rioleering, die boven
het beerputtenstelsel de voorkeur verdient. En aan eene
centrale rioleering met afvoer naar de Noordzee kan nu een
maal om fmancieele redenen voorloopig niet worden gedacht.
De rioleering der binnenstad werd in 1899 begroot op
1.500.000, terwijl de rioleering der buitenstad volgens den
Directeur van Gemeentewerken ettelijke millioenen zal kosten.
Het bovenstaande samenvattende, geven wij Uwe Vergade
ring derhalve, onder mededeeling, dat het voorschrijven van
een ander type beerputten door ons College nader onder
oogen zal worden gezien, in overweging:
a. niet aan te nemen het voorstel van den heer Huurman
tot wijziging van eenige artikelen der verordening op het
bouwen en sloopen;
b. ons College te verzoeken de Commissie voor de Straf
verordeningen uit te noodigen eene wijziging van het zesde
en zevende lid van art. 11 der sub a genoemde verordening
te ontwerpen en bij U in te dienen, in dien zin, dat in eene
leiding tot afvoer van menagewater in den vervolge geen
zinkput behoeft te worden geschakeld en het woord «zinkput"
wordt vervangen door «reinigingsinrichting".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
De ondergeteekende heeft de eer aan den Raad voor te
stellen
de verordening op het bouwen en sloopen van 12 October
1905, gewijzigd bij verordening van 7 Maart 1912, later ge
wijzigd bij verordening van 18 December 1913, aldus te
wijzigen:
le het zesde lid van artikel 11 vervalt:
2e in het 7e lid van art. 11 vervallen de woorden «doch,
wat betreft vrijstelling van het aanleggen van den in het
vorig lid bedoelden zinkput, alleen dan wanneer gevaar voor
vervuiling is uitgesloten:
3e het 5e en 6e lid van artikel 41 vervallen:
4e in artikel 92 vervallen in de zinsnede die van eenige
bepaling der artikelen 3 eerste lid 17, 18, 27, 31, 33, 34, 37,
41, tweede, vierde en vijfde lid enz.: de woorden «en vijfde".
Toelichting.
De bedoeling van de voorgestelde wijziging is, het inscha
kelen van de thans voorgeschreven zinkputten tusschen de
huis en gemeenteriolen of naar het boezemwater niet meer
verplichtend te stellen.
De verordening bestaat nu 10 jaar, zoodat over de practische
werking van het voorschrift door deskundigen kan worden
geoordeeld. o
Op de vraag door ondergeteekende gesteld bij de behandeling
der begrooting voor 1916 in de afdeelingen, antwoorden Bur
gemeester en Wethouders met een verwijzing naar hetprae-
advies van 24 April 1912. De bezwaren toen door adressant
geopperd, die ook weerklank vonden in den Gemeenteraad,
zijn na dien tijd niet door de praktijk weerlegd, integendeel
steeds meer is gebleken de nutteloosheid en ondoelmatigheid
der bestaande bepaling.
Burgemeester en Wethouders verklaren in het praeadvies
dat de zinkputten in ieder geval ten deele aan de verwachting
beantwoorden en dat veilig mag worden aangenomen, dat zij
een niet te onderschatten nuttige septic-tank werking tot
stand brengen.
Naar mijn meening beantwoorden de putten noch geheel,
noch ten deele aan de gestelde verwachting.
In putten die reeds voor jaren geplaatst zijn vindt men
niets anders dan water, juist de stoffen waarvoor de put
bestemd is bezinken niet, deze blijven drijven en vullen het
bovengedeelte der put, zoodat het vele malen voorkomt dat
er een opstopping voor de uitmonding van de put plaats
grijpt, waardoor de huisriolen verstopt geraken.
Voorts is het buiten twijfel dat de openbare wateren meer
verontreinigd worden door menagewater, dan door ander
rioolvocht; het menagewater dat veel vet bevat, drijft bij het
binnenstroomen onmiddelijk over het andere water de put uit
en komt daardoor dadelijk in de riolen terecht.
Ook de fmancieele lasten door dit voorschrift aan de
burgerij opgelegd zijn zeer bezwarend.
Wel verklaren Burgemeester en Wethouders het tegendeel
in hetzelfde praeadvies, maar herhaaldelijk komt het voor dat
aan een huis f 1500.of minder verbouwd wordt; is in die
verbouwing het verplaatsen van het privaat begrepen en
daardoor een wijziging of vernieuwing van de rioleering het
gevolg, dan kan door Burgemeester en Wethouders het
plaatsen van een put worden voorgeschreven.
Meermalen komt het voor dat dit de som van 100.—
verre overtreft. In dat geval bedragen de kosten 7 of meer
van het te verbouwen bedrag.
Als men nu nog in aanmerking neemt dat vele verbouwingen
niet uit weelde, maar uit het oogpunt van gebiedende nood
zakelijkheid plaats hebben, en het te verbouwen bedrag
dikwerf uit verhoogde hypotheek moet worden betaald, dan
is het bijna wel overbodig te zeggen, dat dit stelsel ook als
een zware last te beschouwen is.
B. J. Huurman Dzn.
Leiden, 21 December 1915.
N°. 247. Leiden, 15 November 1916.
Onder overlegging van nevensgaand schrijven van de Com
missie voor het Stedelijk Museum «de Lakenhal", geven wij
Uwe Vergadering in overweging de daarin bedoelde ver
zameling van 83 stuks aardewerk ten behoeve van het Museum
te aanvaarden, onder dankbetuiging aan de Naamlooze Ven
nootschap Fabriek van Brouwer's aardewerk «Vredelust" te
Leiderdorp voor het bewijs harer belangstelling in ons Stedelijk
Museum.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 11 November 1916.
De Commissie voor het Stedelijk museum de Lakenhal
heeft de eer U te berichten, dat door de Naamlooze Vennoot
schap Fabriek van Brouwer's aardewerk «Vredelust" te
Leiderdorp aan het museum ten geschenke is aangeboden
eene zeer rijke verzameling van 83 stuks aardewerk uit deze
labriek, welke een vrij volledig overzicht geeft van de artistieke
werkzaamheid van den Heer Willem C. Brouwer.
Het Brouwer's aardewerk heeft reeds een grooten naam
verworven onder de kunst-aardewerkproducten en de Com
missie acht het een voorrecht, op deze wijze een keurcollectie
hiervan te verkrijgen, waarbij nog mondeling de toezegging
werd gevoegd van latere aanvulling.
De Commissie stelt daarom voor om aan den Raad een
voorstel te doen tot aanvaarding van dit geschenk, onder
betuiging van erkentelijkheid voor de zeer gewaardeerde
schenking.
De collectie is tijdelijk op de Bestuurskamer opgesteld en
zal in het museum voor het publiek tentoongesteld worden,
zoodra het geschenk is aanvaard en de daarvoor vereischte
vitrine gereed is.
De Commissie voornoemd,
J. C. van der Lip, Voorzitter
J. C. Overvoorde, Secretaris.
Aan den WelEd.Achtb. Heeren Burgemeester en Wethouders
te Leiden.
N°. 248. Leiden, 16 November 1916.
Zooals U uit onze voordracht, opgenomen onder No. 209 der
Ingekomen Stukken van dit jaar zal zijn gebleken, was de ver
hooging van volgn. 232a. «Uitgaven in verband met de huis
vesting van militairen in gemeentegebouwen" met ƒ10000.
in de raadszitting van 19 October j.l., slechts eene voor-
loopige aanvulling van dien post, ten einde met de betaling
der ingekomen nota's te kunnen voortgaan.
Ofschoon ook nu het bedrag der kosten van het weder in
orde brengen der gebouwen nog niet volledig bekend is en
er trouwens nog moet gerekend worden op de uitgaven ge
durende de- resteerende maanden van dit jaar, mag worden
aangenomen dat, naar schatting, buiten de tot dusver op de
begrooting voor 1916 gebrachte sommen van f 40000.— en
10000.nog ongeveer een bedrag van 50000.voor
allerlei fabricage uitgaven voor mobilisatie doeleinden zal
zijn te voldoen. Daaronder is dan begrepen het bedrag
van 6800.— ten behoeve van de verbetering van de Stads
gehoorzaal, waarvoor in de raadszitting van 27 Juli 1916 een
crediet tot genoemd bedrag werd verleend.
Nu de betalingen aan de leveranciers voortgang moeten
hebben en daarmede bezwaarlijk kan worden gewacht tot de
noodige verdere verhooging van volgn. 232a met juistheid
bekend is, geven wij U in overweging dezen begrootingspost
andermaal te verhoogen, thans met f 50000.Daarin is dan
begrepen, zooals boven is gezegd, de som van 6800.voor
MB insllSl j'-ji' S&lOCM ÖBSK# h*x i .i