194 MAANDAG 30 OCTOBER 1910. Een kleine aanwijzing van de richting, waarin te zoeken is, kan ik nu al vast wel geven. In datzelfde treurige jaar 1914, toen als het ware de débacle plaats had, is door een vrij groot aantal leerlingen examen gedaan voor de akte vrije- en ordeoefeningen. Daarbij waren de resultaten heel wat gunstiger dan voor de onderwijzers akte, die toch het eigenlijke doel vormt. Van de 12 candida te!], die zich aan het examen onderwierpen, werd slechts één (mannelijke) eandidaat afgewezen. Een dergelijk goed figuur maakte ook het examen voor de nuttige handwerken. Daarvoor slaagden op 2 na alle tien candidaten. Wanneer ik den Wethouder nu meedeel, dat de meisjes, die op het oogenblik de 4e klasse van de Kweek school bezoeken, en zich in April van het volgend jaar aan het examen voor onderwijzeres moeten onderwerpen, nu nog naar mij verzekerd is, tot 10 uren gymnastiek per week moeten volgen, dan acht ik dat een schadelijke overlading met werkzaamheden. Waar opleiding voor onderwijzer het doel is, meen ik hiermee aan den geachten Wethouder van onderwijs een vingerwijzing gegeven te hebben, in welke richting hij de fout, waaraan de Kweekschool lijdt, moet zoeken. De heer van Hamel. Naar aanleiding van het gesprokene door den heer Zwiers wil ik hem gaarne de verzekering geven, dat ik dankbaar gebruik zal maken van de inlichtingen, die de heer Zwiers mij eventueel zou willen verstrekken. Overigens zal ik gaarne mijn aandacht vestigen op het groote belang van de Kweekschool. De beraadslaging wordt gesloten. Volgnr. 149 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnr. 150, verhoogd met ƒ215.wordt zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnr. 151 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 152, luidende: vKosten van het instandhouden van schoollokalen en onderwijzerswo- ningen46042. De heer Fokker. M. d. V. Ik kan mij niet vereenigen met de verhooging van deze post met 850.voor het maken van een tweede privaat en badkamer. Er zijn heel wat men- schen, die een zelfde positie bekleeden als de heer Steins en die het ook moeten doen zonder badkamer. Waarom moet er in deze ambtswoning een badkamer worden gemaakt van de belastingpenningen der belastingschuldigen? Dit is mij uit het rapport niet duidelijk geworden. Dat er een tweede pri vaat zal worden gemaakt, dat is nog iets, waar ik mij mede kan vereenigen, maar dat men ook een badkamer wil maken vind ik nog al kras. Daarom zou ik willen voorstellen deze post niet te verboogen met ƒ850.maar te verhoogen met ƒ750.met de bedoeling dus dat het bouwen van de bad kamer zal vervallen. De Voorzitter. U zegt, dat die post niet moet worden verhoogd. Die post moet ook niet worden verhoogd maar ver minderd. Ik begrijp wel wat IJ bedoelt, maar IJ moet niet voorstellen deze post met zooveel te verhoogen maar met zooveel te verlagen. U wilt Uw voorstel wel schriftelijk indienen? De heer Fischer. M. d. V. Met eenige verwondering heb ik den heer Fokker aangehoord. Ik zou van hem wel eens willen vernemen of hij die woning ook eens heeft bekeken, dan zou hij wel anders gesproken hebben. Tegen het maken van een privaat verzet hij zich niet, wel tegen een badkamer. Toch is het geen overdreven eisch, dat er in een huis een behoorlijke gelegenheid is om een bad neer te zetten. Op het oogenblik staat een badkuip in de logeerkamer, en dat is ten nadeele van het huis, want bet gaat toch niet aan om midden in de kamer een badkuip neer te zetten, zonder dat er eenig behoorlijk afvoermiddel is. Ik kan mij niet begrijpen, dat hiertegen be zwaar wordt gemaakt. Het is toch eene verbetering, die nood zakelijk is. De heer Fokker. M. d. V. Ik stel dan voor deze post te verminderen met 610.— met de bedoeling, dat er geen badkamer wordt gebouwd. De Voorzitter. Mag ik er U op attent maken dat het hier geldt een leeraar in de gymnastiek die, uit den aard van zijne betrekking, waarschijnlijk wel eens een bad noodig zal hebben. Ik heb van den heer Fokker het volgende amendement ontvangen »Ondergeteekende heeft de eer voor te stellen om volgnr. 152 te verlagen met 610.met de bedoeling dat er geen badkamer worde aangebracht in de ambtswoning van den heer A. Steijns." Wenscht iemand het voorstel te ondersteunen Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. Het amendement van den heer Fokker in stemming gebracht wordt aangenomen met 14 tegen '13 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Zwiers, van Gruting, Pera, Huur man, van der Pot, Sijtsma, Heeres, Fokker, de Boer, Botermans, van Romburgh, J. P. Mulder, van der Eist en Hoogenboom. Tegen stemmen de heeren: Briët, Reimeringer, Fabius, A. Mulder, Vergouwen, Tepe, van Tol, Hartevelt, Aalberse, van Hamel, Fischer, Bots en van der Lip. De Voorzitter. Dit artikel wordt dus verminderd met ƒ610. De beraadslaging wordt gesloten. Volgnr. 152 (aldus gewijzigd) wordt daarna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 153, 154, 155 (verhoogd met 50.en 156 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Bij volgnr. 157 is de begrooting van de Plaatselijke Schoolcommissie aan de orde. Deze begrooting wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De volgnrs 158 tot met 164 (verhoogd met ƒ921.165 tot en met 170 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Bij volgnr. 171 komt tevens ter sprake het besluit om subsidie te verleenen aan de vereeniging School kindervoeding, dat ieder jaar door Uwen Raad moet worden genomen ingevolge het Koninklijk Besluit van 19 Novem ber 1901. Het subsidie wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming verleend. De volgnrs. 171 tot en met 184 worden daarop zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 185, luidende: »Belooning van doc toren, heelmeestersvroedmeestersvroedvrovwen enz. fl-iOO. De heer J. P. Mulder. M. d. V. Naar aanleiding van dit punt zou ik gaarne een vraag willen doen omdat ik in 't ver slag mis een vraag in de sectie gesteld. Wel heb ik over deze aangelegenheid iets gevonden bij de algemeene beschouwingen, maar daar betrof het toch meer den gezondheidsdienst, doch waar ik het oog op had, is de gemeentelijke geneeskundige dienst. Laat ik beginnen met te zeggen, Mijnheer de Voor zitter, dat de klacht over de werkzaamheden der doctoren niet door mij is geuit. Mijne vraag is evenwel deze: zijn Burge meester en Wethouders ook van plan om met een reorganisatie van dezen tak van dienst bij den Raad te komen, ten einde dezen te brengen meer in overeenstemming met de grootere eischen die men tegenwoordig daaraan stelt, in verband met de eerste hulp bij ongelukken enz. gelijk dit ook in andere plaatsen het geval is? Of [achten Burgemeester en Wethouders hiervoor de kosten te groot en de gemeente te klein? De heer Briët. M. d. V. Op verschillende posten van deze begrooting wordt er een vrij aanzienlijk bedrag uitgetrokken voor den dienst der doctoren. Wanneer ik de vraag van den heer van der Eist straks goed heb verstaan, dan zou er bij Burge meester en Wethouders zijri ingekomen een rapport van de Commissie onder voorzitterschap van den heer Fischer, terwijl tevens in die commissie zitting hebben eenige leden van de Gezondheidscommissie, waarin wordt aangedrongen op her ziening van den geneeskundigen dienst. Dit rapport zal voor de raadsleden ter visie worden gelegd. Als ik dit ten minste goed heb begrepen. In aansluiting aan het verzoek van den heer Mulder zou ik Burgemeester en Wethouders in over weging willen geven eens te overwegen, of het niet verstan diger zou zijn om den geheelen geneeskundigen dienst te com bineeren. Ik heb geklaagd over de werkzaamheden van de stads doctoren. Het is natuurlijk altijd moeilijk om feiten te consta- teeren, maar ik kom nog al eens in aanraking met menschen die met de stadsdoctoren te maken hebben en dan wordt er niet altijd met lof over hen gesproken. In eene vergadering waarin de behandeling van de armen door de geneesheeren ter sprake kwam, maakte een burger van Leiden, een zeer ge matigd man, een opmerking, die mij zeer getroffen heeft. Er werd door den inleider gesproken over de straf, die indertijd in de 16e eeuw gesteld werd op het overtreden van ver schillende verordeningen door de geneesheeren, wanneer deze een fout beging kon hij zooveel boete krijgen of zooveel weken gevangenis. Toen vroeg de man, over wien ik zooeven sprak, of het niet wenschelijk zou zijn, dat een dergelijke straf werd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 26