158
DONDERDAG 19
OCTOBER 1916.
een aannemer uit Utrecht, die voornemens was in te schrijven op
een werk, dat hier zou worden aanbesteed. Allereerst vroeg hij
inlichtingen omtrent eventueel hier beschikbare werkkrachten,
maar verder ook omtrent de loonen, waarmee hij bij zijne
inschrijving rekening zou moeten houden. De directeur heeft
daarop geantwoord, dat de Beurs zich niet aldus met het
loonvraagstuk. tusschen werkgever en werknemer irdiet. Na
eenige bespreking, waarbij bleek, dat het niet zoo zeer om
loonen zelf als wel om de verhoudingscijfers te doen was,
werd hem gewezen op de lijst van de minimum-loonen in
geipeentebestekken, die in het lokaal der beurs voor iedereen
ter inzage hangt. En ook dat heeft de betrokken ambtenaar
nog niet gedaan, zonder er uitdrukkelijk op te wijzen, dat die
cijfers slechts minima voorstellen, dat reeds bij hun vast
stelling in het begin van 1914 de werkelijke loonen daar
bovenuit gingen, en dat zij thans vooral niet in overeen
stemming zijn met de werkelijk gegeven loonen. Bedoelde
aannemer verklaarde dat ook zeer goed in te zien, en ze
alleen als verhoudingscijfers te beschouwen.
En uit dit eenvoudige voorval is nu bezig de legende te
groeien, dat de Leidsche Arbeidsbeurs de in Maart 1914 vast
gestelde minimum-loonen bij gemeentebestekken zou hebben
aangeprezen als in de praktijk tegenwoordig geldende loon-
cijfers. Het is tegen dit verhaal, (lat zich in Leiden nog ver
breidt, dat ik ten zeerste meen te moeten opkomen.
De heer Fischer. M. d. V. Het doet mij genoegen van den
heer van Tol te hebben vernomen, dat hij het met ons eens
is, dat er op het oogenblik geene aanleiding is verandering
te brengen in de minimumloonregeling. De toestand is zoo
abnormaal, dat er aan een normaliseering niet te denken valt.
Zooals aan de heeren wel bekend zal zijn, wordt de minimum
loonregeling geregeld herzien, en dat zal ook weer gebeuren,
zoodra er weer een normale toestand zal zijn ingetreden.
De heer van Tol. Ik heb gezegd, dat het m.i. niet goed
zou zijn om op het oogenblik het loon van een paar vakken
te gaan verhoogen, maar dat de geheele regeling moest worden
herzien, wel niet op het oogenblik, omdat de tijdsomstandig
heden hier niet gunstig voor waren, maar omdat ik vertrouwde,
dat' dit het volgend voorjaar zou gebeuren. Verschillende
vereenigingen in de stad zijn in onderhandeling met den
Patroonsbond om te krijgen een collectief contract. Wanneer
dit is vastgesteld, hoop ik, dat wij niet ten achter zullen
blijven, maar ons zullen aanpassen aan de bepalingen omtrent
het minimumloon daarin vervat.
De beraadslaging wordt gesloten.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies besloten.
IX. Verordening, betreffende het tijdelijk levensmiddelen-
bedrijf der gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. No. 210).
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer van der Elst. M. d. V. Namens de Commissie
voor de Huishoudelijke Verordeningen vraag ik U, waarom
deze Commissie niet verzocht is geworden haar advies over
deze verordening uit te brengen?
De Voorzitter. Dat wij de Commissie voor de Huishoude
lijke Verordeningen niet hebben gehoord, is een omissie, die
niet met opzet is gebeurd, maar wij hebben met deze zaak
zoo'n grooten spoed moeten betrachten, dat wij vergeten
hebben de Commissie hierover te hooren. Dit stond in ver
band met het feit, dat wij nog vóór de behandeling van de
begrooting voor 1917 gereed wilden zijn met de organisatie
van dit bedrijf, waardoor de begrooting zeer vereenvoudigd
wordt, omdat nu de anders verspreide posten bijeen worden
gevoegd. Bovendien drong de Regeering op spoed aan, mede
in verband met de tijdelijke werking van de verordening.
Overigens moet men de beteekenis dezer verordening niet
overschatten. Het belangrijkste artikel is artikel 8, inhoudende
dat de inkomsten en uitgaven van het bedrijf worden afge
scheiden van die der gemeente. Daardoor wordt de adminis
tratie gecentraliseerd en vereenvoudigd. Er behoeven nu niet
voor al die verschillende uitgaven mandaten te worden
gemaakt. Ook de controle wordt nu beter geregeld, doordat
de boeken door een deskundige zullen kunnen worden nage
zien en het bedrijf overzichtelijk zuilen weergeven. Maar van
ingrijpenden aard zijn deze wijzigingen niet. Ik geel echter toe,
dat waar wij een speciale Commissie voor Huishoudelijke
Verordeningen hebben en er hier geen beheerscommissie is,
wij de verordening eerst naar die Commissie hadden kunnen
sturen. Ik herhaal echter, dat dit een omissie is, die niet met
opzet heeft plaatsgehad.
De heer van der Elst. M. d. V. Het is niet de eerste
keer, dat de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen
is overgeslagen. Indertijd, toen de verordening op de Bank
van Leening aan de orde was, heeft men ook verzuimd het
advies van die Commissie te vragen. Kort geleden heb ik
namens de Commissie gevraagd om het advies van onze
Commissie in te winnen omtrent de door Burgemeester en
Wethouders voorgestelde wijzigingen in het Reglement tot
regeling van de rechtspositie van gemeenteambtenaren. Dat
heb ik verzocht aan den secretaris. Niet alleen is ons daar
omtrent geen advies verzocht, maar ik heb op die vraag
niet eens antwoord gekregen. Ik weet niet, of het de bedoe
ling is van Burgemeester en Wethouders om de Commissie
voortaan buiten alle zaken te houden, want in dat geval
zouden wij die Commissie wel kunnen ontbinden.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik zou er even op willen
wijzen, dat wij wat betreft het laatste punt, door den heer
van der Elst ter sprake gebracht, met een misverstand te
maken hebben. De heer Van der Elst, had n.l. gevraagd om
het gewijzigde concept van het ambtenarenreglement, nog
te stellen in handen van de Commissie voor de Huishoude
lijke Verordeningen ter uitbrenging van advies. Toen heb ik
gezegd, dat daartegen geen bezwaar bestond, maar dat dan
naar mijn meening de sectievergaderingen moesten worden
uitgesteld, omdat dan eerst nog moest worden gewacht, totdat
het advies der Commissie zou zijn ingekomen. De heer van
der Elst heeft mij daarop geantwoord, dat hij dit met mij
eens was, maar later heeft hij mij te kennen gegeven, dat
bij nader inzien naar zijn meening de sectievergaderingen
toch wel konden doorgaan. Daarop heb ik aan den secretaris
gezegd: »de heer van der Elst komt erop terug" n.l., op
zijn meening, dat de sectievergaderingen niet door zouden
kunnen gaan welke woorden de secretaris echter in dien
zin heeft opgevat, dat de heer Van der Elst op zijn verzoek
om het gewijzigd ontwerp nog eerst naar de Commissie te
zenden, was teruggekomen. Dit is dus beslist een misverstand
geweest. Ik zal echter de laatste zijn om te beweren, dat de
klacht van den heer van der Elst in het algemeen ongegrond
is, want zooals de heeren weten, heb ik ook, toen ik de eer
bad voorzitter van die Commissie te zijn, wel eens een derge
lijke klacht in den Raad geuit. Het betreft hier echter altijd
een lastige kwestie. Wij hebben hier met een Commissie te
doen, wier taak min of meer in de lucht hangt. Eigenlijk
zou deze Commissie over alle mogelijke verordeningen, enkele
uitgezonderd, en over iedere kleine wijziging gehoord moeten
worden, en dat is toch niet altijd mogelijk. Die Commissie
wordt gepasseerd, maar hoe zal men het dikwijls anders doen
De werkkring van deze Commissie is zoo ruim, dat wel alles
aan haar zou kunnen worden gestuurd. Wanneer dit gebeurde
zou het wel eens kunnen gebeuren, dat de Commissie zelf
vroeg om haar maar liever niet meer zooveel te sturen.
Altijd heeft de Commissie er over geklaagd ik heb dat
vroeger zelf ook gedaan dat zij gepasseerd werd. Dit
geschiedt evenwel niet met opzet, niet uit minachting voor
de Commissie, maar omdat men eigenlijk niet goed weet,
over welke zaken men de Commissie wel en over welke niet
om advies moet vragen.
De Voorzitter. Deze verordening had heel goed aan de
Commissie gezonden kunnen worden, maar met die betreffende
de Bank van Leening was dit niet het geval. Daar was eene
andere Commissie voor, aan wie advies is gevraagd. Zoo wordt
er soms advies gevraagd aan de Commissie voor het Openbaar
Slachthuis, aan de Commissie van Beheer over de gestichten
Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest enz. Het is de gewoonte
om, wanneer ééne Commissie gehoord is, dan niet nog eens
eene andere Commissie om advies te vragen. Anders zouden
de verschillende zaken nooit op tijd in behandeling kunnen
worden genomen.
Deze verordening had evenwel aan de Commissie voor de
huishoudelijke verordeningen moeten zijn toegezonden. Dat
dit niet is gebeurd, is inderdaad eene omissie. Maar te onzer
verontschuldiging kan dienen, dat bij alle besluiten in de
onderhavige materie zoo'n groote haast is. Het is altijd spoed.
Zoo kreeg ik onlangs een telegram, waarin mij werd mede
gedeeld, dat, als ik varkens wilde hebben, door de Gemeente
in de kosten van het rijk moest worden bijbetaald. Zoo heeft
men telkens van die dingen; zij komen als het ware uit de
lucht vallen.
De heer van der Elst. In artikel 5 van de verordening
wordt de werkkring van de Commissie aangewezen. Er zijn
evenwel enkele uitzonderingen en ik geef toe, dat dit aantal
nog wel zou zijn uit te breiden. Er blijven evenwel toch nog
eenige gevallen over, waaromtrent de Commissie moet worden
gehoord. Wanneer nu in die gevallen de Commissie ook al
wördt gepasseerd, dan zou zij evengoed kunnen worden afge
schaft. Ik wil evenwel gaarne de excuses van Burgemeester