GEMEENTERAAD VAN LEDEN. 151 INKEKOMEST STUKKEN. N°. 235. Leiden, 14 November 1916. Wij hebben de eer U hiernevens aan te bieden het ontwerp eener nieuwe recognitieverordening. In de Memorie van Antwoord naar aanleiding van het Sectieverslag omtrent de concept-begrooting voor het jaar 1915 deelden wij reeds mede, dat het in onze bedoeling lag een min of meer evenredige verhooging van alle tarieven voor het gebruik van gemeentewerken enz. in overweging te nemen. Wij heiben echter gemeend ons niet te moeten bepalen tot. het verkrijgen van een hoogere bate uit de hierbedoelde heffingen, doch hebben tevens van de gelegenheid gebruik ge maakt om de bestaande recognitie verordening te moderniseeren Vooreerst achten wij het gewenscht de recognities eenigs- zins overzichtelijker te groepeereri, om het zoeken te verge makkelijken; een 5-tal rubrieken hebben wij kunnen onder scheiden. Daarnevens hebben wij verschillende antiquiteiten onder de heffingen, waarvan het object vervallen was, geschrapt en andere opgenomen, die in den tegenwoordigen tijd o. i. daarvoor in aanmerking kwamen, terwijl wij ook een ruime uitbreiding gaven aan recognitiën voor het hebben van wer ken boven gemeentegrond, van welke categorie in de oude verordening nog slechts enkele voorkwamen. Zoo treft men onder D-10° aan een tarief voor het hebben van reclame borden en andere dergelijke voorwerpen. Wij hebben daarbij echter overwogen, dat voorwerpen, die mede een element van algemeen nut in zich bevatten, als klokken en derg., behooren te worden vrijgesteld. Voorwerpen, die aangebracht worden zonder eenig reclame- doel, als vlaggestokken, spionnen, zonneschermen en derg., behooren ook buiten deze verordening te vallen Een andere algemeene opmerking is deze, dat zoowel in de oude recognitieverordening zelf als bij de toepassing er van, nu en dan het onderscheid tusschen recognitie en marktgeld uit het oog werd verloren. Als criterium moet hier worden aangenomen, of de goederen al dan niet ten verkoop bestemd zijn. Aangezien het hier twee geheel te scheiden gebieden betreft, hebben wij alles wat met het marktwezen in verband staat uit het ontwerp gehouden. Ook was het gewenscht de grens tusschen recognitie en liggeld wat nauwkeuriger te trekken. Zoo hebben wij het tarief voor het laten liggen van een schuit onder een brug laten vervallen, omdat deze materie thuis behoort in de verordening regelende het liggeld. Onder No. 30 der tegenwoordige verordening wordt voorts gesproken van een kastje of verkoophuisje. Het eerste zal voortaan onder D.-90 vallen. Het verkoophuisje is in ons voorstel vervallen, omdat daarbij marktgeld pleegt te worden geheven of huur in rekening gebracht. Ten overvloede kan altijd nog het tarief van B-17° worden gebruikt. Voorts hebben wij de bepalingen omtrent de berekening van het bedrag der recognities vereenvoudigd en verduidelijkt, waarbij het duistere artikel 4 der oude verordening kon vervallen. De opbrengst der recognitiën bedroeg in de laatste jaren als volgt: in 1912 5299.695, in 1913 5626.41,in 1914 ƒ4900.33 en in 1915 5162.12. Ter bereiking van een hoogere opbrengst hebben wij als beginsel aangenomen een verhooging der tarieven met 50%. Geheel doorgevoerd hebben wij echter dit beginsel niet. Sommige tarieven konden gevoeglijk met meer dan 50 verhoogd worden, terwijl andere op het bestaande bedrag reeds een voldoende vergoeding vormden. De nieuwe recognitieverordening, zooals wij U die hierbij aanbieden en waarbij het uitvoerig rapport door de Commissie van Fabricage uitgebracht, ons tot leiddraad heeft gestrekt, zal naar onze raming een hoogere opbrengst verschaffen van ongeveer 3000. Onder de stukken, die in de Leeskamer ter visie liggen, zal door U worden aangetroffen een overzicht van de heffingen, die in andere gemeenten zijn vastgesteld voor het gebruik van gemeentewerken, enz. Ter vergelijking konden ons die cijfers niet dienen. De tarieven elders loopen zeer uiteen, zoodat een maatstaf voor vergelijking vrijwel ontbreekt. Dooreen genomen echter zou men kunnen zeggen, dat de tarieven elders hooger zijn dan hier thans gelden. Na deze algemeene inleiding merken wij ten aanzien van de artikelen van het ontwerp nog het volgende op. Artikel 1. In den aanhef is rekening gehouden met regelingen, die ten aanzien van gelijksoortige onderwerpen in speciale veror deningen of besluiten zijn neergelegd. Alles wat bijv. het markt geld en het liggeld betreft, wordt door de desbetreffende verorde ningen beheerscht. Eveneens zijn uitgesloten die onderwerpen, welke door een gemeentelijke concessie worden beheerscht, als bijv. het spannen van draden ten behoeve van de electrischetram. Zooals hiervoor reeds is medegedeeld, hebben wij de recog nitiën eenigszins overzichtelijk ingedeeld. De eerste groep omvat de recognitiën voor het gebruik van gemeentewater. Daarna komen die voor het gebruik van gemeentegrond, die voor werken in en boven gemeentegrond en -water, terwijl de buiten deze groepen vallende recognitiën in groep zijn ondergebracht. A-l°. Beknoptheidshalve zijn deze drie recognitiën bij elkaar genomen, omdat het tarief hetzelfde is A-3°. Wij meenden hier met een verhooging van 25 te kunnen volstaan. B-4°. Dit nummer is opnieuw geredigeerd; alsnu wordt tevens belet, dat een schutting, die zich voor verschillende perceelen uitstrekt, te laag wordt aangeslagen. B-5°. Met het oog op de door een kalkhok ingenomen ruimte, is verhooging met 100 te verdedigen. B-6°. Ook bij dit nummer is eenige toelichting gewenscht. De woorden in sub '18° der oude verordening voorkomende: «anders dan ten verkoop op de straat buiten de stoep" plegen te worden uitgelegd als te beteekenen «op de stoep", hetzij ten verkoop bestemd ot niet. Thans zal deze onjuiste uitlegging, die bovendien het onder scheid tusschen marktgeld en recognitie uit het oog verliest, niet meer mogelijk zijn. Het tarief is hier voorts vereenvoudigd door het minimum van 20 M2. te doen vervallen. B-7°. Ook hier is een kleine wijziging gebracht in het tarief. B-8°. Hier is eveneens de redactie verbeterd en zijn onder rijtuigen inbegrepen veiklaard automobielen. Voor deze moderne vervoermiddelen een hooger tarief te vragen leek ons niet gewenscht. B-9°. Hier is het pekhuisje, als zijnde antiquiteit, geschrapt. Verhooging van het tarief met 25 leek ons voldoende. B-13°. Hier is ook een kleine wijziging gebracht in het tarief. B-15° en 16° zijn nieuw. C-3°. Verhooging van het tarief met 100 leek ons toelaatbaar. C-4°. Door de gewijzigde redactie is bereikt dat over brenging van licht en kracht alsmede telefoon en telegraaf hieronder vallen. C-5°. Hier is een vrijstelling geconstrueerd met het oog op wegwijzers van den A. N. W. B. en andere, waarvoor thans moest worden betaald. D-3°. Voor een overbrugging van grond mocht een hooger tarief gesteld worden. D-5°. De redactie van No. 37 der oude verordening is hier gemoderniseerd. D-7°-10°. Zijn nieuw. Zie hierboven. E-3°. betreft eveneens een nieuw geval. E-4°. Dit tarief is door ons niet verhoogd. Het betreft hier een vergoeding voor bewezen diensten, die met 1.per M2. reeds voldoende betaald zijn. E-5°. Geschrapt zijn hier «overwulfde" grachten als onbe reikbaar object voor recognitiën. E-6°. Hier is het oude nummer 7°, lid 2 thans beter ge redigeerd. Artikel 2. De berekening van het bedrag der verschuldigde belasting, in verband met den termijn, wordt in de bestaande veror dening beheerscht door art. 4. Dit artikel is echter zeer onduidelijk en laat de meest verschillende interpretatie toe. Voorts wordt bij de recognitiën zelve meerendeels de vast gestelde termijn gelijkgesteld met een gedeelte daarvan. Een dergelijke redactie leidt tot onnoodigen omhaal en onvol ledigheid. Wij hebben in ons voorstel getracht de zaak duidelijker voor te stellen door bij de recognitie zelve steeds te spreken van een bepaalden termijn, terwijl dan in artikel 2 in eens alle onderdeelen met de aangegeven eenheden gelijkgesteld zijn en tevens is gezegd, dat onder jaar wordt verstaan: kalenderjaar. Artikel 3. Dit artikel is gelijk aan het oude artikel 2. Wij hebben in verband met het bovenstaande thans de eer U voor te stellen over .te gaan tot het vaststellen van de volgende verordening: VERORDENING regelende de heffing van recognitiën voor liet gebruik van openbare gemeentewerken en -bezit tingen te Leiden en voor diensten door de gemeente bewezen. Art. 1. Behoudens hetgeen daaromtrent in andere verordeningen of besluiten of bij de door de gemeente verleende concessiën mocht zijn of worden bepaald, worden voor het gebruik van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 1