MAANDAG 30 OCTOBER 1916.
187
var* eene vaste positie. In verband met zijn pensioensbijdrage
is het noodig, dat zijn salaris wordt verhoogd. Vroeger kreeg
hij f 810.en nu zal dat worden f 850.waarvan dan
weer afgaat zijn pensioenstorting. Het is dus slechts de regu
lariseering van 's mans positie. Het is dus geen ingrijpen in
de taak aan de Commissie opgedragen. Dit zou het wel
zijn geweest, wanneer wij hadden voorgesteld om zijn loon
te verhoogen, maar de man blijft precies gelijkhet is slechts
de bedoeling hem een vaste aanstelling te geven.
De beraadslaging wordt gesloten.
De machtiging wordt zonder hoofdelijke stemming verleend,
waarna volgnr. 98 eveneens zonder hoofdelijke stemming
wordt aangenomen.
De volgnrs. 99 tot en met 102 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. Vinden de heeren goed de vergadering
thans te schorsen tot heden avond 7 uur of misschien half 8?
Stemmen. 8 uur.
De Voorzitter. Laat ik dan in stemming brengen of wij
om half 8 weer zullen aanvangen of om 8 uur.
De heer Fokker. M. d. V. Op het raadsbriefje staat »zoo
noodig des avonds te 8 uur". Men heeft er wellicht opgerekend
met zijne werkzaamheden en bovendien zijn er eenige leden
niet tegenwoordig. Zou het daarom beter zijn de vergadering
te schorsen tot hedenavond 8 uur?
De Voorzitter. Ik voel veel voor het argument van den
heer Fokker. Er kunnen in dien tusschentijd bezigheden zijn,
die men niet kan uitstellen en men kan om kwart voor acht
personen wachten, die men niet meer af kan zeggen.
Mijne Heeren. Dan schorsik de vergadering tot heden avond
8 uur.
Voortzetting van de geschorste zitting des avonds te 8 uur.
Behalve de in de middagvergadering aanwezige leden, is
thans ook de heer Fabius aanwezig.
Beraadslaging over volgnr. 103, luidende: DJaarwedde van
den Commissaris van Politie f 3700.—
De heer van der Elst. M. d. V. Ik zou een enkel woord
willen spreken over de mogelijkheid der pensionneering van
den heer Groebe, Commissaris van Politie, op grond van zijn
gezondheidstoestand. Ik heb die quaestie al herhaaldelijk in
de secties besproken, maar mij steeds laten overhalen de zaak
maar te laten rusten. Dat heb ik ook nu weder in de sectie
vergadering gedaan. Ik acht echter de zaak van te groot
belang om er hier niet met een enkel woord van te reppen.
Reeds lang is bekend, dat de gezondheidstoestand van den
Commissaris van Politie niet heel gunstig is. Hij heeft een
zwak zenuwgestel en is dientengevolge niet bestand tegen de
emoties, die zijn ambt vanzelf medebrengt. Dat is waarschijn
lijk ook de oorzaak van de slappe leiding, die hij geeft aan
de algemeene zaken.
Nu heb ik gehoord, dat hij al geruimen tijd het voornemen
had om voor zijn betrekking te bedanken. Ik weet niet, of
dat waar is, maar in elk geval: wij hebben noodig een krach
tige, flinke leiding bij de politie. Nu wil ik U vragen, Mijn
heer de Voorzitter, kunt U Uw invloed niet gebruiken om
den heer Groebe zooal niet te overtuigen, dan ten minste te
overreden om zijn aanvrage om pensioen eens ernstig onder
de oogen te zien. Ik herhaal, dat de leiding van den heer
Groebe heel slap is en wij hebben juist op dien post iemand
hoog noodig, die eene flinke krachtige leiding geeft aan de
politiezaken.
De Voorzitter. U houdt mij ten goede, dat ik dit een zeer
vreemde bespreking acht van punt 103. Het kan zijn, dat U
een ambtenaar min of meer ongeschikt acht voor zijn betrek
king, maar dan komt de wijze waarop U daaromtrent een
vraag aan mij stelt, toch niet de meest gewenschte manier
voor. Zooals weet, wordt de Commissaris van Politie door
de Kroon benoemd en ontslagen, en niet door mij. Nu
begrijp ik eigenlijk niet, hoe Uw vraag met dit punt in ver
band kan worden gebracht. Wilt U op deze wijze een grief
uiten tegen een bepaald persoon, dan acht ik dit niet de
gewenschte wijze om dat te doen.
Hebt U ooit gehoord, dat in de Tweede Kamer een Kamerlid
aan den Minister vroeg om zijn invloed aan te wenden, opdat
deze of gene ambtenaar wordt gepensionneerd Misschien zijn er
o. a. bij de rechtspraak personen, waarvan men kan zeggen, dat
zij daar ook niet op hun plaats zijn. Nu kan men den Mi
nister toch niet vragen dat hij zal probeeren die personen
over te halen om pensioen aan te vragen. M. i. is dit geen
wijze om een quaestie te behandelen. Dit is een vraag, om
een voorzitter van een gemeenteraad in een moeilijk parket
te brengen. Ik zal dan ook, daargelaten of Uw vraag gerech
tigd is, daarop geen antwoord geven. Wanneer U meent, dat
de heer Groebe pensioen moet aanvragen, gaat U dan zelf
naar den heer Groebe toe, of naar den Minister, om over die
quaestie te spreken. Dat is mijn antwoord op Uw vraag.
De heer van der Elst. Ik zou juist wenschen, dat U dat deed
De Voorzitter. Ik geloof toch, dat mijn antwoord niets
aan duidelijkheid te wenschen over liet. Het is heel gemak
kelijk om een complex van ambtenaren terwille te zijn en
hooger geplaatsten neer te halen, indien men daaraan zelf
niet ondergeschikt is. Vindt U de jaarwedde niet goed, dan kan
er hier over gesproken worden, maar op Uw verzoek kan ik
onmogelijk ingaan. Het staat U vrij om met den heer Groebe
te gaan spreken of anders zou U zich tot den Minister kun
nen wenden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volnr. 103 wordt daarna zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Beraadslaging over volgnr, 104 luidende: t>Belooning van
de inspecteursdienaars en verdere beambten van politie, mits
gaders van de .veldwachtersf 82449.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer J. P. Mulder. M. d. V. Met genoegen heb ik Uw
antwoord gelezen op de vraag betreffende het te snel rijden
van motoren. Wanneer men op de groote verkeerswegen als
het Korte Rapenburg en het Noordeinde ziet met hoe groote
onbesuisdheid er gereden wordt, dan moet men erkennen,
dat dit niet zonder gevaar is. Daarom heb ik met genoegen
gelezen, dat U de politie hierop attent zult maken en dat er
voor gezorgd zal worden, dat aan de voorschriften streng de
hand zal worden gehouden.
In verband hiermede zou ik willen herhalen eene vraag in
de sectievergadering gedaan, op welke wijze de agent, die
geplaatst is op den hoek van het Kort Rapenburg en het
Noordeinde, het verkeer aldaar moet regelen.
Ik heb eens opgelet op welke wijze hij dat deed, maar dit
liet m. i. zeer veel te wenschen over. Ik voorzie, dat daar ter
plaatse nog eens groote ongelukken gebeuren wanneer het
verkeer ten minste niet beter wordt geregeld. Want op som
mige oogenblikken van den dag, als de kinderen uit school
komen en de tram passeert en fietsen, kanonnen enz. voorbij
komen, dan is het daar ter plaatse gevaarlijk voor een groot
mensch om over te steken, laat staan voor kinderen. Wan
neer Burgemeester en Wethouders hieraan eens hun aandacht
zoude willen schenken, dan zou mij dit zeer aangenaam zijn.
De heer Sijtsma. M. d. V. Zooeven is er gesproken over
een der superieure politiedienaren, thans wil ik nog iets
zeggen over de inferieure. Ik wil mijn verwondering te ken
nen geven over het antwoord van Burgemeester en Wethou
ders, dat zij zich met de gemaakte opmerkingen in het sectie-
verslag geheel vereenigen. Ik wil »De Politiebode" niet in
bescherming nemen en ook niet zoover gaan als de heer Pera,
die zei, dat onze agenten eigenlijk voor agent in de wieg waren
gelegd, maar toch opmerken dat het mij onbillijk voorkomt
dat al de leden van de Politievereeniging over een kam wor
den geschoren en om aan al die menschen aan te wrijven, wat
in »De Politiebode" wordt geschreven. De redacteur van dat
blad is niet in politiedienst, maar in dienst van de Vereeniging.
De Voorzitter. Maar daar staat toch niets van in de Memorie
van Antwoord. Tegen wien vecht U eigenlijk? Tegen Uwe
medeleden of tegen het antwoord, dat gegeven is?
De heer Sijtsma. Tegen allebei.
De Voorzitter. Maar preciseer U dan ten minste, anders is
het niet te begrijpen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik acht het niet juist van Bur
gemeester en Wethouders om te schrijven, dat zij geheel zich
vereenigen met hetgeen in de sectievergaderingen over de
politie is gezegd. Dit is een reprimande, die zeker alle agenten
niet hebben verdiend, misschien slechts een enkele. Ik wil
niet ingaan op hetgeen door den heer van der Elst is gespro
ken, maar m.i. moest U toch aan deze zaak, wanneer U de
politie ter harte gaat, Uwe aandacht wijden.
Er heerscht niet altijd een prettige toon in het korps en
nu geloof ik, dat dit anders zou zijn, indien er betere leiding
was en aan het hoofd een persoon stond, die zijn onderge