142 DINSDAG 5 SEPTEMBER 1916. Bij loting worden de sectiën als volgt samengesteld: Eerste Sectie. Voorzitter: de Wethouder van Hamel;lid van de Commissie van Financiën: de heer van der Pot; lid van de Commissie van Fabricage: de heer A. Mulder en verder als leden de heerenAalberse, Sijtsma, van der Eist, de Boer, Hoogenboom, Pera en van Romburgb. Tweede Sectie. Voorzitter: de Wethouder van der Lip; lid van de Commissie van Financiën: de heer Reimeringer; lid van de Commissie van Fabricage: de heer Fischer, en verder als leden, de heeren: van Tol, van Gruting, Fokker, Heeres, Korlï, Sasse, Huurman en J. P. Mulder. Derde Sectie. Voorzitter: de Wethouder Bots; lid van de Commissie van Financiën: de heer Vergouwen; lid van de Commissie van Fabricage: de heer Hartevelt en verder als leden, de heeren Timp, Zwiers, Roem, Briët Botermans, Fabius en Tepe. De Voorzitter. Dan stel ik voor om nu te bepalen, dat de behandeling van de begrooting in de sectiën zal plaats hebben voor de le sectie op Maandag 18 September, voor de 2e sectie op Dinsdag 19 September, en voor de 3e sectie op Woensdag 20 September e k. Voor de behandeling van de rechtspositie der ambtenaren in de sectiën zou ik willen voorstellen te bepalen Maandag 2 October. Daartoe wordt besloten. De Voorzitter. Verder kan ik den heeren nog mededeelen, dat morgen om half zes het Middenstandscongres ten Stadhuize zal worden ontvangen in de Kamer van Burgemeester en Wethouders. De heer van Hamel heeft zich bereid verklaard het Congres te ontvangen, omdat ik wegens uitstedigheid tot mijn spijt niet aanwezig kan zijn. Nu zou het mij wel aardig lijken, wanneer ook van de zijde van den Raad daarvoor belangstelling werd betoond en daarom noodig ik de leden uit om zooveel mogelijk deze ontvangst bij te wonen. Wij zijn nu gekomen aan het eind van de agenda Heeft soms een van de heeren nog iets in het belang van de ge meente in het midden te brengen? De heer Sijtsma. M. d. V. Een enkele opmerking naar aan leiding van het werk, waaraan men bezig is aan de brug over den Zoeterwoudscben Singel einde Hoogewoerd. De herstelling van de sluisdeuren duurt m. i. daar veel te lang Een heelen tijd geleden is men daar reeds mede begonnen zonder dat hiervan vooraf kennis was gegeven. Men heeft mij medegedeeld, dat menschen die met tuinbouwproducten per bootgelegenheid van het land kwamen, zonder dat ze er iets van wisten, er niet door konden. Er is toen ruimte gemaakt om hen te laten passeeren, waardoor de dammen weer moesten worden ver broken. Dit werk duurt daarom ook zoo lang. Doch daarna schiet men ook niet op. Zijn er te weinig werkkrachten of geen geschikte of is het toezicht niet goed? Ik hoor, dat er in den omtrek van den Zoeterwoudschen Singel zeer wordt ge klaagd, zoowel over het een als over het ander. Ik heb mij hiervan tot tolk willen maken. Ik zou willen vragen, of het geen overweging had verdiend om zulk werk niet van ge meentewege te doen uitvoeren maar door middel van eene aanbesteding door particulieren, door iemand, die met zulk werk beter op de hoogte is. Deskundigen hebben mij verzekerd dat het werk daarom zoolang duurt, wat voor de gemeente kostbaar is en veel last veroorzaakt aan de tuinders, die daar land hebben. Daarom zou ik gaarne willen weten, hoe het met dit werk gesteld is. Zijn de klachten, die ook den Wet houder van Fabricage wel zullen hebben bereikt, werkelijk zoo ernstig, of wordt er overdreven Laat hij het eens zeggen en in ieder geval zorgen, dat het in het vervolg beter gaat. De heer Fischer Naar aanleiding van de vraag van den heer Sijtsma kan ik mededeelen, dat het werk een normaal verloop heeft gehad tot de vorige week. Toen is tengevolge van de vele regens een dam doorgebroken, waardoor het werk is vertraagd geworden. De man die met het toezicht is belast, is iemand, die dergelijk werk herhaalde malen tot groote tevredenheid heeft verricht. Tegenover zulk eene ge beurtenis staat men machteloos, daar is niets tegen te doen. De heer Sijtsma. M. d. V. Het is mij nog niet duidelijk, hoe het met deze kwestie staat. Men heeft mij zeer stellig medegedeeld, dat de dam was weggenomen om de tuinders in de gelegenheid te stellen hunne producten die reeds geoogst waren, naar de stad te brengen. Of de dam is doorgebroken of inderdaad om deze reden weggenomen, is mij niet recht duidelijk. De Voorzitter. Het zal het best zijn, wanneer de Wet houder deze zaak eens onderzoekt. (De heer van Gruting verlaat de vergadering). De Voorzitter. Mijne Heeren. Er is thans nog te behan delen een schrijven ingekomen van Gedeputeerde Staten. Met het oog op den inhoud daarvan lijkt het mij beter het voorzitterschap over te dragen aan den oudsten Wethou der. Het geldt hier toch een zaak, die, al is zij in het algemeen gesteld, mij persoonlijk toch ook eenigszins regardeert. De heeren zullen mij dus wel willen vergunnen, dat ik de ver gadering verlaat en het voorzitterschap overdraag aan den heer van Hamel. (De Burgemeester verlaat de vergadering.) De heer van Hamel neemt het voorzitterschap over. De Voorzitter. Mijne Heeren. De brief van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, door den Burgemeester zooeven aan gehaald, luidt als volgt 's-Gravenhage, 17/24 Juli 1916. In verband met eene algemeene herziening van de jaar wedden der Burgemeesters, Secretarissen en Ontvangers der gemeenten in deze provincie ligt het aanvankelijk in ons voor nemen, met ingang van 1 Januari 1917 de jaarwedden van den Burgemeester en den Secretaris Uwer gemeente vast te stellen op respectievelijk f 6000.— en f 4500. Wij hebben de eer U te verzoeken ons vóór 20 Augustus e. k. het gevoelen van den Raad hieromtrent te doen kennen. De heer Aalberse. M.\ d. V. Naar aanleiding van het schrijven van Gedeputeerde Staten, dat zooeven door U is voorgelezen, heb ik de eer om mede namens de heeren Rei meringer, Pera en van der Pot het navolgende voorstel te doen, n. 1., dat de Raad besluite, aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland te antwoorden le. dat de Raad het in het belang van de gemeente acht te zijnde jaarwedde van den Burgemeester vast te stellen op f 6500.—, en 2e. dat de Raad, wat de jaarwedde van den Gemeente secretaris aangaat, zich vereenigt met het gevoelen van Ge deputeerde Staten wat betreft den tegenwoordigen titularis, doch zich bij een eventueele vacature voorbehoudt, hierop nader terug te komen. M. d. V. Dit voorstel is door ons gedaan, om naar aan leiding van het schrijven van Gedeputeerde Staten, waardoor deze zaak nu in onzen Raad aanhangig is geworden, den Raad in de gelegenheid te stellen een bepaalde uitspraak te doen, zoodat Burgemeester en Wethouders weten, wat namens den Raad op dit schrijven kan worden geantwoord. Ik geloof, dat het voorstel, hetwelk wij de eer hebben aan den Raad te doen, niet heel veel toelichting behoeft. De woorden zijn duidelijk en klaar, en ik geloof, dat zelfs onuitgesproken, het motief, dat voorzit, ook volkomen duidelijk is. Trouwens wat betreft het belangrijkste punt, n. 1. de jaarwedde van den Bur gemeester van deze gemeente, staat ook het motief, dat voor zit, erin, n.l., dat wij achten, dat het in het belang van de gemeente is om deze jaarwedde vast te stellen op f 6500. Het is volkomen juist, wat de Burgemeester zooeven voordat hij den Raad verliet, heeft gezegd, dat dit een zaak was, bij welker behandeling hij liever niet tegenwoordig was, ofschoon de zaak hem toch eigenlijk persoonlijk niet regar deerde. Zoo is het. Wat Gedeputeerde Staten ons vragen, is ons gevoelen, niet over de jaarwedde van dezen specialen Burgemeester, maar over de jaarwedde, die toekomt aan den Burgemeester van deze gemeente. En nu was onze meening, dat het in het belang van de gemeente was om die jaar wedde vast te stellen op het bedrag, dat ik zooeven noemde, van 6500.In het belang van de gemeente daarom, omdat in het stellen van een behoorlijke jaarwedde men mag aannemen, dat althans één van de voorwaarden is vervuld voor de mogelijkheid, dat men krijgt en heeft de geschikte persoon op de bepaalde plaats. Ons voorstel ziet dus niet in de eerste plaats naar den tegenwoordigen Burgemeester maar naar het het ambt, zooals dat in onze gemeente is geworden, een ambt, dat zeer veel van den bekleeder eischt, een ambt, dat heel veel zorg vergt en dat den geheelen man vraagt, en wel een man van groote capaciteiten en speciale geschikt heid. Welnu, om voor dat ambt een dergelijk persoon te kunnen vinden en behouden, meenden wij, dat de jaarwedde niet lager dan op dit bedrag zou moeten worden gesteld. Het is dus zeer in het algemeen, wat ook blijkt uit het schrijven van Gedeputeerde Staten, dat ik dit zeg. Maar ik geloot, dat ik er toch dit mag bijvoegen, dat het ons toch wel zeer aan genaam is, dat dit voorstel komt op dit oogenblik, omdat tot zekere hoogte daar toch wel uit op te merken is, al staat het dan niet op den voorgrond, een blijk van waar deering voor den tegenwoordigen Burgemeester. Ik verheug mij erover, dat op dit moment de Raad in de gelegenheid is, om op deze wijze uit te di ukken de waardebepaling, in zekeren zin de waardeering, die hij heeft, voor het ambt van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1916 | | pagina 6