DONDERDAG 28 SEPTEMBER 1916.
153
De heer van der Lip. M. d. V. Ik wil er even op wijzen,
dat de heer Mulder weet dit wellicht niet in de ver
ordening, die de jaarwedden der andere leeraressen regelt,
bepaald is, dat er 4 verhoogingen zullen zijn, terwijl de
leeraren aan de üoogere Burgerschool 5 verhoogingen ont-
vangen. Dit is het systeem, dat is aangenomen en nu moet
de Raad m. i. dit systeem ook doorvoeren. Het gaat derhalve
niet aan om deze leerares 5 verhoogingen toe te kennen en
aan de anderen slechts 4. Het gevolg hiervan zou zijn, dat er
dadelijk een verzoek zou komen om ook aan de andere onder
wijzeressen eene verhooging meer te geven. En wanneer wij
consequent zouden willen zijn, dan zouden wij dit verzoek
dienen in te willigen. Wat de heer van der Eist heeft gezegd,
heeft met deze zaak niets te maken. Het gaat hier niet om
het salaris maar om het systeem, dat gevolgd dient te worden
bij de verhoogingen. Na deze inlichting zal de heer Mulder,
dunkt mij, moeten toegeven, dat hij verstandig zou doen door
het amendement in te trekken.
De heer J. P. Mulder. M. d. V. Na hetgeen gezegd is, ben
ik er wel voor te vinden mijn amendement in te trekken,
maar ik zal dan een ander voorstellen, n.l. om de verhooging
te bepalen in plaats van op ƒ100.op ƒ125.
De Voorzitter. Ik vermoed, dat U ook met dit amende
ment weinig meer succes zult hebben, want op de Meisjes
Hoogere Burgerschool krijgen de leeraressen, die met deze
leerares kunnen worden vergeleken, n.l. de leeraressen in
Natuur- en Scheikunde, die een traktement hebben van ƒ1000.
allemaal 4 periodieke verhoogingen van 100.Ik zou de heeren
willen aanraden een dergelijk amendement, dat zoo uit de
luaht komt vallen, niet te steunen. Wij hebben nu eenmaal
eene verordening klaar en behoorlijk voorbereid. Wanneer nu
elk lid staande de vergadering bij elk artikel met een amende
ment komt, komen wij nooit tot iets goeds.
De Voorzitter. Bij mij is thans ingekomen 'het volgende
amendement van den heer J. P. Mulder:
»Ondergeteekende stelt voor op art. 4 te veranderen
aanvangssalaris van ƒ800.op ƒ900.zoodat maximum
wordt 1300.
Wordt dit amendement voldoende gesteund?
Zoo ja, dan maakt het een onderwerp van beraadslaging uit.
Ik zou den heeren werkelijk moeten ontraden het amende
ment aan te nemen. Wij achten de voorgestelde verhooging
alleszins voldoende, vooral in aanmerking genomen het aantal
uren, dat er werkelijk les wordt gegeven. Een verhooging van
het vroegere maximum van ƒ900.tot ƒ1200.is toch een
aanzienlijke verhooging. Burgemeester en Wethouders willen
wel het maximum van 14 lesuren veranderen in 12, maar
verder wenschen zij niet te gaan. Ik zal nu het amendement
van den heer Mulder in stemming brengen.
Het amendement van den heer J. P. Mulder, in stemming
gebracht, wordt verworpen met 13 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: Bots, van der Lip, de Boer,
Pera, Sasse, Timp, Briët, Huurman, van Tol, A. Mulder, Ver
gouwen, Zwiers en Hartevelt.
Vóór stemmen de heeren: van Hamel, van Gruting, van
der Eist, Fabius, Sijtsma, J. P. Mulder, van Romburgh, Tepe,
van der Pot, Hoogenboom, Reimeringer en Botermans.
Art. 4 wordt vervolgens ongewijzigd zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De Voorzitter heropent thans de beraadslaging over art.
2 en stelt voor dit artikel aldus te wijzigen dat het cijfer 14
wordt veranderd in 12.
Het aldus gewijzigde artikel wordt zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer Zwiers. M. d. V. Moet in art. 4, voorlaatste alinea,
ook het cijfer 14 niet worden veranderd in 12?
De Voorzitter heropent thans de beraadslaging over art.
4 en stelt voor het 3e lid van dit artikel aldus te wijzigen,
dat het cijfer 14 wordt veranderd in 12.
Het aldus gewijzigde artikel wordt zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. Mocht soms door de verandering van het
cijfer 14 in 12 hier of daar nog een omissie voorkomen, dan
stel ik voor Burgemeester en Wethouders te machtigen den
text alsnog dienovereenkomstig te wijzigen.
Wordt dienovereenkomstig besloten.
De artikelen 5 tot en met 14 worden achtereenvolgens zonder
baraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 15 luidende:
»Aan den leeraar wordt met het einde van den cursus,
waarin hij den leeftijd van 70 jaar heeft bereikt ontslag uit
zijn betrekking verleend; aan de leeraressen met het einde
van den cursus, waarin zij den leeftijd van 65 jaren hebben
bereikt."
De heer J. P. Mulder. M. d. V. Ik zou naar aanleiding
van dit artikel eene vraag willen doen. In dit artikel wordt
gezegd, dat de leeraar, als hij den leeftijd van 70 jaar heeft
bereikt, zijn ontslag krijgt. Zou nu niet ten opzichte van den
tegenwoordigen functionaris eene mildere bepaling kunnen
worden ingelascht?
De Voorzitter. Dit is reeds het geval ingevolge artikel 16.
De beraadslaging wordt gesloten.
Art. 15 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Beraadslaging over art. 16 luidende:
»Deze verordening treedt in werking op 1 October 1916;
artikel 15 evenwel eerst met het einde van den cursus
1916/17.
Op eerstgenoemden datum vervalt de verordening van 2
October 1902, aangevuld bij raadsbesluit van 12 Februari
1903 (Gemeenteblad No. 10)."
De heer J. P. Mulder. M. d. V. Thans herhaal ik mijne
vraag van zooeven of men ten opzichte van den tegenwoor-
digen leeraar niet een gunstige bepaling zou kunnen invoegen,
zoodat hij zijn werk nog een jaar zal kunnen blijven waarnemen.
Dan zal hij tenminste nog een jaar kunnen profiteeren van
zijne traktementsverhooging, die hem reeds zoolang in uitzicht
is gesteld.
De Voorzitter. Ik kan op Uwe vraag slechts antwoorden,
dat de Commissie van Toezicht geene overgangsbepaling in
de verordening had opgenomen. Wij hebben geïnformeerd en
het is ons gebleken, dat de Commissie tegen dit artikel geen
bezwaar heeft. Meer kan ik hieromtrent niet zeggen. Wat Uwe
laatste woorden betreft wil ik opmerken, dat ik blijf bij mijn
idee, dat de leeraar er is voor de school en niet de school
voor den leeraar. En dat de tegenwoordige titularis slechts zoo
kort van deze salarisverhoogiug kan profiteeren, is eene toe
vallige omstandigheid. Wanneer de verordening een jaar
later zou zijn ingediend, zou hij er in het geheel niet meer
van hebben geprofiteerd.
De beraadslaging wordt gesloten.
Artikel 16 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De geheele verordening wordt daarop zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Ik heb thans iets te bespre
ken dat den dienst van Publieke Werken betreft. Ik zou dit
gaarne in eene geheime vergadering willen doen.
De Voorzitter. De betreffende Wethouder is niet tegen
woordig. Ik zou dus liever hetgeen U te zeggen heeft, willen
uitstellen tot de volgende vergadering, maar indien U het
thans verlangt en er 4 leden Uw verzoek ondersteunen, zal
ik de deuren doen sluiten.
De heer Sijtsma. Wanneer de zaak niet urgent is, zou ik
liever wachten, tot de Wethouder aanwezig is.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Ik acht de zaak zeer urgent.
De mogelijkheid toch bestaat, dat de Ingenieur van Publieke
Werken de Gemeente zal gaan verlaten. Daarom zou ik deze
zaak thans nu wenschen ter sprake te brengen.
Het verzoek van den heer Hoogenboom wordt voldoende
ondersteund.
De Voorzitter schorst thans de openbare vergadering en
doet de deuren sluiten.
De openbare Vergadering wordt na eenigen tijd heropend
en niemand verder het woord verlangende door den Voorzitter
gesloten.
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.