DINSDAG 5 SEPTEMBER 4916.
141
niet ontkennen, dat dit te voorzien geweest is, en dat dit te
voorkomen zou zijn geweest, indien men eerder met eene
nieuwe salarisregeling was gekomen.
De heer van Hamel. M. d. Y. Door den heer Sijtsma is
gezegd, dat deze verordening slechts gewijzigd wordt met het
oog op de scholen der derde en vierde klasse. Hij doet dit aan
de hand van de Memorie van Toelichting van het adres van
de afdeeling van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers,
dat aan ons is toegezonden geworden.
De heer Sijtsma. Ik heb dit adres niet gelezen.
De heer van Hamel. Het heeft anders gestaan in de courant
van gisterenavond. Ik wil er even op wijzen, dat het nu niet
de eerste keer is, dat een request in de couranten wordt
opgenomen, vóórdat het in handen van Burgemeester en
Wethouders is gekomen. Gisterenmiddag om half vijf is dit
adres bij Burgemeester en Wethouders ingekomen en toen
een kwartier later het Leidsch Dagblad mij in handen kwam,
stond daar het request en de Memorie van Toelichting reeds
in. Dit moeten de heeren zelf weten.
Ik ben evenwel van meening, dat het niet heel beleefd is
tegenover Burgemeester en Wethouders en tegenover den
Raad, dat de dagbladen eerder op de hoogte zijn van een
request aan Burgemeester en Wethouders dan de Raad zelf.
De bewering in het adres vermeld, dat deze wijziging slechts
geldt de scholen der derde en vierde klasse, is geheel onjuist,
want in de verordening van 25 November 1915 vindt men
dezelfde wijziging, die thans wordt voorgesteld voor de scholen
der derde en vierde klasse, ten opzichte van de scholen der
tweede klasse. Aan de school van den heer de Hondt is het
getal twee tot vijf; aan de school van den heer Wisse is het
twee, en aan de school van den heer Koops is het drie tot
zes, en aan de scholen van den heer Hibma en mejufïr.
Renaud is 't getal respectievelijk vier tot zeven en vier tot
zes. Indertijd hebben wij hier ook minder onderwijzers gehad
met verplichte hoofdacte. Toen is, om de promotie te bevor
deren en den onderwijzers meer bezoldiging te kunnen geven,
het aantal uitgebreid. Volgens de verordening van 1880 waren
er van de onderwijzers drie tweede. Die tweede staan gelijk
met wat men nu noemt, een onderwijzer met verplichte
hoofdacte.
In 1894 is dat aantal uitgebreid met 1 en dus geworden 4,
in 1902 vermeerderd met 1 en dus geworden 5. Wanneer nu
de verordening zal luiden zooals Burgemeester en Wethouders
voorstellen, bedoelen zij daar ook niet mede om per se met
het minimum genoegen te nemen. De bedoeling is eenvoudig:
hetgeen op het oogenblik imperatief is, facultatief te maken,
en juist in dat facultatieve zit, dat, wanneer de gelegenheid
daar is, Burgemeester en Wethouders ook zeer zeker het
maximum zullen nemen. Het spreekt vanzelf, dat men ook
niet altijd bij voorkeur de jongste krachten zal nemen, maar
dat Burgemeester en Wethouders er wel wat op zullen toe
zien, dat wanneer men onderwijzers met meer ervaring kan
krijgen, men daaraan ook de voorkeur zal geven.
Wat betreft de oorzaken van het tekort aan onderwijzers
met hoofdakte, die zijn velerlei. De bond legt, in dit verband,
den nadruk op de salarisregeling en ik stem toe, dat de
schuld daarin voor een gedeelte ook wel schuilt. Maar het gebrek
aan onderwijzers met hoofdacte is meer een gevolg van een
samenloop van omstandigheden. In de eerste plaats hebben wij
een oorzaak te zoeken in onze eigen gemeente, doordat de
nieuwe tweedeklassescbool (Koops) als het ware de scholen
3e klasse heeft geplukt, zoodat die scholen daardoor gebrek
hebben.
Een tweede oorzaak is de mobilisatie, want de onderwijzers,
die onder de wapenen zijn, solliciteeren natuurlijk niet mede,
omdat zij wel begrijpen, dat ze waarschijnlijk niet in aan
merking zullen komen, want wat heeft men aan een onder
wijzer, die benoemd is en niet kan komen, of wanneer hij
terugkomt weder wegmoet? Zoo zijn er tal van factoren, die
hebben medegewerkt aan het tekort. Ook hadden wij in de
gemeente zelf vroeger meer mannelijke onderwijzers, die een
acte haalden en solliciteerden, maar dat zijn op het oogenblik
meest dames, want de mobilisatie heeft ook ten gevolge, dat
verschillende onderwijzers, die in normalen tijd de hoofdacte
haalden, dit op het oogenblik niet kunnen, zoodat dit
ook weder het aantal onderwijzers met hoofdacte doet ver
minderen.
Wanneer men nu aan het verlangen van den Bond vol
doet, dan heeft men heelemaal niets. Want welke vlugheid
men ook betracht met het invoeren van de nieuwe salarisregeling,
dat zal toch altijd eenigen tijd vereischen en dan moet men
gedurenden al dien tijd op de scholen zitten zonder behoorlijke
onderwijskrachten. Neemt men het voorstel van Burgemeester
en Wethouders aan, dan kunnen de onderwijzers wellicht al
reeds in de volgende zitting worden benoemd, want de voor
drachten zijn, om zoo te zeggen, al in groote voorbereiding.
Summa summarum geloof ik, dat men het verstandigst zal
doen door niet mede te gaan met den wensch van den Bond,
maar door het voorstel van Burgemeester en wethouders aan
te nemen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik weet niet, of ik nog het woord
zal moeten vragen, want de heer van Hamel heeft over mij
heen voornamelijk het adres van de Bondsafdeeling bestreden,
en mij niet, en ik acht mij niet geroepen om dat adres te
verdedigen. Ik had de Memorie van Toelichting tot dit adres
trouwens niet eens gelezen.
De heer van Hamel. Het adres is zooeven voorgelezen.
De heer Sijtsma. Ik ben een oogenblik later gekomen I De
heer van Hamel heeft mij echter niet geantwoord op mijn
opmerking, of het niet wenschelijker was, dat wij in plaats
van de verordening te gaan wijzigenhaar een korten tijd
buiten werking stellen.
Verder stemt de heer van Hamel feitelijk toe, dat mijne
bewering juist is, dat deze maatregel tengevolge zal hebben,
dat er nog meer onderwijzers met hoofdacte gaan naar de
scholen eerste en tweede klasse. Want hij zegt: »de nieuwe
school tweede klasse heeft de andere scholen al reeds geplukt."
Er bestaat geen reden aan te nemen, dat dit in het vervolg
anders zal worden. De heer van Hamel noemt nogmaals als
een van de oorzaken het algemeen gebrek aan onderwijzers
met hoofdacte. Daaruit volgt dus dat wij om ze toch te krij
gen, meer zullen moeten bieden. Wanneer wij dan het voor
stel vandaag noodgedrongen moeten aannemen, zou ik er toch
op willen aandringen, dat Burgemeester en Wethouders zoo
spoedig mogelijk met de nieuwe salarisregeling kwamen, opdat
men niet langer kan zeggen, dat de betere salarissen in
andere gemeenten de oorzaak zijn van het gebrek aan onder
wijzers met hoofdacte in Leiden.
En waar wij dit kunnen verwachten en het door den heer
van Hamel ook in uitzicht wordt gesteld, daar acht ik eene
wijziging van de verordening op het oogenblik niet noodig,
maar zou ik het wenschelijker vinden, wanneer men den weg
opging, die door de Plaatselijke Schoolcommissie wordt aan
bevolen.
De heer van Hamel. M. d. V. Een enkel woord nog naar
aanleiding van wat de heer Sijtsma heeft gezegd over de
plaatselijke Schoolcommissie. Het voorstel van de Schoolcom
missie heeft bezwaar ontmoet. De schoolopziener heeft zich
verklaard tegen een tijdelijke buiten werking stelling van de
verordening. Het is dan ook veel beter om de verordening te
wijzigen gelijk thans wordt voorgesteld en om dan later des-
gewenscht hierop weer terug te komen, wanneer de omstan
digheden veranderd zijn.
De Voorzitter. Het is in de praktijk precies hetzelfde wat
de heer Sijtsma en de Schoolcommissie wil, maar het is niet
uitvoerbaar. Wanneer men te doen had met eene particuliere
instelling, zou het mogelijk zijn. Wij willen eene ordelijke
wijze van handelen hebben. Wat de heer Sijtsma wil, is wel
eene populaire manier van handelen, maar niet te gebruiken
voor de gemeente.
Wat de salarisregeling betreft wil ik er op wijzen, dat de
totale kosten der onderwijzerssalarissen in de laatste jaren
met ongeveer ƒ30.000.— zijn vermeerderd. Men moet niet
altijd afgeven op Burgemeester en Wethouders, dat zij niet
met voorstellen komen tot salarisverbetering. Mijn inziens is
eens in de 6 jaar wel voldoende om te komen meteen voor
stel tot salarisverhooging. Periodieke verhoogingen komen
nooit tot hun recht, want voordat men daar aan toe is, is
er weer eene salarisverhooging.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening wordt
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XIX. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de
verbouwing van de Buitengewone School voor Lager Onderwijs.
(Zie lng. St. No. 191).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
XX. Verdeeling van den Raad in Sectiën.
De Voorzitter. Ik wil even memoreeren, dat deze sectiën
ook gelden voor het onderzoek van ons voorstel betreffende
de rechtspositie van de ambtenaren, evengoed als deze sectiën
zullen gelden voor alle zaken, die in aanmerking komen
voor een afdeelingsonderzoek.