117
over een zeker bedrijfskapitaal moeten kunnen beschikken.
Evenals aan verschillende andere gemeenteambtenaren zal
hem mitsdien een voorschot dienen te worden gegeven.
Het nadeelig slot der exploitatie van het bedrijf over de
maanden October, November en December 1916 is zeer globaal
geraamd op f 16000.terwijl de kosten wegens de varkens-
vleeschvoorziening op f 1000Ó.en die van de brandstoffen-
voorziening, blijkens ons voorstel, opgenomen onder n°. 212
der Ingek. Stukken, voor 1916 op f 11000— zijn begroot.
Te zamen alzoo 37000.-. Deze som kan tot een bedrag
van f 6000.worden gedekt door een vermoedelijk over
schot op de kosten van de werkloosheidsverzekering; deze
werden, na aftrek van de rijksbijdrage, geraamd op ƒ10000.
doch zullen vermoedelijk niet meer dan f 4000.— bedragen.
Verder kan een bedrag van f 6000.— worden geraamd als
-vermoedelijk hoogere opbrengst van den hoofdelijken omslag,
terwijl het ontbrekende bedrag van f 25000.— kan worden
gevonden uit den post voor Onvoorziene Uitgaven, waarop
nog een som van f 28554,655 beschikbaar is.
Het aan den Directeur te verstrekken voorschot, als be
drijfskapitaal, dat uit den aard der zaak in de ontvangsten
terugkomt, stellen wij U voor op f 30000.te ramen.
Een en ander is verwerkt in den hierbij gevoegden begroo-
tingsstaat, model C.
Wij geven U thans in overweging, bij aanneming van de
desbetreffende voorstellen, door vaststelling van dien staat
tot de voorgestelde begrootingswijzigingen te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 214. Leiden, 11 October 1916.
Wij hebben de eer U mede te deelen, dat het in de praktijk
wenschelijk is gebleken, dat in de verordening van 3 Sep
tember 1895 (Gemeenteblad No. 6), voor de Hoogere Burger
school voor Jongens en in de verordening van 7 Mei 1896
(Gemeenteblad no. 5), voor de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes, eene bepaling wordt opgenomen van dezelfde strek
king als die, welke thans reeds voorkomt in artikel '16 der
verordening van 5 Juni 1879 (Gemeenteblad No. 3), betref
fende de inrichting en het bestuur van het Gymnasium dezer
gemeente.
Volgens die bepaling kan, bij ontstentenis van een leeraar,
door ons College, op voordracht van Curatoren, de waar
neming van zijn dienst tijdelijk aan een bevoegd persoon,
buiten de leeraren van het Gymnasium, worden opgedragen.
Moet die opdracht plaats hebben voor langer dan drie
maanden, dan wordt aan Uwe Vergadering eene tijdelijke
benoeming voorgedragen en is de opdracht voor onbepaalden
tijd geschied, en blijkt het, dat de tijdelijke waarneming
langer dan drie maanden zal moeten duren, zoo behoeft de
tijdelijke benoeming Uwe bekrachtiging.
Onder mededeeling, dat de Commissie van Toezicht op het
Middelbaar Onderwijs, wier advies te dezer zake werd inge
wonnen, zich met de voorgestelde aanvulling geheel kan
vereenigen, geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging
tot de vaststelling van de navolgende verordeningen over te
gaan
VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van
3 September 1895 (Gein.Blad No. 6), voor de Hoogere
Burgerschool voor Jongens, laatstelijk gewijzigd bij
verordening van 15 Juli 1915 (Gem.Blad No. 9).
Eenig Artikel.
Aan artikel 16 van bovengenoemde verordening worden de
navolgende alinea's toegevoegd:
«Echter kunnen, bij ontstentenis of afwezigheid van een
leeraar, Burgemeester en Wethouders, na ingewonnen advies
van de Commissie van Toezicht, de waarneming van zijn
dienst ook tijdelijk aan een bevoegd persoon, buiten de
leeraren van de Hoogere Burgerschool voor Jongens opdragen.
Moet die opdracht plaats hebben voor langer dan drie
maanden, dan wordt aan den Gemeenteraad eene tijdelijke
benoeming voorgedragen.
Is de opdracht voor onbepaalden tijd geschied, en blijkt
het, dat de tijdelijke waarneming langer dan drie maanden
zal moeten duren, zoo behoeft de tijdelijke benoeming de
bekrachtiging van den Gemeenteraad."
VERORDENING, houdende wijziging vau de verordening van
7 Mei 1896 (Gem. Blad No. 5), voor de Hoogere Bur
gerschool voor Meisjes, laatstelijk gewijzigd bij ver
ordening van 23 September 1915 (Gem. Blad No. 18.)
Eenig Artikel.
Aan artikel 16 van bovengenoemde verordening worden de
navolgende alinea's toegevoegd:
«Echter kunnen, bij ontstentenis of afwezigheid van eene
leerares (een leeraar), Burgemeester en Wethouders, na inge
wonnen advies van de Commissie van Toezicht, de waar
neming van haar (zijn) dienst ook tijdelijk aan een bevoegd
persoon, buiten de leeraressen (de leeraren) van de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes opdragen.
Moet die opdracht plaats hebben voor langer dan drie
maanden, dan wordt aan den Gemeenteraad eene tijdelijke
benoeming voorgedragen.
Is de opdracht voor onbepaalden tijd geschied, en blijkt
het, dat de tijdelijke waarneming langer dan drie maanden
zal moeten duren, zoo behoeft de tijdelijke benoeming de
bekrachtiging van den Gemeenteraad."
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 215. Leiden, 11 October 1916.
In nevensgaand adres verzoekt het bestuur van «het Tehuis
voor Vrouwen" alhier aan die inrichting van gemeentewege
eene jaarlijksche subsidie te verleenen van f 200.
Ons College kan geen vrijheid vinden U voor te stellen op
dat verzoek gunstig te beschikken. De gemeente zou o.i. bij toe
kenning der gevraagde subsidie een geheel nieuw pad betreden,
waarvoor o. i. vooralsnog geen voldoende aanleiding bestaat en
hetgeen tengevolge zou hebben, dat verschillende andere ver
zoeken om subsidie Uwe Vergadering zouden bereiken, die
moeilijk zouden kunnen worden afgewezen. Niet alleen toch
zou men, wanneer men eenmaal dezen weg opgaat, billijk
heidshalve ook andere vereenigingen, die aan jonge meisjes
een onderkomen verschaffen, subsidie moeten toekennen, doch
ook verschillende vereenigingen, die zich op ander philantro-
pisch gebied geheel of gedeeltelijk bewegen, zouden om finan-
cieelen steun bij de gemeente komen aankloppen.
Bovendien is ons uit het adres niet gebleken, dat aan het
Tehuis een groote behoefte bestaat, en dit te meer, waar een
ingesteld onderzoek ons leerde, dat onder de logées ver
schillende jonge meisjes zijn, die een zoodanigen pension-
prijs betalen, dat de kosten meer dan gedekt worden. Men
zou het Tehuis dus ten deele kunnen beschouwen als een
goedkoop logement, een ongetwijfeld nuttige instelling, doch
die daarom nog niet voor gemeentelijk subsidie in aanmerking
behoeft te komen.
Ook het gebruik, dat door de dienstmeisjes van het Tehuis
wordt gemaakt, om er hare vrije avonden door te brengen,
lijkt ons niet bijster groot. Volgens bekomen informatie toch
bezoeken slechts 6 a 7 meisjes des avonds de inrichting.
Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering
derhalve in overweging afwijzend op net verzoek te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden
Geven met verschuldigden eerbied te kennen, A. H. van
Rhijn, geb. Snouck Hurgronje, wonende te Leiden en
C. H. Roskes, geb. Duymaer van Twist, wonende te Leiden
in hoedanigheid van Voorzitster en Secretaresse van het
Bestuur van «het Tehuis voor Vrouwen", gevestigd te Leiden
Nieuwsteeg 10a;
dat het tehuis voor vrouwen bestemd is om aan vrouwen
van onbesproken zedelijk gedrag, onverschillig van welken
stand of godsdienst, op min kostbare wijze, een veilig onder
komen te verschaffen;
dat dit tehuis voorziet in een groote behoefte, zooals blijkt
uit het feit, dat in 1913 huisvesting werd verleend aan 74
logées, in 1914 aan 107, in 1915 aan 59 logées;
dat bovendien in het Tehuis gelegenheid bestaat voor
dienstmeisjes om hun vrije avonden door te brengen, van
welke gelegenheid zeer druk gebruik gemaakt wordt
dat echter de financieele toestand der Vereeniging niet
tegenstaande zeer vele pogingen tot versterking der geld
middelen zeer slecht is, en de Vereeniging elk jaar met een
tekort te kampen heeft;
dat dit tekort bedroeg in 1913 449.50, in 1914 f 350.50,
1915 ƒ403.35;
dat waar de Vereeniging van groot sociaal belang is, het
Bestuur de vrijheid vindt een bijdrage van de gemeente Leiden
om haar werkzaamheden te kunnen blijven voortzetten;
Redenen waarom ondergeteekenden zich wenden tot Uwen
Raad met eerbiedig verzoek aan de Vereeniging Tehuis voor
Vrouwen, te Leiden een jaarlijksch subsidie toe te kennen
van twee honderd gulden.
't Welk doende enz.
A. H. van RhijnSnouck Hurgronje,
C. H. Roskes—Duymaer v. Twist.