DONDERDAG 19
OCTOBER 1916.
161
Het is mij gebleken, dat de heer Fokker de verschillende
verordeningen ijverig heeft bestudeerd, in het bijzonder die
van Deventer, maar in geen enkele heb ik gevonden, dat de
Raad de benoeming aan zich heeft gehouden. Dit is ook zeer
natuurlijk, want het geldt hier eerie tijdelijke benoeming. Dit
maakt een enorm verschil. De verantwoordelijkheid van Bur
gemeester en Wethouders zal grooter worden, wanneer zij
instaan voor den Directeur, die door hen is benoemd. Het kan
ook moeilijk anders, dan dat de Directeur door Burgemeester
en Wethouders wordt benoemd. Bij andere bedrijven is het
een geheel ander geval. Daar kan men door het geven van
flinke traktementen de zaak min of meer dwingen. Men kan
overal informaties gaan inwinnen. Hier is feitelijk al iemand
bij voorbaat aangewezen, die hoofd moet worden. Het is
eigenlijk een bijbaantje en wat hij ontvangt niet veel meer
dan een gratificatie. Bovendien moet men niet vergeten, dat
de hoofdleider van dit bedrijf ieder oogenblik met Burge
meester en Wethouders in aanraking zal komen. Het is dus
niet een afzonderlijk bedrijf, dat hij leidt, zooals dit het ge
val is met de gasfabriek.
Nu zou het toch heel vreemd zijn, dat, gesteld, U heeft
iemand noodig op Uw kantoor, ik, wanneer U een uitstekend
man wist, zou zeggen: neen dien krijgt U niet; ik zal U dien
of dien geven. Waar het hier een tijdelijke betrekking geldt,
en deze ambtenaar in voortdurend persoonlijk contact moet
staan met Burgemeester en Wethouders, daar ben ik van
meening, dat men zijne benoeming moet overlaten aan Bur
gemeester en Wethouders.
Hetzelfde geschiedt in andere plaatsen en in Utrecht wordt
zelfs het traktement van den Directeur door het College van
Burgemeester en Wethouders bepaald.
In de meeste plaatsen heeft men voor die betrekking een
gemeenteambtenaar, aangewezen door Burgemeester en Wet
houders. Het College van het Dagelijksch Bestuur kan mijns
inziens toch het best beoordeelen, wie onder haar ambtenaren
de meest geschikte persoon is om aan het hoofd van dit be
drijf te staan. Burgemeester en Wethouders zijn in deze toch
zonder twijfel het meest geschikt om een dergelijk persoon
te benoemen.
Wanneer het amendement van den heer Fokker werd
aangenomen, zouden Burgemeester en Wethouders niet eens
het recht van voordracht hebben. Nu hebben Burgemeester
en Wethouders zelfs het recht van voordracht voor den Di
recteur van Gemeentewerken, voor den Geneesheer-Directeur
van Endegeest en den Directeur der Lichtfabrieken, kortom,
voor alle groote gemeentebedrijven. Wat zou nu het nut zijn
van een benoeming van dezen Directeur door den Raad? Dan
zouden Burgemeester en Wethouders moeten samenwerken
met een hun vreemd persoon. Ook is er nog een redactioneel
bezwaar tegen het amendement. Het amendement van den
heer Fokker luidt, te lezen in art. 5:
In plaats van »door Burgemeester en Wethouders"»door
den Raad." Leest men nu art. 5, aldus gewijzigd, dan krijgt
men het volgende: »De Directeur wordt benoemd en ontsla
gen »door den Raad." Zijn benoeming is van tijdelijken aard.
Zijn instructie wordt vastgesteld »door den Raad". Bij ongesteld
heid, afwezigheid ot ontstentenis van den Directeur wordt in de
waarneming van zijn betrekking door «den Raad" voorzien. De
Directeur wordt bijgestaan door het noodige tijdelijke per
soneel, dat door »den Raad" wordt benoemd en ontslagen."
Elk loopjongetje zou dus ook door den Raad benoemd en
ontslagen moeten worden! Hoe zou men een dergelijk amen
dement nu kunnen overnemen? Ik zou de heeren dan ook in
overweging willen geven om dit amendement te verwerpen
en het artikel, zooals Burgemeester en Wethouders dat hebben
voorgesteld, aan te nemen.
De heer Fokker. M. d. V. Het is wel gemakkelijk om
iemand belachelijk te maken, en daarin bent U ook nu weder
uitstekend geslaagd. Als U mij intusschen had willen begrijpen
zooals hier de leden in mijn buurt mij hebben begrepen, dan
hadt U, die zoo uitstekend van de zaken op de hoogte is, heel
gemakkelijk kunnen nagaan dat dit in het geheel mijn bedoeling
niet was. Formeel hebt U gelijk. Het staat er. En het was
een prachtige vondst om te mijnen koste eens te laten lachen en
zoo het amendement te doen vallen. Mijn bedoeling was echter,
dat alléén de Directeur benoemd en ontslagen wordt door
den Raad. Dat heb ik in mijn toelichting ook duidelijk genoeg
doen uitkomen en wie aan mijn amendement zulke vreemde
consequentiën toekende, had daaraan wel eenige meerdere
aandacht mogen schenken. Intusschen voel ik wel wat voor
het bezwaar van U omtrent de voordracht en acht ik het ook
wel wenschelijk, dat Burgermeester en Wethouders bij de
benoeming den Raad een zekere leiddraad geven. Daarom zou
ik mijn amendement aldus willen formuleeren: te lezen in
art. 5, alinea 1, inplaats van »door Burgemeester en Wet
houders": »door den Raad, na ontvangst van een voordracht
van twee personen, door Burgemeester en Wethouders in te
dienen". Dan hebben Burgemeester en Wethouders ook in
vloed op de benoeming en ik ben het volkomen eens, dat dit
gewenscht is, daar Burgemeester en Wethouders dagelijks met
den te benoemen persoon moeten omgaan. Maar ik geloof
toch, dat de Raad ook eenigen invloed moet hebben. U heeft
gezegd, dat ik zoo vlijtig de verordening van Deventer heb
bestudeerd en dat het daar zelfs niet in stond. Ik zeg nu,
dat Burgemeester en Wethouders of degene, die voor hen
deze verordening heeft ontworpen, ook vlijtig die verordening
heeft bestudeerd, want deze verordening, en ook andere, draagt
er duidelijk de kenmerken van, dat bij de redactie van andere
verordeningen gebruik is gemaakt. Als Burgemeester en
Wethouders dat doen, is dat natuurlijk erg goed, maar
als een lid van den Raad hetzelfde doet, dan deugt het niet
en wordt hij er belachelijk om gemaakt. Enfin, daar went
men aan.
Ik handhaaf mijn amendement maar met de wijziging, die
ik zooeven heb genoemd.
De Voorzitter. De heer Fokker stelt dus nu het volgende
amendement voor:
»te lezen in art. 5 lid 1
in plaats van »door Burgemeester en Wethouders", «door
den Raad uit een voordracht van twee personen door Burge
meester en Wethouders aan den Raad aan te bieden".
Ook dit voorstel moet ik om formeele redenen bestrijden,
omdat het hier niet eene gewone benoeming is. Het geldt hier
het aanwijzen van een ambtenaar voor een werkkring van
slechts tijdelijken aard en dit moet men m. i. aan Burge
meester en Wethouders overlaten.
Zooals thans het voorstel luidt, wordt het eene kwestie
van zuiver formeelen aard. Wanneer een tweetal wordt op
gemaakt, dan wordt No. 1 geplaatst degene, dien wij het meest
geschikt achten. Het is heel lastig een geschikt persoon te
vinden, omdat rekening moet worden gehouden met het trakte
ment, dat aan deze betrekking is verbonden. Ik zou niemand
anders weten, die voor deze betrekking geschikt zou zijn. En
wat zal men door dit amendement bereiken? Dit, dat men
tot de volgende vergadering zal moeten wachten met het doen
van eene benoeming.
Waar het hier gaat om eene formeele kwestie, daar acht ik
beter om de vraag, of het de voorkeur verdient, dat de Raad
of Burgemeester en Wethouders het recht van benoeming
hebben, uit te vechten, wanneer er een onderwerp van meer
belang dan dit aan de orde is. Ook al is men een voorstander
van het benoemingsrecht van den Raad, dan nog zou men
m. i. de benoeming in dit geval over moeten laten aan Burge
meester en Wethouders.
De heer Pera. De bedoeling van den heer Fokker heeft
wel mijne sympathie. Meermalen heb ik in den Raad gepleit
voor het benoemingsrecht van den Raad, maar in dit geval
meen ik toch mede te moeten gaan met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders. De heer Fokker moet m.i.
rekening houden met het feit, dat wij hier te doen hebben
met een arbeid voortvloeiende uit de moeilijkheden, door den
oorlog veroorzaakt. Wanneer het hier gold eene zaak van
blijvenden aard, dan was het een ander geval. Het is hier
slechts voor een tijd, dat deze ambtenaar zal worden benoemd.
En waar er hier zooveel van afhangt, wie aan het hoofd van
dit tijdelijk bedrijf wordt gesteld, daar meen ik, dat het de
aangewezen weg is voor den Raad om de benoeming aan
Burgemeester en Wethouders over te laten, temeer waar het
bekend is, dat de te benoemen persoon voor dit werk uit
nemend geschikt kan geacht worden.
De heer van der Pot. M. d. V. Aanvankelijk heb ik gemeend,
dat in dit amendement van den heer Fokker wel eene juiste
gedachte lag opgesloten, niet, omdat ik zoo sterk gesteld
ben op uitbreiding van het benoemingsrecht van den Raad,
maar op grond van analogie met de andere bedrijven, waar
van ook de chef door den Raad benoemd wordt. Bij nadere
overdenking is mij dit evenwel niet juist gebleken, echter om
eenigszins andere redenen dan door U en door den heer Pera
zijn aangevoerd, en daarom veroorloof ik mij nog even mijn
meening te zeggen. Het komt mij voor, dat dit bedrijf zich
van alle andere die wij reeds hebben, principieel onderscheidt,
omdat het niet behoort tot het gebied der autonomie van de
gemeente, maar omdat het alleen behulpzaam is bij de uit
voering van de rijkswet, waarvoor Burgemeester en Wethou
ders alleen de volle verantwoordelijkheid hebben te dragen.
Op grond dier verantwoordelijkheid van Burgemeester en
Wethouders en niet op grond van het slechts tijdelijk karakter
van het bedrijf of van de nauwe aanraking van den Direc
teur met Burgemeester en Wethouders, zal ik stemmen tegen
het amendement van den heer Fokker, want een benoeming
door den Raad zou met die uitsluitende verantwoordelijkheid
van Burgemeester en Wethouders in strijd zijn.