DONDERDAG 10 OCTOBER 1916. 157 De Gehoorzaal zal 8 dagen aan de Vereeniging ter beschik king staan. Men zal dan na dien tijd m. i. wel weer met het opschilderen kunnen gaan beginnen. U, Mijnheer de Voorzitter, wilt zoo menigmaal ons goede kooplieden doen zijn, laat ik het dan in deze zaak ook eens wezen. Wij zullen f 125.huur ontvangen en misschien voor f 200.schade lijden aan het gebouw. Daarom kan ik mij met het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet vereenigen. De heer Fokker. M. d. V. Aan de tegenstanders van het verhuren van de Stads-Gehoorzaal aan deze Vereeniging zou ik willen zeggenbedenkt toch, dat wij deze zaal niet hebben om onder een stolp te zetten en ze als een rariteit te laten zien, hoe mooi ze nu geschilderd is, maar om deze ten algemeenen nutte te gebruiken. Wanneer Burgemeester en Wethouders voorzorgsmaatregelen weten te nemen tegen eene eventueele beschadiging, laten wij de zaal dan gebruiken voor het doel, waarvoor zij bestemd is. De Voorzitter. Ik sluit mij volkomen aan bij hetgeen door den heer Fokker is gezegd. Een zaal is ééns nieuw en mooi, maar van lieverlede gaat dat mooie en nieuwe er af. Het gaat nu toch niet aan om de zaal onder een glazen stolp te plaatsen ten einde haar mooi te houden. Wij hebben deze zaal altijd voor deze vereeniging beschikbaar gesteld. Zij heeft altijd zeer interessante tentoonstellingen georganiseerd, die van heinde en verre werden bezocht, en die in geheel Neder land zeer goed bekend staan. Het pas opgeschilderd zijn van deze zaal is voor mij nu geen reden om deze niet te kunnen gebruiken. Ik heb vroeger nooit den indruk gekregen, dat deze zaal zoo beschadigd is geworden. Wij zullen natuurlijk nagaan, welke lokalen voor pluimvee beschikbaar kunnen gesteld worden en welke maatregelen er kunnen worden genomen om het beschadigen te voorkomen. Ik vind het wel wat bekrompen om de zaal nu niet te willen verhuren. Er zullen ook wel eens vergaderingen worden gehouden, waarvan de bezoekers zich niet zoo heel veel er om zullen bekommeren, dat de zaal pas opgeschilderd is. Zouden wij dan misschien eenige jaren de zaal slechts moeten beschikbaar stellen voor kalme, deftige bijeenkomsten? Ik kan hiervoor in het geheel niets voelen. Ook ik had het liever gehad, dat de vereeniging met haar verzoek was gekomen een jaar na de restauratie, maar dat dit nu gebeurt na een half jaar, is iets, waar niets aan is te doen. Daarom kan men het verzoek toch moeilijk van de hand wijzen. Bovendien geldt het hier niet de een of andere vermakelijkheid, maar is het voor een nuttig doel. Zooals de heer Fokker heeft gezegd: wij hebben de zaal niet om te laten zien, maar om deze te gebruiken. Den prijs hebben wij gemeend niet hooger, maar ook niet lager te moeten stellen. Het is naar onze meening een behoorlijke prijs. Waar er stemming over dit voorstel wordt verlangd, zal ik het voor stel van Burgemeester en Wethouders in stemming brengen. De heer Zwiers. M. d. V. Moet het verzoek van de Ver eeniging niet in stemming worden gebracht? De Voorzitter. Het voorstel van Burgemeester en Wet houders wordt altijd in stemming gebracht en dus niet het verzoek. De heer Zwiers. Ik zou bang zijn voor verwarring. De Voorzitter. Wanneer er een verzoek wordt ingediend, waarop door Burgemeester en Wethouders praeadvies is uit gebracht, dan moet altijd het voorstel van Burgemeester en Wethouders in stemming worden gebracht. De beraadslaging wordt gesloten. Met 20 tegen 5 stemmen wordt overeenkomstig het prae advies besloten. Vóór stemmen de heeren: van der Eist, Tepe, Heeres, Zwiers, van Tol, J. P. Mulder, Hartevelt, Hoogenboom, de Boer, van Hamel, Bots, Fischer, van der Lip, Fabius, Fokker, van der Pot, Briët, Timp, Vergouwen en A. Mulder. Tegen stemmen de heeren: van Romburgh, Botermans, Pera, Huurman en Sijtsma. IV. Voorstel tot wijziging der begrooting, dienst 1916, in verband met de betaling der duurtetoeslagen aan gemeente ambtenaren, der loonen van gemobiliseerde gemeentewerk lieden en der kosten verbonden aan de huisvesting van mili tairen in gemeentegebouwen. (Zie Ing. St. No. 209). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. V. Voorstel tot wijziging van de verordeningen: a. van 3 September 1895 (Gem.blad No. 6), voor de Hoogere Burgerschool voor Jongens; b. van 7 Mei 1896 (Gem.blad No. 5), voor de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. No. 214). Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. a. Het eenig artikel en daarna de geheele verordening wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. b. Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange nomen. VI. Voorstel tot aankoop, ten behoeve van de Stedelijke Electriciteitsfabriek, van een perceel grond onder de gemeente Noordwijk en tot beschikbaarstelling van de voor die aan koop benoodigde gelden. (Zie Ing. St. No. 217). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. VII. Verzoek van het Bestuur van »het Tehuis voor Vrouwen" om toekenning van een jaarlijksche subsidie. (Zie Ing. St. No. 215.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. VIII. Verzoek van de afd. Leiden van den Centralen Bond van Bouwvakarbeiders om verhooging van de minimumloonen van enkele categorieën van werklieden in bestekken van ge meentewerken. (Zie Ing. St. No. 208). De beraadslaging wordt geopend. De heer van Tol. M. d. V. Verandering in de bepalingen omtrent de minimumloonen van een paar vakken komt mij op het oogenblik ook niet raadzaam voor, maar wel zou ik het wenschelijk vinden, wanneer de verordening op de mini mumloonen in zijn geheel werd gewijzigd, ledereen zal het toch met mij eens zijn, dat wij wat betreft de prijzen der levensmiddelen op het oogenblik in zeer abnormale omstan digheden verkeeren. Nu zijn sommige loonen wel met enkele centen de hoogte ingegaan, maar andere weer niet. Dat wil dus niet zeggen, dat de loonen in overstemming zijn met den abnormalen toestand, dien wij op het oogenblik beleven. Ook het voorbeeld, dat Burgemeester en Wethouders in de ingekomen stukken aanhaalden, nl., dat de witters 20 a 30 cent verdienen, terwijl bij de loodgieters en huissmeden de loonen gelijk zijn gebleven, is m. i. geen argument tegen wij ziging van de verordening op de minimumloonen, want de loonen van huissmeden en loodgieters zijn ook beslist te laag. Zoo varieeren de loonen van smeden op het oogenblik tus- schen een bedrag van 20 en 25 cent. Het wil mij voorkomen, dat men hier in Leiden in dit opzicht zeer ten achter is. Burgemeester en Wethouders gaan zoo heb ik wel eens gehoord bij het bepalen van de loongrenzen ook na, hoeveel particulieren betalen, maar daarbij staat de gemeente al een heel eind ten achter.. De werklieden ondervinden daarvan de schade. Zoo is het ge beurd, dat een aannemer, die zich op de hoogte wilde stellen van de hoegrootheid der loonen hier ter stede zich tot de Arbeidsbeurs om inlichtingen wendde en toen zijn hem de loonen opgegeven, zooals die op het oogenblik nog gelden. Het gevolg was, dat aan de werklieden, die eene betere loonregeling verlangden, gezegd werdhet loon is bij de ge meente voor een timmerman en voor een metselaar 25 cents. En of er nu al werd beweerd, dat het loon hier minstens 3 cent was gestegen, men hield zich aan de opgave van de Arbeidsbeurs lk wil thans geen voorstel doen, maar ik vertrouw, dat in het voorjaar de geheele verordening zal worden herzien en in overeenstemming zal worden gebracht met de loonregeling, die bij de particulieren in de stad geldig is. De heer Zwiers. M. d. V. Ik heb niet zoo zeer het woord gevraagd om over het voorstel van Burgemeester van Wet houders te spreken, als wel om een legende uit de wereld te helpen, die hier in Leiden bezig is zich te vormen, en waar van ook de heer van Tol reeds blijkt te hebben gehoord, een legende namelijk betreffende de Arbeidsbeurs. Ik zal in het kort even meedeelen, wat de zaak is. Eenige maanden geleden vervoegde zich aan de Arbeidsbeurs

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 3