188
MAANDAG 30 OCTOBER 1910.
schikten niet zooveel aanleiding geeft tot grieven. Ik heb
indertijd een vergadering van de politieagenten bijgewoond en
daar heb ik allerlei zaken gehoord over de behandeling, die
de politieagenten ondervinden van hun superieuren. Dit moet
op den duur toch aanleiding geven, dat een ambtenaar, die
niet al zeer hoog staat in de kunst van verdragen, wel eens
uit den band springt en wel eens woorden zegt, die men on
aangenaam vindt.
Ik. wil niet de Leidsche politieagenten aansprakelijk stellen
voor hetgeen in het orgaan »De Politiebode" wordt geschreven
en het komt mij voor, dat dit in de secties en later door
Burgemeester en Wethouders wel is gedaan.
De Voorzitter. Ik zal eerst den heer Mulder even ant
woorden. Ik zal gaarne de aandacht van de politie vestigen
op hetgeen hier gevraagd wordt. Ik meen echter, dat er hier
wel eenige overdrijving plaats heeft. Wanneer ik de drukte
in het Noordeinde vergelijk met die in grootere plaatsen, bijv.
in Den Haag op het Plein, dan komt mij dit bezwaar niet
zoo groot voor. Wanneer het verkeer zich uitbreidt, leeren
de menschen zich vanzelf wel aan den nieuwen toestand aan
passen. Ik wil als voorbeeld eens nemen Nergenshuizen. Vroeger
liepen daar eenige menschen over de markt. Nu loopen er
misschien tienmaal zooveel menschen en acht men daar de
toestand heel gevaarlijk. Wanneer ik de drukte zie in het
Noordeinde. zooals het tegenwoordig is, dan verheug ik mij
erover, dat de toestand niet meer is zooals vroeger, toen ik
nog in Leiden studeerde. Men moet zich nu maar leeren aan
passen aan de vermeerdering van het verkeer. Ook zie ik
dikwijls den verkeersagent de menschen ordelijk den weg
wijzen.
Een paar jaar geleden is deze quaestie hier ook besproken.
Toen was op de Hoogewoerd een man door de tram over
reden en overdreef men tenslotte de toestand aldaar zoo, dat
men voorstelde alsof de menschen van het trottoir werden
afgezogen.
Toen heb ik gezegdlaat men dan de tram maar opheffen
en weder gaan wandelen.
De heer Sijtsma heelt gesproken over politieagenten. Nie
mand spreekt er echter van, dat de politieagenten het recht
tot vergaderen zou moeten worden ontnomen. Burgemeester
en Wethouders hebben alleen geantwoord: Ons College kan
zich met de hier gemaakte opmerkingen volkomen vereenigen,
dat de toon in »De Politiebode" niet behoorlijk is. Het komt
ons voor, dat die toon nimmer de grenzen van de betamelijk
heid mag overschrijden.
Uit het sectieverslag blijkt, dat de meeste leden het in deze
met ons eens waren en wanneer de heeren De Politiebode" die
hedenmorgen is uitgekomen, hadden gelezen, zouden zij daarin
volkomen met mij instemmen.
Ik moet eerlijk zeggen: het is een meesterstuk van onbe
tamelijkheid vermengd met onwaarheid. Men stelt het voor,
alsof ik aan de agenten weiger te streven naar lotsverbete
ring. Ik verkies evenwel niet, dat de agenten mij gebruiken
als informatiebureau. Als men het stuk heeft gelezen, zal
men erkennen, dat het een onbehoorlijk en ongepast stuk is.
Maar ik ben de laatste om den schrijver te vereenzelvigen
met het politiekorps. Ik wil alleen menschen, die zoo han
delen niet ontvangen. Alleen als men zich behoorlijk gedraagt
wil ik iedereen ontvangen. Ik ontvang bijv. den heer van Hinte
wel, en ook de afgevaardigden van den Werkliedenbond.
Tegen het antwoord door Burgemeester en Wethouders hier
gegeven is niets in te brengen. Het is zeer beleefd gesteld.
Het is volkomen de weerklank van wat er in het sectiever
slag is gezegd. Burgemeester en Wethouders beamen volko
men, wat daar is gezegd.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik ben tevreden gesteld door
Uw antwoord. Ik had uit het antwoord van Burgemeester en
Wethouders gelezen, dat de agenten vereenzelvigd werden
met wat er in »De Politiebode" wordt geschreven, en hiertegen
wilde ik vooral opkomen.
De Voorzitter. Dit is volstrekt niet het geval. Ik erken,
dat er uitnemende menschen onder de leden der vereeniging
zijn. Zoodra het bestuur de betamelijkheid in acht neemt,
zal ik de heeren ontvangen, maar zoolang men dat niet doet,
denk ik er niet over.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgnr. 104 wordt daarna zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De volgnrs. 105 en 106; 107 (verhoogd met f 300.108
tot en met 111 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 112, luidende: vBelooning en
premiën aan brandmeesters en brandspuitlieden f7249.
De heer Sijtsma. M. d. V. Over dit volgnr. een enkel woord.
Ik begin met te zeggen, dat hoe sober over het algemeen
het antwoord is, dat gegeven is door Burgemeester en Wet
houders op de gedane vragen, dit antwoord wel wat al te
royaal is. Ik geloof, dat men hier de gansche statuten heeft
overgeschreven. Wat daar staat, kan heel goed over vele
jaren tot stand worden gebracht, maar tot heden heeft deze
vereeniging nog niets gepresteerd. Het heeft mij verbaasd,
dat Burgemeester en Wethouders reeds bereid waren om
deze vereeniging f 25.subsidie te verleenen, toen zij nog
niet eens was geconstitueerd. Ik zou zeggen: laten wij eerst
eens zien, of die vereeniging werkelijk wat tot stand brengt
en of de gemeente ervan kan profiteeren. Wanneer dat het
geval is, kunnen wij het volgend jaar eens beginnen haar
een subsidie te geven. Ik herinner mij nog hoe wij jareidang
bezig zijn geweest om een kleine subsidie toegestaan te krijgen
voor het Bureau van Sociale Adviezen. En die vereeniging
had toen al heel wat gepresteerd! Wij hadden van die ver
eeniging zelf reeds adviezen ingewonnenNu komt er een
vereeniging door enkele brandweermannen opgericht en dadelijk
is Leiden er bij om haar te gaan steunen. Ik kan mij dan
ook niet met dat voorstel vereenigen en zou willen voorstellen
om dien post te schrappen.
De heer Fischer. M. d. V. Ik zou den heer Sijtsma dit
willen antwoorden. Toen men die vereeniging wilde oprichten
moest men natuurlijk om de levensvatbaarheid te kunnen
nagaan, zich van te voren van de noodige fondsen verzekeren.
Om zich daarvan te overtuigen werden aan de verschillende
gemeentebesturen en anderen circulaires gestuurd. Wanneer
die vereeniging niet van te voren den noodigen steun had
gekregen, was het natuurlijk zeker, dat zij niet was opgericht.
Daarom vonden wij het raadzaam om dadelijk natuurlijk
onder bekrachtiging van den Raad die vereeniging eenigen
steun toe te zeggen. Het gevolg daarvan zal zijn, dat een van
de voornaamste zaken, die zij zich ten doel stelde, nl. de
uitgifte van een eigen orgaan, direct plaats kan hebben. Wanneer
men in dergelijke zaken de gedragslijn van den heer Sijtsma
ging volgen, kwam er nooit iets tot stand, want zoolang de
vereeniging geen subsidie krijgt, kan zij ook niets doen.
De heer Sijtsma. En de contributie dan?
De heer Fischer. Dit is toch ook contributie!
De Voorzitter. Ik ben het geheel eens met den heer
Fischer. Wanneer men een vereeniging op wil richten en
iedereen zegt: wij willen eerst de kat eens uit den boom kijken
en wanneer het goed gaat pas contributie betalen, dan komt
er nooit iets tot stand. Omdat het iets nieuws was, hebben
wij alle gegevens in de Memorie van Antwoord gezet en
nu begrijp ik niet, wat U daartegen nog voor bezwaar kunt
hebben. Wanneer men persoonlijk regen deze quaestie geen
bezwaar heeft, acht ik het een heel nuttige instelling. Er
moet zooveel bij de brandweer gebeuren. Zoo heeft Delft pas
een motorbrandspuit aangeschaft. Nu komt het mij voor, dat
wanneer men op deze manier bij de aanschaffing van nieuwe
werktuigen gratis advies kan krijgen door deskundigen, een
uitgave van f 25.daarvoor niet teveel is. Wanneer men het
nuttig vindt, laat men het dan een jaar probeeren. Maar
laten wij dan niet het stelsel van den heer Sijtsma volgen
om eerst de kat uit den boom te kijken en te redeneeren:
wanneer iedereen daaraan betaalt, zullen wij het ook doen.
De heer Sijtsma. Wanneer men zoo redeneert als U, dan
kunnen wij ons wel arm geven. Straks komt er een vereeni
ging van Directeuren van Gemeentewerken. Die zeggenwij
kunnen de gemeenten inlichten over verschillende onderwerpen.
Even later de hoofden van gemeentereiniging. Dan komen
de politieagenten misschien ook.
De Voorzitter. Die krijgen ook al f 50.—
De heer Sijtsma. Dan zijn wij al royaal. Maar dat is voor
iets concreets, een cursus nl. Wanneer wij hier nu een be
roepsbrandweer hadden, was het iets anders. Wanneer er
eens adviezen noodig zijn, kan de Commaudant van de brand
weer ons die ook wel verstrekken. Er zijn hier gelukkig
zoo weinig branden, dat de Commandant daar wel tijd voor
zal hebben. Het is ook in zijn belang evengoed als in het
belang van de gemeente, indien hij zich op de hoogte stelt
van het nieuws, dat op dit gebied komt.
Ik kan mij dus, ook na hetgeen de heer Fischer heeft ge
zegd, niet vereenigen met het voorstel en zou dus over dit
volgnr. stemming willen vragen.