GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 123 ING£KOIHEN STUKKEN. N°. 234. Leiden, 8 November 1916. In Uwe Vergadering van 27 Juli j.l. werd U bereids bij monde van den Voorzitter medegedeeld, dat eene wijziging der verordening, regelende de heffing van eene plaatselijke directe belasting, bij ons College in overweging was. Het kwam ons n.l. gewenscht voor, dat de bepalingen omtrent de bereke ning van het inkomen uit bedrijven, beroepen en ondernemin gen, in overeenstemming werden gebracht met die, voor komende in de wet op de Rijksinkomstenbelasting 1914, terwijl wij tevens wilden nagaan, of verhooging van de af treksom wegens noodzakelijk levensonderhoud, respectievelijk ad f 300.en f 400.en van den kinderaftrek, ad f 20. mogelijk zou zijn en het daardoor te derven belastbaar inkomen door meerdere progressie zou kunnen worden gedekt. Als resultaat van onze overwegingen bieden wij U thans de hierbijgaande concept-verordening tot wijzi ging van de verordening tot heffing eener plaatselijke directe belasting te Leiden aan. Alvorens echter tot toelichting van de verschillende door ons voorgestelde wijzigingen over te gaan, willen wij aan een tweetal punten eenige beschouwin gen wijden. A. Verliooging van de som, wegens aftrek voor noodza kelijk levensonderhoud en van die voor kinderaftrek. Afgezien van alle andere overwegingen, dient bij de ver hooging van de aftreksom wegens noodzakelijk levensonder houd en van den kinderaftrek allereerst te worden nagegaan, welk bedrag aan belastbaar inkomen verloren zal gaan en welke stijging van het heffingspercentage casu quo van het vermenigvuldigingscijfer hiervan het gevolg zal zijn. Uit bijlage 1 blijkt, dat het aantal aangeslagenen op het primitief kohier bedraagt 10542; het aantal kinderen beneden de 16 jaar 14457. Verhoogt men nu, gelijk in een der hierachter algedrukte adressen wordt gevraagd, de som wegens aftrek voor noodza kelijk levensonderhoud met ƒ100, zoodat deze wordt gebracht op 400 voor ongehuwden en 500 voor gehuwden en den kinderaftrek met 30, zoodat deze wordt bepaald op f 50 voor ieder kind beneden de 16 jaar, dan verliest men aan belastbaar inkomen 10542 V 100 1.054.200 en 14457 V 30 433.710, te zamen 1.487.910. Stellen we ons verder voor, dat reeds over 1916 deze hoo- gere aftreksom ware toegelaten, dan zou men een niet geringe stijging van het heffingspercentage casu quo van het vermenigvuldigingscijfer hebben kunnen aanschouwen. Wij laten daartoe deze berekening volgen. Het primitief kohier over 1916 gaf een belast baar inkomen aan van10.906.050 Verminderd met het verlies aan belastbaar inkomen met de zooeven genoemde som van 1.487.910 Blijft J~ 9.418.140 Aangezien nu over 1916 de geraamde belastingopbrengst bedraagt 616.182 (Ingek. Stukken no. 131) zou het heffings percentage, n.l. het gemiddelde, hebben bedragen6.54 °/o in plaats van 5.65 en het vermenigvuldigingscijfer7 35 in plaats van 6.35. Wat zou hiervan het gevolg zijn geweest Een niet geringe vermeerdering van het aan belasting te betalen bedrag, reeds in de lagere klassen. Zelfs bij eene verhooging van de som wegens aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud met 50 en van den kinder aftrek met f 5, tengevolge waarvan voor noodzakelijk levens onderhoud resp. ƒ350 en ƒ450 zou mogen worden afgetrokken en per kind 25, zou eenzelfde verschijnsel zich voordoen. Door eene dergelijke verhooging toch zou aan belastbaar inkomen worden verloren: 10542 X 50 527.100 14457 X 5 72 285 Samen 599385 Bij toepassing van deze verhooging in 1916 zou het gemid delde heffingspercentage derhalve hebben bedragen6 inplaats van 5.65 en het vermenigvuldigingscijfer 6.75 inplaats van 6.35. Welk bedrag de belastingschuldigen nu aan belasting in de diverse klassen hadden moeten opbren gen, kan blijken uit het volgende staatje: Wij zien uit dit staatje zie de kolommen 11 en 12 dat in de le klasse het te betalen bedrag zou verminderen met 1.73, in de 6e klasse met slechts 1.11doch in de 10e klasse ontwaren wij reeds een stijging van f 2.09; in de 15e klasse van 6.09; in de 29e klasse van 36.49; in de 48e klasse van 112.49; in de 112e klasse van 368.49. Af te leiden valt hieruit, dat tegen een geringe verminde ring van druk in de laagste klassen, een verhooging van belastingdruk reeds voor belastingschuldigen met een inkomen van 1900 en hooger zou ontstaan. Tegen het in toepassing brengen van dit stelsel hebben wij ernstig bezwaar. Hierdoor toch zou de druk worden gelegd op een categorie van belas tingschuldigen, die juist in den tegenwoordigen tijd niet het minst met financieele moeilijkheden te kampen hebben. Waar dit de resultaten zijn van eene verhooging van de aftreksom met slechts 50 en van den kinderaftrek met slechts 5, daar behoeft men niet te vragen naar de uit komsten, indien tot nog hoogeren aftrek werd overgegaan. De oorzaak van een en ander is gelegen in het gering aantal aangeslagenen in de hoogere klassen: slechts 113 aangeslagenen hebben een inkomen boven 10000—11000. Ter vermijding van den meerderen druk op de door ons bedoelde categorie van belastingschuldigen bij verhooging van de aftreksom wegens noodzakelijk levensonderhoud, resp. tot 350 en 450 en van den kinderaftrek tot ƒ25, hebben wij overwogen, of het mogelijk was in meerdere progressie op de hoogere aanslagen een compensatie te vinden voor de te verwachten mindere belastingopbrengst. Wij komen op die wijze tot het tweede punt, waarover wij het een en ander in het midden willen brengen. B. Handhaving van de degressieve- en invoering daarnaast van eene progressieve heffing. In de eerste plaats hebben wij daartoe ontworpen een nieuwe schaal, welke als bijlage II is afgedrukt, waarbij de lagere klassen opklimmen met 50, de hoogere alle met 100. De bestaande degressie is daarin gehandhaafd, de aftrek sommen zijn bepaald op respectievelijk 350, 450 en 25, terwijl voorts getracht is de progressie zoo hoog op te voeren, als art. 243 sub IV der Gemeentewet toelaat. De kleinste som, welke voor noodzakelijk levensonderhoud wordt afgetrokken, bedraagt 350. Anderhalfmaal die kleinste som geeft een bedrag van 525. Blijkens de schaal (bijlage II), H zn m Werkelijk inkomen. Aftreksom Belastbaar inkomen. Belasting bij vermenigvuldigings cijfer 1. V ermenigvuldigings- cijfer. Te betalen belasting. j M (gehuwden zonder kinderen). Volgens bestaande regeling. Volgens nieuwe regeling. Bestaande regeling. Nieuwe regeling. Bestaande regeling. Nieuwe regeling. Bestaande regeling. Nieuwe regeling. Bestaande regeling. Nieuwe regeling. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 1 f 550 f 400 f 450 f 150 f 100 f 0.75 f 0.45 6.35 6.75 f 4.76 f 3.03 6 1100 tl 700 650 5.65 5.15 tl 35.87 34.76 10 1900 n n 1500 1450 13.65 13.15 ti V 86.67 88.76 15 2900 V tl 2500 2450 23.65 23.15 it tl 150.17 156.26 29 10500 H V 10100 10050 99.65 99.15 ti n 632.77 669.26 48 29500 tl tt 29100 29050 289.65 289.15 r> n 1839.27 1951.76 112 93500 V tl 93100 93050 929.65 929.15 tt tl 5903.27 6271.76

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 1