114
houdsposten zullen ontstaan, nu de loonen niet uit die posten
worden betaald. Op het saldo der rekening heeft zij derhalve
geen invloed; zij geschiedt alleen om administratieve redenen.
Ten slotte deelen wij U mede, dat de post volgn. 232 a
»Uitgaven in verband met de huisvesting van militairen in
gemeentegebouwen" zal moeten worden verhoogd. De globale
raming van dezen post op f 40000.— is niet toereikend ge
bleken, nu de scholen en verdere gebouwen nagenoeg alle
zijn ontruimd en weder in orde zijn gebracht.
Het juiste bedrag der kosten zal eerst bekend zijn, wanneer
alle werkzaamheden zijn afgeloopen en de verschillende reke
ningen zijn ingekomen. Ten einde echter met de betalingen
geregeld te kunnen voortgaan, stellen wij U voor dit artikel
voorloopig met f 10000.te verhoogen. Deze gelden worden
van het Rijk terug ontvangen, zoodat de ontvangstpost volgn.
58 b der begrooting met gelijk bedrag kan worden verhoogd.
Wij geven U thans in overweging tot vaststelling van den
hierbij overgelegden begrootingsstaat model C te besluiten.
Op den post voor Onvoorziene Uitgaven, waarvan het op
volgn. 232 i over te schrijven bedrag van f 13200.f-
f 5200.of f 18400.— wordt afgeschreven, is nog een be
drag van f 46,954,65® beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Durg. en Weth. van Leiden.
N°. 210. Leiden, 5 October 1916.
Zooals Uwe Vergadering bekend is, wordt bij de Wet van
19 Augustus 1916, Staatsblad N°. 416 (Distributiewet 1916)
aan de gemeentebesturen de verplichting opgelegd mede te
werken tot de distributie van levensmiddelen.
Dientengevolge behoort thans eene beslissing te worden
genomen omtrent de wijze, waarop de gemeente zich van dien
plicht zal kwijten.
Het meest gewenscht schijnt ons daartoe het scheppen van
een afzonderlijk gemeentebedrijf, hetwelk uit den aard der
zaak slechts een tijdelijk karakter zal dragen.
Hoewel de wet de zorg voor de distributie uitsluitend legt
op de schouders van Burgemeester en Wethouders, behoeven
wij de medewerking van Uwe Vergadering tot het in het
leven roepen van het door ons gewenscht geachte levens-
middelenbedrijf.
De ontwerp-verordening, die wij U hierbij aanbieden, geeft
voor dit nieuwe bedrijf regelen aan, welke het in hoofdzaak
behoudens de door het eigenaardig karakter van het levens-
middeleribedrijf geboden afwijkingen op denzelfden voet
inrichten als de andere gemeentebedrijven.
De verordening schrijft niet voor het vaststellen van eene
begrooting voor het levensmiddelenbedrijf. Het is toch te
verwachten, dat de omzet van het nieuwe bedrijf èn door
uitbreiding der voorziening van reeds van den aanvang af
gedistribueerde waren, èn door vermeerdering van het aantal
artikelen, waarover zijne bemoeiingen zich uitstrekken, steeds
zal toenemen.
Een dergelijke groei viel reeds nu te bespeuren bij het
distributiebureau, dat tot dusver de voorziening van diverse
levensmiddelen verzorgt.
Bedroeg in Januari 1.1. de omzet van dit bureau ruim
f 20.000, de volgende maanden was dit bedrag 30.000
(Februari), 28.000 (Maart), f 20.000 (April), f 45.000 (Mei),
f 40.000 (Juni), f 60.000 (Juli) en f 50,000 (Augustus), ter
wijl in de maand September de 90.000 reeds ver werd
overschreden.
Waar dientengevolge zelfs niet bij benadering is te voor
zien, welken omvang het levensmiddelenbedrijf zal nemen,
is het maken van eene raming praktisch onuitvoerbaar, en
wordt dan ook voorgesteld in aansluiting aan de in ver
schillende andere gemeenten, o. a. Deventer en Arnhem,
geldende regelingen af te zien van eene bepaling, welke
het opmaken van eene begrooting voorschrijft.
Het levensmiddelenbedrijf, in deze verordening neergelegd,
omvat niet de voorziening van vleesch (met uitzondering
van gesmolten vet) en de mede in de Distributiewet
genoemde brandstoffenverstrekking.
Het komt ons toch eenvoudiger en practischer voor ten
aanzien van vleesch (regeeringsvarkens) en brandstoffen, de
bestaande regelingen te bestendigen. De regeling van de
vleeschvoorziening geschiedde tot nog toe door den Directeur
van het Openbaar Slachthuis, terwijl de regeling betreffende
de brandstoffen zal worden opgedragen aan den heer G. A.
van Klinkenberg, adj.-directeur der Stedelijke Lichtfabrieken,
die ook reeds verleden jaar zijne medewerking verleende bij
de distributie van brandstoffen door het Steuncomité. Beide
heeren zijn lid van de Levensmiddelencommissie.
Wij meenen tot toelichting van ons voorstel hiermede te
kunnen volstaan en stellen U thans voor over te gaan tot
de vaststelling van de navolgende verordening:
VERORDENING betreffende het tijdelijk levensmiddelenbedrijf
der gemeente Leiden.
Artikel 1.
Onder levensmiddelenbedrijf" wordt in deze verordening
verstaan
a. het aankoopen en weder verkoopen van levensmiddelen,
grondstoffen van levensmiddelen en huishoudelijke artikelen;
b. de distributie van de door of vanwege de Regeering
beschikbaar gestelde levensmiddelen, grondstoften van levens
middelen en huishoudelijke artikelen;
c. de uitvoering van alle maatregelen, de levensmiddelen
voorziening betreffende, ook al gaan deze niet gepaard met
de verstrekking van levensmiddelen in natura.
De aan- en verkoop, de distributie en alle verdere maat
regelen betreffende de voorziening van vleesch behooren niet
tot het levensmiddelenbedrijf.
Onder vleesch wordt verstaanversch en toebereid vleesch
met uitzondering van gesmolten vet.
Art. 2.
Het levensmiddelenbedrijf verkoopt of verstrekt de in het
vorige artikel bedoelde waren in het algemeen uitsluitend ten
behoeve van de inwoners der gemeente; in bijzondere gevallen,
ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, echter ook
ten behoeve van die van andere gemeenten.
Art. 3.
De inkomsten, ontvangsten en betalingen van het bedrijf
worden afgescheiden van de overige inkomsten, ontvangsten
en betalingen der gemeente.
Art. 4.
De dagelijksche leiding van het bedrijf is, onder toezicht
en opperbeheer van Burgemeester en Wethouders, opgedragen
aan een Directeur.
Art. 5.
De Directeur wordt benoemd en ontslagen door Burgemeester
en Wethouders.
Zijne benoeming is van tijdelijken aard.
Zijne instructie wordt vastgesteld door Burgemeester en
Wethouders.
Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van den
Directeur wordt in de waarneming van zijne betrekking door
Burgemeester en Wethouders voorzien.
De Directeur wordt bijgestaan door het noodige tijdelijke
personeel, dat door Burgemeester en Wethouders wordt be
noemd en ontslagen.
De bezoldiging van den Directeur wordt geregeld door den
Raaddie van het overige personeel door Burgemeester en
Wethouders, met inachtneming van een maximum van 20.
per week per persoon.
Art. 6.
De Directeur en het overige personeel mogen zonder toe
stemming van Burgemeester en Wethouders noch rechtstreeks
deelnemen aan leveringen ten behoeve van het bedrijf, noch
eenig direct of indirect voordeel in verband daarmede genieten.
Art. 7.
De Directeur stelt als waarborg voor zijn beheer op eene
der door de Gemeente-borgtochtenwet voorgeschreven wijzen
eene persoonlijke of zakelijke zekerheid ten behoeve van de
gemeente ten bedrage van f 10.000.waarop mede van toe
passing zijn de bepalingen van de verordening van 9 Maart
1911 (Gemeenteblad No. 5), houdende regelen betreffende de
door de gemeente-ambtenaren te stellen zakelijke zekerheid.
Het bedrag der zekerheid kan door den Raad worden ver
hoogd of verlaagd.
Art. 8.
De uitgaven van het bedrijf bestaan in
a. de kosten van de waren, die zijn aangekocht of welke
voor de Regeering worden gedistribueerd, voor zoover de
verrekening door bemiddeling van het gemeentebestuur
plaats heeft
b. de onkosten vallende op den aankoop, den aanvoer, het
onderhoud, den verkoop en de distributie van deze waren;
c. de kosten van huur, inrichting, verwarming, verlichting
en onderhoud van kantoor en bergplaatsen, alsmede de bezol
diging van het personeel
d. alle hierboven niet genoemde uitgaven van het bedrijf,
welke rechtstreeks in verband staan met het beschikbaar
stellen van levensmiddelen, grondstoffen van levensmiddelen
en huishoudelijke artikelen.