178 MAANDAG 30 OCTOBER 1916. school, wordt door mij erkend, maar wij moeten nu eenmaal rekening houden met den toestand, zooals die hier in Leiden is en die is van dien aard, dat wij mijns inziens met de af schaffing van het ambulantisme het onderwijs alhier zeer zou benadeelen. Nu nog een enkel woord over de verdeeling van de werk zaamheden in het College van Burgemeester en Wethouders! Ik kan met de critiek, die op dit punt is uitgeoefend, niet medegaan. Ik meen, dat wij als Raadsleden over het alge meen moeten berusten in de regelingen, die Burgemeester en Wethouders op dit gebied zelf treffen. Het is nog slechts enkele jaren geleden, dat de Raad besloten heeft tot aan stelling van een vierden Wethouder. Toen ik in 1893 in den Raad kwam, waren er maar drie Wethouders en die heeren waren toen alle drie in het particuliere leven druk bezet met werkzaamheden en zoo is er besloten met het oog daarop een vierden Wethouder aan te stellen, terwijl de behandeling der sociale aangelegenheden toen als een afzonderlijke tak van werkzaamheid in het College is genoemd geworden. Nu meen meen ik, dat wij bij de beoordeeling van het aantal Wet houders 3 of 4 ook eenigszins rekening moeten houden met de vergoeding, die zij voor hun werkzaamheden krijgen. Is nu een bezoldiging van 1500.een bedrag, dat met reden grond en recht geeft om van de Wethouders die werk zaamheden te eischen, die van hen zullen worden gevorderd, wanneer er 3 in plaats van 4 Wethouders zullen zijn. Men is indertijd overgegaan tot de aanstelling van een vierden Wethouder, omdat men van oordeel was, dat het werk voor 3 te zwaar was. Nu is het mogelijk dat men iemand benoemt, die geen particuliere werkzaamheden heeft, zoodat hij al zijn tijd zal kunnen besteden aan zijn wethouderschap. Maar dan zal men toch moeten toegeven, dat een salaris van ƒ1500. niet voldoende is. Nu vraag ik: wat is beter, ƒ6000.— uit te betalen aan 3 of aan 4 Wethouders. Wanneer men de werkzaamheden vermeerdert, is er alle reden om het salaris te verhoogen. Ik zou zeggen: laat ons in dit opzicht voorzichtig zijn en ons toevertrouwen aan de leiding van Burgemeester en Wethou ders waarvoor zij ons alle reden geven. De voorstellen, die van hen uitgaan, zijn algemeen wel doordacht en duidelijk gemotiveerd, waarop al zeer weinig valt aan te merken. Nu wordt beweerd, dat een te groot aandeel van het werk op de schouders van den Burgemeester is geladen, en de Wethou ders een te ondergeschikten rol spelen, doch opgemerkt zij, dat alle voorstellen het resultaat zijn der besprekingen in het geheele college, zoodat de Wethouders van de verschillende zaken op de hoogte zijn en tegenover de verschillende zaken niet vreemd staan. De heer Sijtsma. Dat moest er nog bij komen. De heer Pera. De redeneering van den heer Sijtsma vind ik zonderling en bovendien onrechtvaardig. Men heeft gespro ken over den financieëlen toestand der gemeente. Zoolang als ik zitting heb in den Raad, is hierover geklaagd geworden. En menigmaal is er gevraagdwaar moet het met Leiden naar toe. Tot op dit oogenblik zijn wij er gekomen en ik heb hoop, dat dit verder ook wel het geval zal zijn. De heer Huurman. M. d. V. Een enkel woord naar aanlei ding van de vraag in een sectie gesteld: Hoe is het stand punt van Burgemeester en Wethouders in zake de volkshuis vesting? Die vraag is m. i. beantwoord op de wijze als door den heer van der Pot gekenschetst. Ik lees hier: een lid vroeg naar het standpunt van Bur gemeester en Wethouders ten opzichte van de volkshuisvesting; of Burgemeester en Wethouders vasthouden aan het denk beeld dat woningen van ƒ2.huurwaarde moeten worden gesticht. Hierop antwoorden Burgemeester en Wethouders: Wonin gen van lage huurwaarde, b.v. van ƒ2.25 per week, kunnen naar het oordeel van ons College in Leiden niet worden gemist. Maar het blijkt ten eenenrnale onmogelijk om woningen te bouwen van een huurwaarde van ƒ2.25 per week. Dat is iets, waaraan de particuliere nijverheid niet kan voldoen. Wanneer Burgemeester en Wethouders van meening zijn, dat Leiden niet buiten zulke woningen kan, dan moet door Burgemeester en Wethouders worden uitgezien naar middelen om den bouw van zulke woningen te bevorderen. De Voorzitter. Volkomen juist. De heer Huurman. U zegt juist. Dit is echter niet geant woord, op de vraag, die hier verder volgt. Ik lees: Door een ander lid werd opgemerkt, dat de gemeente niet veel doet om het den particulieren bouwers gemakkelijk te maken door, zooals bijv. in sommige andere gemeenten geschiedt, grond te koopen en tegen den kostenden prijs beschikbaar te stellen. Er wordt door Burgemeester en Wethouders geantwoord, dat de particuliere bouwmaatschappijen en bouwonderne mers zoo vroegtijdig op gunstig gelegen bouwgrond beslag leggen, dat de gemeente zelden in de gelegenheid is, bouw terrein aan te koopen, en zich in den regel moet bepalen tot het verwerven van uitgestrekte complexen grond, op groote ren afstand van de bebouwde kom. In aansluiting hiermede zou ik wenschen op te merken, dat er nog andere wegen zijn om de particuliere bouwnijverheid aan te moedigen en aldus te trachten spoediger te voorzien in den enormen woning nood, die er op dit oogenblik heerscht. Ik geloof, dat, wanneer er een 300 a 400 woningen a ƒ2,25 per week nog te huur waren, deze in zeer korten tijd bewoond zouden zijn. Daarom zou ik willen vragenis het niet mogelijk om aan bouw ondernemers, die dat wenschen, een toeslag te geven op den straataanleg. Dat heeft de gemeente o. a. gedaan bij het bouwen van huizen aan straten achter den Heerensingel door de Vereeniging voor de verbetering der volkshuisvesting. Daar heeft de gemeente de straat aangelegd om zoodoende het stichten van woningen te bevorderen. Is het nu niet mogelijk, dat men dit ook doet ten opzichte van particuliere bouwers, dat de gemeente het terrein onder zekere voorwaarde beschik baar stelt, of door het verschaffen van een hoogere hypotheek, dan gebruikelijk is. Zooals men weet, wordt er gewoonlijk 70 hypotheek verstrekt. Is het niet mogelijk, dat men 90 of 95 °/o verschaft. Het is toch een feit, dat een particu liere bouwondernemer steeds veel goedkooper en doelmatiger bouwt dan Vereenigingen tot verbetering der volkshuisves ting. En wanneer nu Burgemeester en Wethouders tot een bedrag van 99 rentegarantie verleenen ten behoeve dier vereenigingen, is het dan niet mogelijk, dat men aan parti culiere bouwers 95 verstrekt? Men zal dan ongetwijfeld de particuliere bouwnijverheid aanmoedigen. Uit het antwoord van Burgemeester en Wethouders blijkt, dat men het bouw plan in de Bouwelouwensteeg niet gewenscht acht, zoolang de bouwplannen op het Kooiterrein nog niet tot uitvoering zijn gekomen. Daarna pas wenschen Burgemeester en Wet houders over te gaan tot verbetering van de Bouwelouwen steeg. Ik weet wel, dat genoemde vereenigingen actief zijn, maar de uitvoering geschiedt uit den aard der zaak lang zaam, en als men nu wacht totdat het Kooiplan tot uitvoe ring is gekomen, dan zal intusschen de woningnood zoo stijgen, dat men de burgerij niet meer voldoende zal kunnen huis vesten. Het is mij toch bekend, dat nu reeds verscheidene gehuwde kinderen bij hun ouders inwonen, omdat er geen woning te krijgen is. Ik geloof dus, dat het op den weg ligt van het gemeentebestuur om beter dan tot dusverre is geschied, in te grijpen in het belang der volkshuisvesting. De Voorzitter. Wanneer U die vraag in de afdeelingen hadt gesteld, zoudt U daar ongetwijfeld antwoord op hebben gekregen, maar ik zie hier in het sectieverslag niets van een opmerking omtrent het geven van hypotheek op grond. Er is alleen gevraagd, zooals hier in het verslag is weergegeven, of Burgemeester en Wethouders het de particuliere bouwers niet gemakkelijker zouden willen maken door, zooals in som mige gemeenten geschiedt, grond aan te koopen en tegen den kostenden prijs beschikbaar te stellen. Daarop hebben wij het door U aangehaalde antwoord gegeven. Of onder die opmer king nu een andere bedoeling zit, kunnen wij niet vermoeden. Wanneer U die opmerking in de afdeelingen hadt gemaakt, dan zouden wij U daarop met genoegen hebben geantwoord. De heer Huurman. Er is in de afdeelingen toch gevraagd, wat het standpunt van Burgemeester en Wethouders is ten opzichte van de volkshuisvesting, of zij meenen, dat er hier woningen genoeg zijn van een huurwaarde van ƒ2.a 2.25 en of het gewenscht is, dat dergelijke woningen worden ge sticht? Het antwoord van Burgemeester en Wethouders daarop luidt, dat zij het wenschelijk achten, dat er woningen van 2.25 per week worden gesticht. Maar, Mijnheer de Voorzitter, dat is de bedoeling niet van die vraag. De Voorzitter. Dat kunnen wij niet weten, dan moet men de bedoeling van zoo'n vraag maar duidelijker weergeven. De heer Huurman. M. d. V. Zooals de vraag hier staat, is zij overbodig, ook het antwoord zegt niets. Ik neem daarom de vrijheid om die vraag thans nog eens te stellen. Wanneer in het belang der volkshuisvesting gevraagd wordt, of het gewenscht is, dat er in Leiden woningen worden ge sticht van ƒ2.a ƒ2.25 per week, dan is het natuurlijk de bedoeling als het antwoord bevestigend luidt, op welke wijze dit zal worden bevorderd. En nu wordt er geantwoorddat er in den naasten omtrek van Leiden geen grond meer be schikbaar is. Nu zou ik willen vragen: is het dan niet mogelijk, dat op een andere wijze wordt geholpen. Ik geloof, dat, wanneer ik deze vraag stel, ik niet buiten de orde ben.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 10