'148
DONDERDAG '28 SEPTEMBER 1916.
het Nederduitsche Hervormde Kerkgenootschap een jaar of
twintig op zijn minst rente bezorgen over dood kapitaal.
Daarom zou ik op het oogenblik liever afzien van dien koop.
De vrees, dat een ander ons voor zal zijn, bestaat m. i. hier
niet, want dit terrein, gelegen als 't ware onder den rook
van de Lichtfabrieken, zal men niet licht voor bouwgrond
bestemmen. En ook voor den bouw van fabrieken gaat men
tegenwoordig liever naar buiten naar het nieuw gegraven
kanaal.
Ik geloof dus, Mijnheer de Voorzitter, dat het in het belang
van de gemeente beter is, om dezen koop voor de toekomst
te bewaren. Tenzij men mij duidelijk kan maken, dat de kans
inderdaad bestaat, dat, wanneer wij het terrein op het oogenblik
niet koopen, een ander dat zal doen, zal ik niet aan dezen
koop medewerken.
De heer Botermans. M. d. V. Ik heb de zaak eens na
gegaan en berekend, dat, indien wij het terrein nu aankoopen
en het 25 jaar ongebruikt laten liggen, wij eeri prijs moeten
betalen van f 8.— per M2., en ik meen, dat dit een prijs
is, die ons zonder eenig bezwaar vergunt om mede te gaan
met dit voorstel. Dit is geen grond, die in waarde achteruit
gaat, maar integendeel vooruit zal gaan. In dit opzicht kan
ik mij dus volkomen vereenigen met het voorstel van Burge
meester en Wethouders. Alleen zou ik nog gaarne willen
vernemen, of door dezen aankoop voor de gemeente geen
proces kan volgen met de eigenaars van eigen graven.
De Voorzitter. Het doet mij genoegen, dat de heer Boter
mans dezen grond over. 25 jaar nog taxeert op f 8.per
M2. Dat weerlegt dus geheel de beschouwingen van den
heer Sijtsma. Maar dat daargelaten, wij behoeven dien grond
geen 25 jaar ongebruikt te laten liggen. Het kerkhof is
thans reeds gedurende 6 jaar gesloten en zoodra er 10 jaar
na de sluiting zijn verstreken, mag men op dat kerkhof een
bewaarplaats van steenkolen maken.
De heer Botermans. Dan stort de boel in, want men
bouwt op kisten!
De Voorzitter. Men heeft daar een berm en allerlei andere
stukken, die men kan gebruiken en één stuk is er zelfs, dat
al dadelijk kan worden gebruikt.
De toegangsweg bv. is geen begraafplaats en is derhalve
direct beschikbaar om te gebruiken. Op welke wijze er
verder van het terrein gebruik kan worden gemaakt, zal
afhangen van de Commissarissen van de Lichtfabrieken. Na een
verloop van 30 jaar mag het terrein volledig in gebruik worden
genomen. Men moet nu niet zeggen, dat deze kerkhoven 25
jaar lang niet kunnen worden gebruikt Gedurende 4^ of 5
jaar mag er slechts een klein gedeelte van worden gebruikt;
daarna gedurende 20 jaren zal het gebruik kunnen worden
uitgebreid met vergunning van Gedeputeerde Staten en na
24 of 25 jaar zal men het volle gebruik over de kerkhoven
hebben. Men staat voor deze kwestie: Moet de koop worden
aangegaan voor den nu bedongen prijs, of moet men 20 jaar
wachten en dan de kerkhoven koopen voor den dubbelen
prijs. M.i. komt het voor de Gemeente op het zelfde neer.
Het Kerkbestuur zoowel als de Commissarissen weten heel
goed, dat het geheele terrein nog niet in gebruik kan worden
genomen. Daar is bij de prijsbepaling dan ook op gerekend.
Men zal begrijpen, dat het heel moeilijk is zich over grond
aankoop in het publiek uit te laten. Bovendien is het voor
mij moeilijk veel hierover te zeggen, omdat ik zelf de onder
handelingen heb gevoerd. M.i. is de gevraagde prijs zeer
billijk. Ik zeg niet, dat het duur is of goedkoop. Maar dit
wil ik wel zeggen, dat. de koop niet strekt om het Ned. Herv.
Kerkgenootschap te bevoordeelen. Dat wij den grond voorloopig
slechts beperkt kunnen gebruiken, is wel degelijk in den prijs
gedisconteerd. Over 20 jaar zou men allicht het dubbele
moeten betalen. Men loopt dan de risico, dat er ook andere
koopers zullen zijn. Bovendien zal men het terrein al dien tijd
moeten missen voor het gedeeltelijk gebruik, waarvoor wij het
noodig hebben. En wie zegt ons, dat de grond in dien tijd niet
zal worden opgekocht door speculanten, die weten, dat de
gasfabriek het terrein noodig zal hebben? Juist omdat men
heeft willen handelen in het algemeen belang, heeft het Kerk
bestuur geen onderhandelingen aangeknoopt met opkoopers,
maar slechts een- aanbod gedaan aan de Gemeente. Ik ben
van meening, dat dit moet worden geapprecieerd. Wanneer
het Kerkbestuur niet zoo had gehandeld, zouden wij wel eens
in de noodzakelijkheid hebben kunnen komen om de gas
fabriek te verplaatsen, wat nu niet noodig zal zijn, daar wij
de beschikking krijgen over deze terreinen. Op het oogen
blik hebben wij dien grond niet noodig, maar over een half
jaar kan dit reeds het geval zijn, gelet op den onregelmatigen
aanvoer van cokes. Nu eens is er te weinig dan weer te veel.
Dan is het van heel veel belang zoo vlak bij een opslag
plaats te hebben. Ik acht den prijs niet te hoog. Verleden
jaar is een terrein daar vlak bij verkocht tegen een prijs,
die 3 maal zoo hoog was.
En wat de eigen graven betreft, kan ik mededeelen, dat
die quaestie geen moeilijkheden zal opleveren. Op het oogen
blik is er nog één eigen grat ten opzichte waaraan is overeen
gekomen, dat het ten spoedigste zal worden ontruimd. Dit
zal waarschijnlijk al plaats hebben, vóórdat de officieele over
dracht aan de gemeente plaats heeft.
De beraadslaging wordt gesloten.
Zonder hoofdelijk stemming wordt overeenkomstig het
praeadvies besloten.
XIV. Verordening, regelende het onderwijs in het teekenen
aan de middelbare scholen, de Kweekschool voor onderwijzers
en onderwijzeressen en de openbare lagere scholen te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 204.)
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Er is een punt dat ook in
de artikelen tot uiting komt maar dat ik meen het best bij
de algemeene beschouwingen over deze verordening ter sprake
te kunnen brengen. Het komt hierop neer, dat deze verorde
ning, zooals ze in ontwerp voor ons ligt, aan elkaar koppelt
het teekenonderwijs aan de middelbare scholen met dat aan
de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. Nu
adviseert de Commissie van toezicht op het Middelbaar Onder
wijs om, in verband met het verschillend karakter dier onder
wijsinrichtingen, hier in één verordening samengebracht, de
zaak te splitsen en de bezoldiging van den leeraar en de
leerares bij hét middelbaar onderwijs in eene aparte verorde
ning te regelen. Het argument dat Burgemeester en Wet
houders daartegen inbrengen komt mij vrij zwak voor. Burge
meester en Wethouders beroepen zich daarbij op de omstandig
heid, dat ook bij de nog geldende regeling de bezoldigingen der
teekenleeraren en -leeraressen aan de middelbare scholen en aan
de Kweekschool in een en dezelfde verordening geregeld zijn,
en verder op het feit dat de tegenwoordige leeraar bij het
middelbaar onderwijs, die nu les geeft aan de Hoogere Burger
school voor Jongens, ook les geeft aan de Kweekschool voor
onderwijzers en onderwijzeressen en dat hij bij splitsing der
salarisregeling over twee verordeningen twee verhoogingen
deelachtig zou worden.
Mijnheer de Voorzitter, het is bekend, dat de leeraar, die
op het oogenblik aan beide instellingen les geeft reeds oud
is en op het punt staat den gemeentedienst te verlaten. Het
wil mij voorkomen, dat een beroep op dien leeraar, die beide
functies in zich vereenigt in dezen niet opgaat en dat het de
voorkeur verdient om deze verordening te splitsen op de wijze,
zooals de Commissie van Toezicht dat in haar advies aangaf.
Het komt mij ook voor, dat dit de nadere wijzigingen, die ik
in deze verordening gaarne zou zien aangebracht, zeer zou
vergemakkelijken.
Dit wat aangaat de algemeene beschouwingen!
Nu weet ik niet of mijn volgende opmerkingen, die de in
de verschillende artikelen genoemde salarissen betreffen en
die in verband met elkaar behooren te worden beschouwd,
nog onder de algemeene beschouwingen kunnen vallen.
De Voorzitter. Het komt mij wenschelijker voor, dat U
dat punt ter sprake brengt, wanneer straks de verordening
artikelsgewijze behandeld wordt.
De heer Reimeringer. M. d. V. Ik zou even het woord
willen vragen over dit punt, omdat het mij voorkomt, dat
het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet precies
weergeeft, wat de Commissie van Toezicht eigenlijk bedoelt
met haar voorstel. De zaak is aldus:
Men heeft hier saamgekoppeld het middelbaar onderwijs
met andere inrichtingen van onderwijs. Daardoor is er een
onbillijkheid ontstaan ten opzichte van de leerares in het
teekenen, die m. i. wel wat weinig traktement krijgt.
De Voorzitter. Dat slaat op artikel 4!
De heer Reimeringer. Dat is juist de aanleiding om de
verordening te splitsen, zoodat men krijgt een aparte veror
dening voor den leeraar en de leerares voor het Middelbaar
Onderwijs en een voor de béide andere inrichtingen. Burge
meester en Wethouders moeten zelf toch ook wel voelen,
dat zij in hun voorstel eene onbillijkheid begaan tegenover
de leerares bij de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, want
dan zou het salaris van die dame toch wel wat al te weinig
verhoogd worden. Dat kan men nu verhinderen door het
advies van de Commissie van Toezicht in deze te volgen om
een afzonderlijke regeling te maken voor het Middelbaar
Onderwijs. Dan kan men het salaris van den leeraar afzon
derlijk vaststellen en voor deze leerares eene regeling maken,