DONDERDAG 49 OCTOBER 1916. 167 Ik heb U van te voren op de hoogte gesteld van de vragen, die ik O wenschte te doen, zoodat ik hoop, dat U zult kunnen zeggen 1°. of het waar is, dat de bakkerspatroons zich tot U hebben gewend met het verzoek den maximumprijs te verhoogen, waarbij zij als doel hebben voorgegeven het loon der gezellen te verhoogen, en ten 2°. of het waar is, dat door U een onderzoek is in gesteld naar den toestand in de gezinnen der bakkersgezellen en zoo ja, of het dan waar is, dat U tot het resultaat is gekomen, dat de toestand der bakkersgezellen hier ter stede beter is dan van de werklieden in de andere bedrijven. De Voorzitter. Ik dank den heer Briët, dat hij mij van te voren heeft medegedeeld, dat hij van plan was een vraag te stellendaardoor ben ik in staat geweest mij eenigszins te oriënteeren. Ik heb ook het blaadje gekregen, waaruit de heer Briët de wetenschap heeft geput, die hij zooeven in het midden heeft gebracht. Ik kan het volgende antwoorden: Ik heb zelden een stuk gezien, welks inhoud zoo van het begin tot het einde uit den duim is gezogen. Ik heb wel bij mij gehad het doet er niet toe welke bakkerspatroons, die mij hebben verzocht, niet om den maximumprijs te verhoogen, maar om hem te verlagen. Dat klinkt misschien vreemd, maar het is niet zoo vreemd, wanneer men begrijpt, wat daarachter zat. Het is hier heelemaal een quaestie van con currentie tegen sommige coöperaties. Want men wilde dan voor dien lageren maximumprijs ook een lager gewicht leveren. De coöperaties zouden dan voor denzelfden maximumprijs brood leveren van één K.G., terwijl de andere bakkers daarvoor dan lichter brood zouden geven, 9 ons. Dan zou men kunnen concurreeren tegen de coöperaties. Nemen wij bijv. aan, dat de maximumprijs was 25 cent. Nu wilden de bakkerpatroons, die mij bezochten, dat zij in plaats van 1 K.G. voor 25 cent, 9 ons voor 23 zouden mogen leveren. De overigen zouden dus voor dien prijs van 23 cent brood van 1 K.G. leveren. Dat gaf hun wel niet veel meer wirist, maar zij waren dan in staat om te concurreeren. Men heett dus niet gevraagd verhooging van den maximumprijs, want dat had ik niet kunnen doen, daar de maximumprijzen door den Minister worden vast gesteld, maar verlaging. Ik had echter geen plan om aldus een groot gedeelte van de inwoners voor den gek te houden, die zouden meenen een brood van een K.G. te krijgen en in werkelijkheid maar 9/io ontvingen. Wat verder in dat blaadje staat omtrent een onderzoek naar den toestand der gezellen, is nog sterker uit den duim gezogen. Er was voor zoo'n onderzoek voor mij absoluut geen reden, daar bovenstaande vraag tot mij gericht werd om ge makkelijker te kunnen concurreeren, maar niet om de loonen te verbeteren. Ik kan mij alleen niet begrijpen, hoe iemand, die een verantwoordelijke positie inneemt in de vakbeweging zoo iets maar klakkeloos opschrijft, zonder bij zijn vakgenoo- ten of kameraden eens te informeeren, of ik daar geweest was om mij op de hoogte te stellen. Ik kan dan ook niet anders zeggen dan dat dit geheele verhaal van a tot z verzonnen is. De heer Briët. Ik zie nu in, hoe voorzichtig men moet zijn met het lezen van dergelijke verhalen in de krantjes. Omdat het mij zoo ongeloofwaardig voorkwam en omdat het wel eens goed is, dat de onwaarheden die er in vermeld staan, in het openbaar worden wederlegd, heb ik gemeend dit stuk ter sprake te moeten brengen. Ik kon er ook niet veel van ge- looven, maar wat mij het meest heeft verbaasd, is, dat dit stuk uitgaat van den secretaris van de vakvereeniging, die door zijn positie geacht moet worden beslist op de hoogte te zijn van al wat er in het bakkersbedrijf omgaat. Ik vind het hoogst onverantwoordelijk om dergelijke fanta sieën de wereld in te zenden zonder ook maar eenig onderzoek te hebben ingesteld. De Voorzitter. Ik kan thans nog aan de heeren mededee- len, dat het de bedoeling is van Burgemeester en Wethouders om Maandag 30 October om 1 uur vergadering te houden ter behandeling van de begrooting in plaats van Donderdag 26 October. De heer Briët. M. d. V. Is daar een bijzondere reden voor, dat van de gewoonte wordt afgeweken? De Voorzitter. Het sectie verslag is wat laat in ons bezit gekomen. 9 October is het ingekomen bij Burgemeester en Wethouders. Wij hebben er dadelijk werk van gemaakt. 16 October waren de voor ons noodige rapporten uitgebracht en heden is de Memorie van Antwoord vastgesteld gewor den. Nu moet alles nog worden gedrukt en gecorrigeerd, zoodat er geen mogelijkheid bestaat, dat het voor Maandag a.s. kan worden toegezonden. Nu komt het mij voor, dat het wel wat te vlug is als Donderdag daarna al vergadering wordt belegd. Wij moeten ons bovendien houden aan den voorgeschreven wettelijken termijn voor de indiening der be grooting bij Gedeputeerde Staten bepaald Het is nooddwang, want wij hadden ons liever aan de gewoonte gehouden en op Donderdag vergaderd. Niemand daarna weder het woord verlangende, wordt de vergadering gesloten. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 13