GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
421
IN6EKOHE9 STUKKEN.
N°. 228. Leiden, 28 October 1916.
Tegen de voordracht van Burgemeester en Wethouders ter
verhooging van volgn. 223 der begrooting van 1916 met
ƒ10000.— (Ing. St. No. 221) heeft de Commissie van Finan
ciën geene bedenking.
Zij adviseert u mitsdien tot vaststelling van de daartoe
strekkende begrootingsregeling te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 229. Leiden, 30 October 1916.
Onder verwijzing naar eene in de Leeskamer ter inzage
liggende lijst van op de Stadstimmerwerf en op de Hulpwerf
aanwezige, buiten gebruik gestelde, voorwerpen en materialen,
geven wij Uwe Vergadering, overeenkomstig het advies der-
Commissie van Fabricage, in overweging tot den openbaren
verkoop dier zaken te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 230. Leiden, 31 October 1916.
Bij arrest van 29 Mei 1916 heeft de Hooge Raad beslist, dat
artikel 2716 der Algemeene Politieverordening van 's-Graven-
hage, waarbij aan een Commissie de beslissing wordt over
gelaten bepaalde lichtbeeldenvertooningen voor kinderen be
neden de zestien jaar schriftelijk goed te keuren en daarmede
in afwijking van het gestelde verbod, vergunning te verleenen
om tot zoodanige vertooning ook kinderen toe te laten, betreft
eene daad van uitvoering, die volgens art. 188 der Gemeen
tewet behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van den Burge
meester.
Bedoelde bepaling en het daarmede eene ondeelbare wils
verklaring vormende verbod werden geacht te zijn in strijd
met de wet en dus onverbindend.
Aangezien de bepalingen van onze Lichtbeeldenverordening
gelijkluidend zijn aan art. 2716 der Haagsche Politieverorde
ning, is het noodig onze verordening te herzien, en haar aan
de jurisprudentie van den Hoogen Raad aan te passen.
Dit kan zeer eenvoudig geschieden door in art. 2 sub 1°
der verordening de door Burgemeester en Wethouders aan
gewezen Commissie te vervangen door den Burgemeester.
De Commissie verliest daarmede haar zelfstandige bevoegd
heid. Wellicht zal echter de Burgemeester op haar advies
blijven prijsstellen.
Naar aanleiding van het bovenstaande hebben wij derhalve
de eer U in overweging te geven de volgende verordening
vast te stellen.
VERORDENING, tot wijziging van de verordening van 14
Januari 1915 (Gemeenteblad No 2) betreffende het
toelaten van kinderen tot lichtbeeldenvertooningen.
Eenig Artikel.
Art. 2 sub 1° van bovengenoemde verordening wordt aldus
gelezen
»op hetgeen vertoond wordt, voorat schriftelijk goedkeuring
is verkregen van den Burgemeester".
De Commissie voor de Strafverordeningen.
Aan den Gemeenteraad.
N°. 231. Leiden, 6 November 1916.
Nu de verwijding der Pauwbrug geheel gereed is, blijkt
dat de werkelijke kosten 11481.24 hebben bedragen, d. i.
481.24 meer dan in ons voorstel van 25 April 1916 (lngek.
Stukken n°. 99) globaal geraamd werd.
Deze overschrijding is hoofdzakelijk een gevolg van het
tijdens de uitvoering van het werk bloot komen van veertien
paalstompen in het verwijde spoel, welke stompen in verband
met de noodzakelijke bodemdiepte der vaargeul, geheel ver
wijderd moesten wordende kosten hiervan bedroegen ƒ300.
Verder zijn verschillende in het bestek opgenomen stelposten
voor het verbeteren en versterken van bepaalde onderdeelen
der brug overschreden, doordat na het afbreken der brug
meer werk bleek noodig te zijn, dan bij het vroeger gedaan
uitwendig onderzoek was te constateeren.
Tengevolge van een en ander ontstond een post voor meer
werk van 643.54, waardoor een tekort van 481.24 op het
geheele werk werd veroorzaakt.
Van dit bedrag zal aan Katwijk 81 of 389.80* in
rekening worden gebracht, terwiji 19% of een bedrag van
f 91.43* voor rekening van Leiden blijft.
In aansluiting aan de in Uwe Vergadering van 4 Mei 1916
vastgestelde begrootingsregeling ter zake van de aan de Pauw-
brug uit te voeren werken, bieden wij U hierbij overeen
komstig het advies der Commissie van Fabricage een supple-
toire begrooting, dienst 1916, ter vaststelling aan, waarbij de
hierop betrekking hebbende posten in ontvang en uitgaaf tot
een bedrag van f 481.24 worden verhoogd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 232. Leiden, 7 November 1916.
Onder verwijzing naar nevensgaand schrijven van de Com
missie van Beheer over de gestichten Endegeest, Voorgeest en
Rhijngeest geven wij U in overweging ons College te mach
tigen tot H. M. de Koningin het verzoek te richten den termijn,
gedurende welken in elk van de twee houten hulppaviljoens
op Endegeest 12 vrouwen mogen worden verpleegd, te verlen
gen tot ultimo Juni 4917 of zooveel vroeger als het nieuwe vaste
paviljoen in gebruik zal kunnen worden genomen, en den termijn,
gedurende welken in elk der beide paviljoens voor jeugdige
idioten zes patiënten boven het bepaalde maximum mogen
worden verpleegd, te verlengen tot ultimo December 1917.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 30 October 1916.
Zooals Uw College bekend zal zijn, werd bij Koninklijk
Besluit van 5 December 1914 No. 19 het gebruik der houten
hulppaviljoens van het gesticht »Endegeest", waar de patiënten
worden verpleegd, voor wie het krachtens Raadsbesluit van
16 October 1913 te bouwen nieuwe paviljoen bestemd is,
toegestaan tot 31 December 1916 of zooveel eerder als het
nieuwe paviljoen eerder gereed was.
Tengevolge van de tijdsomstandigheden heeft de bouw van
bedoeld nieuw paviljoen telkens stagnatie ondervonden en zal
het niet op den in het Koninklijk Besluit gestelden termijn
gereed kunnen zijri.
Dientengevolge zijn wij verplicht Uwe medewerking in te
roepen ten einde alsnog continuatie van het gebruik der
houten hulppaviljoens te verkrijgen. Wij verwachten, dat de
ingebruikneming van het nieuwe paviljoen uiterlijk op 1 Juli
1917 zal kunnen geschieden en zouden dus tot dat tijdstip
het gebruik der hulppaviljoens wenschen te zien bestendigd.
Voorts vestigen wij er Uwe aandacht op, dat op 31 Decem
ber a. s., de termijn eindigt, voor welken bij Koninklijk Be
sluit van 16 September 1915, No. 38 vergunning was verleend
om in het gesticht Voorgeest" 12 patientjes boven het vast
gestelde maximum te verplegen.
Waar thans de redenen, welke het vorige jaar er toe leidden,
aan Hare Majesteit de Koningin de daartoe vereischte ver
gunning te verzoekennog onverzwakt van kracht zijn, zouden
wij er prijs op stellen, dat deze vergunning wederom voor
een jaar werd verlengd.
Naar aanleiding van het bovenstaande hebben wij de eer
Uw College in overweging te geven den Raad voor testellen
U te machtigen om tot Hare Majesteit de Koningin het ver
zoek te richten het Koninklijk Besluit van 16 September
1895, Staatsblad No. 161, laatstelijk gewijzigd bij Koninklijk
Besluit van 16 September 1915, No. 38, in dier voege te
herzien, dat in artikel 2
a. in het 3e lid worde gelezen»30 Juni 1917" inplaats
van »31 December 1916";
b. in het 4e lid worde gelezen „31 December 1917" inplaats
van »31 December 1916".
Wij brengen voorts in Uwe herinnering, dat het een goede
gewoonte is aan Gedeputeerde Staten dezer provincie, die
zich contractueel verbonden hebben aan de gemeente Leiden,
de genoemde houten paviljoens in gebruik af te staan gedu
rende het tijdvak bij Koninklijk Besluit bepaald of te bepalen,